over berichten over mensenrechtenschendingen in Roemenië
Beantwoording kamervragen over berichten over mensenrechtenschendingen
in Roemenië
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie West en Midden Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
14 mei 2004
Behandeld
DWM/ME
Kenmerk
DWM/ME -360
Telefoon
070-348 4080
Blad
1/5
Fax
070-348 5329
Bijlage(n)
wiesje.elfferich@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de ledenWilders en Szabo over Berichten over
mensenrechtenschendingen in Roemenië
Graag bied ik u hierbij, mede namens de de staatssecretaris voor
Europese Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door de leden Wilders en Szabo over Berichten over
mensenrechtenschendingen in Roemenië. Deze vragen werden ingezonden op
26 april 2004 met kenmerk 2030413350.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de heer Nicolaï, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van
de leden Wilders en Szabó (VVD) over berichten inzake
mensenrechtenschendingen in Roemenië.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat in oktober en in december 2003
in Transylvanië de organisaties Székely National Council
respectievelijk de Hungarian National Council of Transylvania zijn
opgericht met als doel het entameren van een debat over lokale
democratie en rechten voor de Hongaren in de Székely regio in
Transylvanië?
Antwoord
Ja. Het doel van beide organisaties is, naast het entameren van een
debat over lokale democratie en rechten voor de Hongaren, het
"aanmoedigen van een publieke discussie inzake vitale vragen over
interne zelfbeschikking en lokale democratie en zelfbestuur voor de
Hongaarse minderheden", aldus de website van de Hungarian Human Rights
Foundation (HHRF). Uit de informatie op hun website kan worden
afgeleid dat deze organisatie streeft naar een grote mate van
autonomie voor het deel van Roemenië dat tot aan 1920 deel uitmaakte
van Hongarije In de ogen van de Roemeense regeringscoalitie, inclusief
de Hongaarse minderheidspartij UMDR, is het doel van deze discussie
een (te) ver gaande ambitie.
De discussie over de positie van de Hongaarse minderheid speelt al
sinds 1920. Dit levert af en toe spanningen op in Noord-West Roemenië,
die echter sinds de omwenteling in1989 niet tot escalatie hebben
geleid. De huidige regering heeft, aldus de UMDR, juist veel
verbetering bewerkstelligd ten aanzien van de positie van de Hongaarse
minderheid in Roemenië.
Vraag 2
Bent u, mede in uw functie van voorzitter van de Raad van Europa en uw
prioriteit daarbinnen op het toezicht op mensenrechten, op de hoogte
van meerdere arrestaties sinds oktober 2003 door de Roemeense
autoriteiten van onder meer personen die lid zijn van de in het
Roemeense parlement vertegenwoordigde Democratic Alliance of
Hungarians in Romania, zoals Arpád Andrássy, de loco-burgemeester van
Targu Mures, Imre Fodor, András Tökes, gemeenteraadslid in Targu Mures
en de broer van bisschop Lászlo Tökes? Wat is uw oordeel hierover?
Antwoord
Volgens mededelingen van de HHRF zijn rond 13 oktober de vier genoemde
personen, Imre Fodor, Arpád Andrássy, Lajos Marton en Adrás Tökes,
ieder afzonderlijk aangehouden en verhoord. De vier genoemde personen
zouden volgens diezelfde bron allen zijn verhoord over hun opvattingen
over een autonoom Szekler-land in Roemenië.
Vraag 3
Weet u wat de redenen zijn voor deze arrestaties?
Antwoord
De genoemde personen zijn niet gearresteerd, maar voor verhoor
aangehouden en na verhoor weer vrijgelaten. Geen van de vier is
officieel in staat van beschuldiging gesteld, met andere woorden er is
geen vervolging tegen hen ingesteld.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het interview op 13 oktober 2003 met Dan
Petru, openbaar aanklager van het Hof van Beroep van het district
Mures, waarin hij dreigde dat Fodor, Tökes en Andrássy een
gevangenisstraf van 5 tot 15 jaar riskeren als gevolg van het
verstoren van de constitutionele orde? 1) Wat is uw oordeel hierover?
Antwoord
Ik heb kennis genomen van het interview uit Evenimentul Zilei van 13
oktober jl. De openbaar aanklager, Petru, wordt hierin inderdaad
geciteerd. Sindsdien heeft hij over de door u genoemde aangelegenheid
geen publieke uitspraken meer gedaan. Er is geen strafrechterlijke
vervolging ingesteld door het parket van Targu Mures.
Vraag 5
Bent u op de hoogte van het feit dat op 21 oktober 2003 het
parlementslid Zsolt Szilágyi een petitie aan het Nationale Hof tegen
Discriminatie heeft aangeboden en dat deze instantie op 4 december
2003 heeft geantwoord dat de beschreven gebeurtenissen niet onder haar
jurisdictie vielen en dat ze dus geen uitspraak konden doen? Weet u
dat Szilágyi in protest is gegaan bij het Hof van Beroep in Boekarest,
maar dat deze niet heeft geantwoord? Bent u op de hoogte van de reden
hiervoor?
Antwoord
Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar de Nationale Raad ter
Bestrijding van Discriminatie (National Council to Combat
Discrimination, NCCD in het Engels, CNCD in het Roemeens). De CNCD
blijkt de klacht van de heer Szilagyi inderdaad ontvangen en
bestudeerd te hebben, maar stelde tegenover de Nederlandse ambassade
te Boekarest tot de conclusie te zijn gekomen dat hij niet bevoegd was
om over deze zaak te oordelen. Hij heeft verklaard de indiener te
hebben aangeraden een klacht in te dienen bij het Ministerie van
Openbaar bestuur en Binnenlandse Zaken (waaronder de politie valt) en
bij het Ministerie van Justitie (waaronder het Openbaar Ministerie
valt).
Officieel kan beroep worden aangetekend bij de rechtbank tegen een
sanctie die de CNCD oplegt. Het is echter niet aannemelijk dat de
uitspraak van de CNCD (dat het CNCD niet bevoegd is en dat het beter
ware een klacht in te dienen bij de verantwoordelijke instanties) kan
worden gezien als een sanctie waartegen in beroep kan worden gegaan.
Vraag 6
Bent u op de hoogte van problemen op gebieden als de trage restitutie
van eigendommen aan Hongaren die waren geconfisceerd vóór 1989 en het
niet naleven van juridische afspraken over tweetaligheid in gebieden
waar Hongaren wonen?
Antwoord
Restitutie van eigendommen die tijdens het regime van Ceausescu zijn
geconfisceerd, verloopt in het algemeen traag. Er zijn onvoldoende
aanwijzingen dat hierbij op etnische gronden wordt gediscrimineerd; er
zijn vele berichten dat ook Roemenen vaak lang moeten wachten en
regelmatig een in hun ogen onbevredigend resultaat krijgen. Het
teruggeven van bezittingen met een complexe eigendomsgeschiedenis
duurt vaak langer (bijvoorbeeld kerken, grond). Ook daarbij zijn er
geen aanwijzingen voor discriminatie, maar lijkt dit een fenomeen dat
vele kerken treft. De UMDR heeft zich in de afgelopen jaren
ingespannen om de gelijke behandeling van etnische Hongaren op het
gebied van restitutie van eigendommen te waarborgen.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze u de Roemeense autoriteiten aanspreekt
over deze problemen, zowel in bilateraal als in multilateraal verband,
bijvoorbeeld als voorzitter van de Raad van Europa?
Antwoord
De Roemeense regering wordt zowel in het verband van de Raad van
Europa als door de Europese Commissie (zie bijvoorbeeld het regular
report van november 2003) regelmatig aangesproken over deze problemen.
Nederland zet zich daarnaast door middel van bilaterale projecten in
om onder andere op het gebied van de relatie tussen politie en burgers
een cultuuromslag te bewerkstelligen.
Met de Europese Commissie en de Raad van Europa volgt de Nederlandse
Regering de ontwikkelingen op het gebied van goed bestuur, de
rechtsstaat en omgang met minderheden in Roemenië nauwlettend. Ieder
vanuit de eigen bevoegdheid sporen wij de Roemeense regering aan, mede
met het oog op de toetreding tot de EU, ook op dit gebied voldoende
voortgang te blijven boeken.
1) Roemeens dagblad `Evenimentul Zilei', 13 oktober 2003
Ministerie van Buitenlandse Zaken