Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO9513 Zaaknr: 39771
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 14-05-2004
Datum publicatie: 14-05-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 39.771
14 mei 2004
whk
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Amsterdam van 31 januari 2003, nr. P01/01748,
betreffende na te melden beschikking als bedoeld in artikel 51a, lid
1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aan
belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen voor het jaar 1997, het bedrag van het verlies van
dat jaar bij beschikking vastgesteld op f 21.969. De beschikking is,
na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur
gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof
is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij verweerschrift
geconcludeerd tot vernietiging van 's Hofs uitspraak en tot verwijzing
van het geding.
3. Beoordeling van het middel
Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de
Hoge Raad van 12 september 2003, nr. 38517, BNB 2003/366. Verwijzing
moet volgen in verband met de door de Inspecteur voor het Hof
aangevoerde stelling, dat de afschrijving moet worden gemaximeerd tot
het bedrag van de kapitaalinbreng, aan de behandeling waarvan het Hof
niet is toegekomen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten
van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden
beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor
het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere
behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake
van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden
griffierecht ten bedrage van EUR 87, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het
geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op EUR
644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan
als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der
Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot
en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E.
Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2004.