Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO7003 Zaaknr: R03/132HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 14-05-2004
Datum publicatie: 14-05-2004
Soort zaak: civiel - faillissement
Soort procedure: cassatie
14 mei 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/132HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
,
wonende te ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 20 februari 2001 heeft de rechtbank te Breda de
definitieve schuldsanering ten aanzien van verzoekster tot cassatie -
verder te noemen: verzoekster - uitgesproken met benoeming van een
rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Op 14 augustus 2003 heeft een schuldeiser zich gewend tot de
rechter-commissaris in deze rechtbank en een voorstel gedaan tot
beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten
aanzien van verzoekster.
De rechter-commissaris heeft zich bij dat advies aangesloten.
Nadat de rechtbank de schuldeiser en verzoekster had gehoord, heeft
zij bij vonnis van 7 oktober 2003 vastgesteld dat verzoekster
toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsanering
voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en de toepassing van
de schuldsaneringsregeling beëindigd met benoeming, voor het geval
deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat, waardoor de schuldenaar
van rechtswege in staat van faillissement verkeert, in dat
faillissement van een rechter-commissaris en een curator.
Tegen dit vonnis heeft verzoekster hoger beroep ingesteld bij het
gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 4 november 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep
bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft verzoekster beroep in cassatie
ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt
daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot
verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie onder 6 tot
en met 13 van de Advocaat-Generaal.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter,
P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de
vice-president P. Neleman op 14 mei 2004.
*** Conclusie ***
Rek.nr. R03/132HR
Mr L. Strikwerda
Parket, 2 april 2004
conclusie inzake
Edelhoogachtbaar College,
1. Ten aanzien van thans verzoekster van cassatie, hierna:
, heeft de Rechtbank te Breda bij vonnis van 20 februari
2001 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling
uitgesproken.
2. Bij brief van 14 augustus 2003 heeft één der schuldeisers, Reijn
Retro juridische dienstverlening, hierna: Reijn Retro, de
rechter-commissaris voorgesteld om de toepassing van de
schuldsaneringregeling tussentijds te beëindigen, zulks op de grond
dat nieuwe schulden heeft gemaakt en onbetaald heeft
gelaten. De rechter-commissaris heeft zich bij dit voorstel
aangesloten en bij de Rechtbank een voordracht gedaan tot beëindiging
van de schuldsaneringsregeling.
3. Bij vonnis van 7 oktober 2003 heeft de Rechtbank vastgesteld dat
toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de
schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en de
toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, met benoeming,
voor het geval de uitspraak in kracht van gewijsde gaat, waardoor de
schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeert, van
een rechter-commissaris en een curator in dat faillissement. Daartoe
overwoog de Rechtbank onder meer dat gebleken is dat
nieuwe schulden heeft gemaakt bij o.a. Essent en de ANWB en diverse
boetes opgelegd heeft gekregen en dat in een eerder
stadium van de schuldsaneringsregeling ook veel nieuwe schulden had
doen ontstaan.
4. is van het vonnis van de Rechtbank in hoger beroep
gegaan bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, doch tevergeefs: bij
arrest van 4 november 2003 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank
bekrachtigd. Naar 's Hofs oordeel heeft , door geregeld
nieuwe schulden te laten ontstaan (het laten oplopen van de
verkeersboetes; het aangaan van abonnementen waarvan zij vooraf wist
dat zij deze niet kon betalen; de kosten van het blijven autorijden;
de hoge telefoonrekening) en door niet te voldoen aan haar
informatieplicht (het niet melden aan de bewindvoerder van onder
andere haar huwelijk in Turkije), onvoldoende blijk gegeven van
medewerking om de schuldsaneringsregeling te laten slagen en van een
gedrag dat erop is gericht geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Het
gaat hier volgens het Hof niet om een eenmalige gebeurtenis, maar om
een gedragsprobleem, waarbij sprake is van structureel onverantwoord
gedrag, terwijl niet is gebleken dat bereid of in staat
is daarin verandering aan te brengen (r.o. 4.11).
5. is tegen het arrest van het Hof (tijdig; zie art. 351
jo. 342 lid 3 Fw) in cassatie gekomen met een uit vier onderdelen
opgebouwd middel.
6. Onderdeel 1 van het middel verwijt het Hof te hebben miskend dat
aan het beëindigingsverzoek de grondslag is komen te ontvallen, nu ter
terechtzitting van het Hof is gebleken dat de reële mogelijkheid
bestaat dat nog voor het (reguliere) einde van de
schuldsaneringsregeling door middel van een persoonlijke schenking van
haar moeder de gehele schuld bij Reijn Retro afbetaald. De beslissing
van het Hof zou daarom onvoldoende met redenen zijn omkleed.
7. Het onderdeel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof
heeft niet vastgesteld dat een reële mogelijkheid bestaat dat
de bedoelde schuld afbetaald, doch heeft de stellingen
van dienaangaande te vaag en onvoldoende onderbouwd
geoordeeld. Dit oordeel is in het licht van die stellingen (met name
de stelling dat de moeder het nog met haar andere kinderen moet
overleggen) niet onbegrijpelijk. Overigens verliest het onderdeel uit
het oog dat de omstandigheid dat de schuld aan Reijn Retro mogelijk
zou kunnen worden voldaan, het Hof niet van zijn beslissing behoefde
te weerhouden: indien sprake is van een of meer van de gronden bedoeld
in art. 350 lid 3 Fw kan de schuldsaneringsregeling door de rechter -
ook ambtshalve - worden beëindigd, ongeacht of aan de schuldeiser die
de rechter-commissaris heeft verzocht een voordracht tot tussentijdse
beëindiging van de schuldsaneringsregeling te doen, inmiddels door de
schuldenaar uitzicht op betaling is gegeven.
8. Onderdeel 2 van het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft
geoordeeld dat niet voldoende inspanning heeft verricht
om zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen ten behoeve van de
aflossing van de schulden aan de schuldeisers.
9. Het onderdeel berust op een verkeerde lezing van het bestreden
arrest en moet dus, evenals onderdeel 1, stranden op gebrek aan
feitelijke grondslag. Het oordeel van het Hof dat er reden is voor
tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling berust niet op
de grond dat zich onvoldoende zou hebben ingespannen om
zoveel mogelijk activa in de boedel te brengen, doch op de grond dat
nieuwe schulden heeft laten ontstaan en niet heeft
voldaan aan haar informatieplicht jegens de bewindvoerder. Overigens
heeft het Hof, waar het spreekt over het laten ontstaan van nieuwe
schulden, anders dan onderdeel 2 lijkt aan te voeren, niet (alleen)
het oog op de schulden die zijn ontstaan door de pogingen van
om een eigen bedrijf op te starten, maar (ook en vooral)
op de oplopende verkeersboetes, op de afgesloten abonnementen waarvan
vooraf wist dat zij die niet kon betalen, op de kosten
van het blijven autorijden, en op de hoge telefoonrekening.
10. De klacht van onderdeel 3 van het middel komt erop neer dat het
Hof zijn beslissing onvoldoende met redenen heeft omkleed aangezien de
door het Hof in aanmerking genomen nieuw ontstane schulden ten dele
niet onbetaald behoeven te blijven (de schuld aan Reijn Retro) of
reeds zijn betaald (de telefoonrekening), ten dele betrekking hebben
op relatief kleine bedragen (de afgesloten abonnementen) en daarom
niet bovenmatig kunnen worden genoemd in de zin van art. 350 lid 3 sub
d Fw.
11. Ook dit onderdeel zal niet tot cassatie kunnen leiden. Nog
daargelaten dat de beslissing van het Hof tot tussentijdse beëindiging
van de schuldsaneringsregeling niet alleen berust op de grond dat
nieuwe schulden heeft laten ontstaan, maar ook op de
grond dat niet aan haar informatieplicht jegens de
bewindvoerder heeft voldaan, verliest het onderdeel uit het oog dat
het Hof niet aannemelijk heeft geoordeeld dat de schuld aan Reijn
Retro inderdaad zal worden betaald en dat het Hof - niet
onbegrijpelijk - heeft geoordeeld dat de telefoonrekening weliswaar
door de gemeente is betaald, maar dat dit niet eraan afdoet dat
deze schuld wel eerst heeft laten ontstaan. Voorts ziet
het onderdeel eraan voorbij dat de vraag of de afgesloten abonnementen
hebben geleid tot bovenmatige schulden in de zin van art. 350 lid 3
sub d Fw, moet worden afgemeten aan de hoogte van het leefgeld van de
schuldenaar. Bij toepassing van deze maatstaf is niet onbegrijpelijk
dat het Hof bij de beoordeling van de vraag of de grond van art. 350
lid 3 sub e Fw zich voordoet, de schulden wegens de afgesloten
abonnementen (bij elkaar ruim 900 Euro tegen een aan
verleend leefgeld van 70 Euro per week) mede in aanmerking heeft
genomen.
12. Onderdeel 4 van het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat
niet heeft voldaan aan haar informatieplicht door aan de
bewindvoerder onder andere niet te melden dat zij in Turkije ging
trouwen. Het onderdeel betoogt dat (het Hof heeft miskend dat)
zich niet bewust was van het feit dat zij verplicht was
het voorgenomen huwelijk aan de bewindvoerder te melden en voorts dat
zij door haar huwelijk de schuldeisers niet heeft gefrustreerd in hun
verhaalsmogelijkheden, zodat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat
hier sprake is van handelen in de zin van art. 350 lid 3 sub c Fw.
13. Naast de uit de wet voortvloeiende informatieplichten, rust op de
schuldenaar ook een meer algemene verplichting tot het verschaffen van
die inlichtingen aan de bewindvoerder waarvan de schuldenaar weet of
behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende
uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het niet nakomen van deze
verplichting kan aanleiding vormen tot de beëindiging van de
schuldsaneringsregeling op grond van het bepaalde in art. 350 lid 3
sub c Fw. Zie HR 15 februari 2002, NJ 2002, 259 nt. B. Wessels. Het
aangaan door de schuldenaar van een huwelijk kan, afhankelijk van het
op het huwelijksvermogensregime toepasselijk recht,
vermogensrechtelijke gevolgen hebben die van invloed kunnen zijn op de
verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers. Dat had , naar
het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, behoren te
begrijpen. 's Hofs oordeel dat de bewindvoerder had
dienen in te lichten over haar voorgenomen huwelijk en dat zij, door
dit na te laten, in haar informatieplicht is tekortgeschoten, getuigt
dan ook niet van een onjuiste rechtsopvatting. Onderdeel 4 faalt
daarom.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,