de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
BZ 2004-00455 M
Onderwerp
Tweede Kamervragen n.a.v. de Voorlopige Rekening 2003
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Tweede Kamervragen naar aanleiding van de Voorlopige Rekening
2003.
DE MINISTER VAN FINANCIEN
Kamervragen Voorlopige rekening 2003
Vraag 1
Kan per departement een overzicht worden gegeven van de in 2003 per saldo gerealiseerde over- of
onderschrijding van de begroting, de maximale eindejaarsmarge en de eindejaarsmarge die op basis
van de stand Voorlopige Rekening ten gunste of ten laste zou komen van de begroting 2004? Kan dit
overzicht in het vervolg standaard in de Voorlopige Rekening worden opgenomen?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft per departement een overzicht van de (stand Voorlopige Rekening)
gerealiseerde over- of onderschrijding in 2003, de maximale eindejaarsmarge en de eindejaarsmarge
die op basis van stand VR ten gunste of ten laste van de begroting 2004 zal komen.
Onderuitputting 2003 stand
Voorlopige Rekening
- = onderuitputting
OnderuitputtinMaximale EJM Verwerkt in
2003 bg 2004
1Huis der Koningin -
-0,857
2Hoge colleges van Staat 1,711 1,711
-8,7090
3Algemene Zaken -0,058
0,452 0,058
4Koninkrijksrelaties -27,427 9,076 9,076
6Justitie -72,757 45,667 45,667
7BZK (incl arbeidsvoorwaarden) -94,417 71,874 71,874
8OCW -71,652 227,698 71,652
9A/BNationale schuld en Financiën -136,192 29,093 29,093
10Defensie 29,100 136,134 -29,100
11VROM -32,034 34,153 32,034
12V&W 8,156 23,432 -8,156
13EZ 12,890 15,074 -12,890
14LNV -7,133 20,086 7,133
15SZW R -17,640 2,848 2,848
SZA bg gefinancierd -173,300 153,588 153,588
16VWS R -53,706 28,007 28,007
55Infrafonds -183,237 100% 185,800
HGIS -164,617 181,500 164,617
Totaal -993,590 980,393 753,012
De werkelijk gerealiseerde eindejaarsmarges worden bij slotwet op basis van de definitieve
realisaties vastgesteld. De verwerking van de eindejaarsmarge - en de autorisatie ervan door de
Tweede Kamer - vindt plaats bij de Voorjaarsnota.
Vraag 2
De Voorlopige Rekening 2000 telde 56 pagina's, die voor 2001 had een omvang van 52 pagina's,
terwijl de vorige en huidige Voorlopige Rekening elk nog geen 7 pagina's beslaan. Tegelijk wordt de
verstrekte informatie minder en wordt steeds meer verwezen naar het Jaarverslag. Is de Voorlopige
Rekening aan het verdwijnen?
Antwoord
De afgenomen omvang van de Voorlopige Rekening is het directe gevolg van het toenemende belang van
het Financieel Jaarverslag Rijk. Vorig jaar is het eerste Financieel Jaarverslag Rijk op basis van
een volledige VBTB-begrotingscyclus verschenen. Vanaf dat moment is een aantal bijlagen die
voorheen in de Voorlopige Rekening werden gepresenteerd verschoven naar het Financieel Jaarverslag
Rijk. Het betreft de uitgebreide analyse van de inkomstenontwikkelingen en de Verticale
Toelichting. De Voorlopige Rekening geeft, conform de eisen van de Comptabiliteitswet, een
voorlopige stand van de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten over het betreffende jaar. In het
Financieel Jaarverslag Rijk wordt de definitieve rekening opgemaakt. Het Financieel Jaarverslag
Rijk is daarom het geëigende moment om meer achtergrondinformatie bij de cijfers te verschaffen. Er
is derhalve niet minder informatie verstrekt. De wijzigingen in de Voorlopige Rekening zijn
aangekondigd in de Voorlopige Rekening 2002.
Vraag 3
Kan alsnog een overzicht worden gegeven van de belangrijkste mutaties binnen het Budgettair Kader
Zorg sinds de Najaarsbrief Zorg inclusief een toelichting? Is het gezien de inspanningen van de
afgelopen jaren in de zorgsector om gegevens versneld te krijgen, in de (nabije) toekomst mogelijk
om naast een Voorlopige Rekening SZA ook een Voorlopige Rekening Zorg te presenteren? Zo niet, hoe
wordt de Kamer in de toekomst geïnformeerd over de ontwikkelingen in de zorgsector bij de
Voorlopige Rekening?
Antwoord
De hier gepresenteerde cijfers geven een globaal beeld van de zorguitgaven, gebaseerd op ramingen
van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en voorlopige cijfers van het College Tarieven
Gezondheidszorg (CTG). In het Jaarbeeld Zorg 2003, dat op de derde woensdag in mei zal worden
gepubliceerd, kan een meer definitief beeld worden gegeven, op basis van meer definitieve
brongegevens. Ook wordt daarin een nadere detaillering van de ontwikkeling in de zorguitgaven
gegeven. Vanwege de beperkte informatie over de zorguitgaven ten tijde van de Voorlopige Rekening
is het weinig zinvol een aparte Voorlopige Rekening Zorg te presenteren.
Als aanvullende verklaring van de cijfers kan het volgende vermeld worden:
Op basis van de gegevens die gebruikt zijn voor de Voorlopige Rekening is duidelijk geworden dat
vooral voor ziekenhuiszorg in 2003 hogere bedragen zijn gedeclareerd dan op basis van de budgetten
verwacht werd. Voor zover de in 2003 gedeclareerde bedragen uiteindelijk inderdaad hoger zijn dan
de budgetten, zal dat leiden tot aanpassing van de verpleegdagtarieven om de ontstane
financieringsvoorsprong te compenseren (zie ook het antwoord op vraag 28).
In de AWBZ bleek uit de voorlopige budgetcijfers vooral een hoger budget (door meer
productieafspraken) in de sector Verpleging en Verzorging (¤ 0,2 miljard). Dit hogere budget leidde
volgens de raming van het CVZ echter maar in beperkte mate in 2003 tot financiering. De
financieringsachterstand die hierdoor mogelijk ontstaat, zal in de voorschotten in 2004
gecorrigeerd worden (zie ook het antwoord op vraag 29).
Vraag 4
Waarom is de overschrijding van de ijklijn voor de Zorg niet gecompenseerd binnen de sector Zorg
zoals is vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord?
Vraag 24
Is de aanzienlijke onderschrijding in het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt ingezet als
compensatie voor de zeer aanzienlijke overschrijding in het kader Zorg? Hoe verhoudt zich dit tot
budgetregel 12 uit de Miljoenennota 2003 dat "alleen in uitzonderlijke omstandigheden compensatie
tussen de drie budgetdisciplinesectoren kan plaatsvinden?"
Antwoord
In het lopende begrotingsjaar is het terugdringen van overschrijdingen vaak niet meer (volledig)
mogelijk. Dit gaat zeker op wanneer de overschrijding zich laat in het jaar voordoet. De gevolgen
van de overschrijding bij de Zorg voor het totale uitgavenkader in 2003 zijn door de
onderschrijding van het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt deels verzacht. Structureel blijven
de regels uit het Hoofdlijnenakkoord van kracht.
Vraag 5
Als een van de oorzaken van de verslechterende financiële situatie van ons land wordt een ongunstig
saldo 2002 van de lokale overheden genoemd. Kan de minister aangegeven waaruit dit ongunstige saldo
bestaat en op welke manieren dit de financiële situatie van het Rijk beïnvloedt, respectievelijk
van invloed is op het EMU-saldo?
Vraag 6
Naar verluidt speelt het lager worden van de reserves en voorzieningen van de lokale overheden een
belangrijke rol. Kan de minister aangeven wat daarvan de oorzaken zijn? Speelt dit bij alle lokale
overheden? Zo niet, is hiervan een specificatie te geven? Welke instrumenten staan de minister ter
beschikking om deze negatieve invloed het hoofd te bieden en welke zou hij eventueel willen
inzetten?
Vraag 18
Kan uitgebreid ingegaan worden op de betrouwbaarheid van het cijfer van het EMU-saldo lokale
overheden; hoe verkrijgt het CBS zijn cijfers en is juist dat cijfer van gemeenten nogal
willekeurig baten en lasten buiten de eigen cijfers houden? Hoe groot is de check van het
Ministerie van Financiën op de cijfers die gemeenten presenteren?
Vraag 19
Kan de regering inzicht verschaffen in de oorzaken van het negatieve saldo van de lagere overheden?
Waarom komen deze resultaten nu pas openbaar?
Vraag 40
Kan dat worden aangegeven of er bij het kabinet gedachten leven om een verslechtering van het saldo
van lagere overheden in de toekomst zoveel mogelijk te beheersen? Wat gebeurt er naast dat er een
gesprek met VNG zal worden aangegaan?
Antwoord
Het EMU-saldo van de overheid omvat de saldi van de sectoren centrale overheid (met name Rijk),
sociale verzekeringsfondsen en lokale overheden. Positieve en negatieve saldi van de lokale
overheden tellen dus volledig mee in het EMU-saldo. Het ministerie van Financiën baseert zich
daarbij volledig op de informatie van het CBS.
De ontwikkeling van het EMU-saldo van de lokale overheid wordt gemonitord met kwartaalrapportages
op basis van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO). De rapportages worden door het CBS
samengesteld op basis van kwartaalrapportages van de diverse lokale overheden aan het CBS. Het CBS
integreert deze rapportages tot één rapportage van de totale lokale overheden. In 2002 en 2003 was
er sprake van forse tekorten bij de lagere overheden (naar huidige inzichten in 2002 van 0,5% BBP
en in 2003 van 0,6% BBP). Na afloop van het jaar maakt het CBS een eindberekening per gemeente aan
de hand van de jaarrekeningen. Dit resulteerde zowel in 2002 als in 2003 in een laat stadium in een
extra bijdrage aan het tekort. Stappen worden nu gezet om de kwaliteit van de kwartaalsgewijze
informatie te verbeteren.
Een van de factoren achter het toegenomen tekort van de overheid is de teruglopende opbrengst uit
de verkoop van grond. Als netto inkomstenbron liepen deze volgens de Nationale Rekeningen terug van
0,3% BBP in 1999 naar 0,1% in 2001. Mogelijk is in 2002 deze inkomstenbron volledig gestagneerd.
Daarnaast speelt het interen op reserves en het aangaan van leningen ten behoeve van investeringen
een rol. Meer precieze informatie over de achterliggende oorzaken in 2002 komt beschikbaar in de
Nationale Rekeningen van het CBS die deze zomer verschijnt..
Het tekort van de lokale overheden is volledig geconcentreerd bij de gemeenten. Provincies,
waterschappen en overige instellingen droegen in 2002 niet bij aan het tekort.
Omdat gemeenten met een baten-lasten stelsel werken is het EMU-tekort tot nog toe geen
sturingsvariabele geweest. Bij een sluitende gewone dienst kunnen gemeenten toch bijdragen aan een
tekort door in te teren op reserves en voorzieningen, leningen aan te gaan of door deelnemingen te
verkopen (niet relevant voor het EMU-saldo) en deze aan te wenden voor investeringen. Voor de
overheid als geheel is het EMU-saldo wel een relevante sturingsvariabele. De wet FIDO biedt de
minister van Financiën de mogelijkheid om in te grijpen bij de lagere overheden als de grens van 3%
uit het Verdrag van Maastricht wordt overschreden. Allereerst worden nu stappen ondernomen die erop
gericht zijn de informatie over het EMU-saldo van de lagere overheden te verbeteren en worden
voorstellen ontwikkeld die de beheersing van het EMU-saldo van de lagere overheden versterken.
Voor 2004 wordt vooralsnog uitgegaan van een tekort van 1,5 mld euro (0,3% BBP) bij de lagere
overheden. Om dit ook daadwerkelijk te bereiken zal met name door de gemeenten een
beleidsinspanning moeten worden geleverd, bijvoorbeeld door daar waar verantwoord investeringen of
grondaankopen te temporiseren.
Het Rijk en VNG/IPO hebben op 24 maart en 14 april 2004 bestuurlijk overleg gevoerd over de
ontwikkeling van het EMU-saldo van de gemeenten, tijdige en adequate informatievoorziening en over
de benodigde beleidsinspanning. Afgesproken is dat samen met CBS en de decentrale overheden op
korte termijn zal worden onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om de
informatievoorziening te verbeteren en te versnellen. Dit moet voorkomen dat verrassingen zoals die
zich dit voorjaar voordeden, waarbij ramingen voor reeds afgesloten jaren fors moesten worden
bijgesteld, in de toekomst voorkomen kunnen worden.
Op basis van een nadere analyse van de financiële ontwikkelingen bij de lagere overheden zal een
gezamenlijke werkgroep van rijk en lokale overheden zo snel mogelijk voorstellen ontwikkelen voor
een verbeterde beheersing van het EMU-saldo van de lagere overheden. Informatie wordt opgevraagd
over de ontwikkeling van de kapitaaldienst en met name de grondpositie bij de gemeenten voor de
jaren 2004-2006. Op basis daarvan zal worden bezien welke aanvullende afspraken of maatregelen op
korte termijn nodig zijn. Mede op basis van de ervaringen in het buitenland zal ook gekeken worden
naar een meer structurele methodiek.
Vraag 6
Naar verluidt speelt het lager worden van de reserves en voorzieningen van de lokale overheden een
belangrijke rol. Kan de minister aangeven wat daarvan de oorzaken zijn? Speelt dit bij alle lokale
overheden? Zo niet, is hiervan een specificatie te geven? Welke instrumenten staan de minister ter
beschikking om deze negatieve invloed het hoofd te bieden en welke zou hij eventueel willen
inzetten?
Antwoord
Zie vraag 5.
Vraag 7
Wat is de oorzaak van de verslechtering van het EMU-saldo ten opzichte van de Najaarsnota 2003 (dus
in de laatste maand van 2003)? Wat is de huidige raming van het EMU-saldo lokale overheden voor de
jaren 2004-2008? En wanneer is deze voor het laatst aangepast?
Antwoord
De verslechtering van het EMU-saldo ten opzichte van Najaarsnota werd met name veroorzaakt door de
doorwerking in 2003 van een ongunstig saldo in 2002 van de lagere overheden en door hogere
zorguitgaven. De huidige raming van het EMU-saldo lagere overheden bedraagt -0,3% in 2004, aflopend
naar 0% in 2007 en 2008. Deze raming is voor het laatst aangepast in de Voorjaarsnota 2004.
Vraag 8
Als een van de oorzaken van de verslechterde financiële situatie van ons land wordt een ongunstig
saldo 2002 van de lokale overheden genoemd.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 17
Vraag 9
In het Strategisch Akkoord werd voor de periode 2003-2006 uitgegaan van een gemiddelde groei van
2½% per jaar. Met dat voor ogen werd besloten tot maatregelen die volgens het CPB de groei zouden
beperken en de werkloosheid zouden doen stijgen. Moet - nu de economie is gekrompen met 0,7% --
achteraf worden vastgesteld dat onjuiste beleidskeuzes zijn gemaakt?
Is de omvang van het verschil tussen de raming van de economische groei (+2½%) en de realisatie
(-0,7%) uitzonderlijk? Is de oorzaak hiervan het tekortschieten van ramingstechnieken? Geldt het
grote verschil ook voor de ramingen van andere organisaties die economische groei ramen (EC, OESO,
IMF)?
Vraag 10
Kan de grote kloof tussen de oorspronkelijke raming voor 2003 (2½% groei) en de feiten (0,7% krimp)
worden verklaard uit de relatieve hoogte van de loonkosten?
Vraag 11
In welke mate hebben de groeiremmende maatregelen uit het Strategisch Akkoord bijgedragen aan de
economische krimp?
Vraag 13
In welke mate is de snelle omslag van de economische groeicijfers beleidsgedreven?
Antwoord
In de Miljoenennota 2003 werd, evenals in de Macro Economische Verkenning 2003, ervan uitgegaan dat
de economische groei in 2003 zou aantrekken tot 1½%. Naar huidige inzichten is de groei echter
verder ingezakt zodat de Nederlandse economie in 2003 zelfs met 0,7% is gekrompen. In de
Miljoenennota 2003 werd de groei dus met 2¼%-punt overschat.
Een dergelijke bijstelling van de groeiraming is geen uitzondering. Ook de Europese Commissie, de
OESO en het IMF hebben de BBP-groei voor 2003 vooraf te hoog geschat. De ervaring leert dat
conjunctuurinstituten de groei ten tijde van een economische neergang doorgaans overschatten, en de
groei ten tijde van een economische opgang juist onderschatten. Vooral het ramen van omslagpunten
blijkt erg lastig te zijn.
Er zijn diverse verklaringen te geven voor de tegenvaller in de BBP-groei. Er moet om te beginnen
op de tegenvallende ontwikkeling van de wereldhandel worden gewezen. Daarnaast viel ook de
ontwikkeling van de concurrentiekracht tegen. De stijging van de arbeidskosten per eenheid product
ging meer uit boven die van de concurrenten dan werd verwacht. Dit hing vooral samen met een
onverwachte sterke koersstijging van de euro, waardoor de groei van de arbeidskosten per eenheid
product van concurrenten buiten het eurogebied (in euro's gemeten) werd gedrukt. In hoofdstuk 1 van
het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2003 worden de verschillende oorzaken van de
groeibijstelling uitgebreid behandeld.
Op korte termijn hebben de meeste maatregelen uit het Strategisch Akkoord door de directe
bestedingseffecten een licht negatief effect op de economische groei. Op lange termijn blijven de
effecten op de economische groei daarentegen beperkt, mede dankzij de specifieke invulling die bij
de ombuigingen is gekozen. Overigens geldt dat, indien het kabinet nu geen maatregelen zou hebben
genomen, die maatregelen in de toekomst noodzakelijk zouden zijn geweest.
Vraag 10
Kan de grote kloof tussen de oorspronkelijke raming voor 2003 (2½% groei) en de feiten (0,7% krimp)
worden verklaard uit de relatieve hoogte van de loonkosten?
Antwoord
Zie vraag 9.
Vraag 11
In welke mate hebben de groeiremmende maatregelen uit het Strategisch Akkoord bijgedragen aan de
economische krimp?
Antwoord
Zie vraag 9.
Vraag 12
Wat zijn de effecten op het nationaal vermogen en wat zijn de effecten op het EMU-saldo wanneer
lagere overheden bezit verkopen en wat zijn de effecten indien zij de opbrengst inzetten voor
investeringen?
Antwoord
Ingeval lokale overheden bezit verkopen aan het derden buiten de overheid dan neemt het nationale
vermogen af als de liquide middelen worden geconsumeerd. Als de lokale overheden de resulterende
opbrengst inzetten voor investeringen dan wordt het nationale vermogen niet beïnvloed. De uitgaven
voor investeringen tellen mee in de berekening van het EMU-saldo en leiden tot een naar rato
verslechtering van het EMU-saldo.
Hierbij is nationaal vermogen opgevat als het vermogen van de overheid. Het effect van een
dergelijke transactie op het EMU-saldo is afhankelijk van het type activa dat verkocht wordt.
Ingeval financiële activa, zoals aandelen in een energiebedrijf verkocht worden is er geen effect
op het EMU-saldo. Ingeval niet-financiële activa als gebouwen verkocht worden dan tellen de
ontvangsten wel mee bij de berekening van het EMU-saldo van de overheid.
Conclusie is derhalve dat als de opbrengst van financiële activa wordt aangewend voor
investeringen, het EMU-saldo verslechtert. Als investeringen worden gefinancierd door de opbrengst
van niet- financiële activa dan blijft het EMU-saldo ongewijzigd.
Vraag 13
In welke mate is de snelle omslag van de economische groeicijfers beleidsgedreven?
Antwoord
Zie vraag 9.
Vraag 14
Wat is de rol van automatische stabilisatoren geweest bij het beleid in 2003.
Antwoord
In 2003 hebben de automatische stabilisatoren grotendeels kunnen werken. Het kabinet heeft de
verslechtering van het EMU-saldo (met 2,5%-punt ten opzichte van Miljoenennota 2003), waartoe de
tegenvallende groei leidde, deels geaccepteerd. Deze verslechtering is echter niet volledig
geaccepteerd. Zonder de getroffen maatregelen zou het EMU-tekort nog groter zijn geweest en bijna
op 4% zijn uitgekomen. In dat geval zou het perspectief op begrotingsevenwicht, en daarmee ook op
het bereiken van houdbare overheidsfinanciën, nog verder achter de horizon zijn verdwenen.
Vraag 15
Kan naar aanleiding van het CEP een en de nieuwe cijfers van het CBS een actualisering (met een
overzicht van de structurele doorwerking vanaf 2004) van de cijfers in de Voorlopige Rekening 2003
gegeven worden?
Antwoord
Een actualisering van de cijfers in de Voorlopige Rekening ontvangt u in het Financieel Jaarverslag
Rijk 2003 (voor het jaar 2003) en in de Voorjaarsnota (meerjarige doorwerking).
Vraag 16
De krimp van 0,8% is inmiddels gewijzigd. Kan aangegeven worden wat de achterliggende oorzaak voor
deze recente bijstelling is?
Antwoord
In februari 2004 heeft het CBS een eerste raming van de groei van het Nederlandse BBP in 2003
gepubliceerd van -0,8%. Dit cijfer is in april jl. bijgesteld naar -0,7%. Het is niet
ongebruikelijk dat het CBS de cijfers in de loop van de tijd bijstelt. In de loop van de tijd komt
namelijk steeds gedetailleerdere informatie bij het CBS binnen, die tot bijstelling van eerdere
ramingen kan leiden.
Vraag 17
Hoe groot bedraagt precies de verslechtering van het EMU-saldo van Lokale Overheid in de Voorlopige
Rekening ten opzichte van Najaarsnota? En is inmiddels de verslechtering van dit saldo nog groter
geworden? Zo ja, hoeveel?
Antwoord
Dit voorjaar zijn op verschillende momenten nieuwe inzichten over het saldo lokale overheid bekend
geworden. Bij voorlopige rekening is informatie over de realisatie over 2002 verwerkt, echter uit
de eerste gegevens uit de Fido statistiek 2003 blijkt dat het EMU-saldo verder is verslechterd van
de lokale overheid. Ook dit cijfer is overigens nog niet definitief.
Overzicht EMU-saldo lokale overheid en totaal 2003; in %BBP
Lokale overheid Totaal EMU-saldo
Miljoenennota 2004 0,0% -2,3%
Najaarsnota 0,0% -2,7%
Voorlopige rekening -0,2% -2,9%
FJR -0,6% -3,2%
Vraag 18
Kan uitgebreid ingegaan worden op de betrouwbaarheid van het cijfer van het EMU-saldo lokale
overheden; hoe verkrijgt het CBS zijn cijfers en is juist dat cijfer van gemeenten nogal
willekeurig baten en lasten buiten de eigen cijfers houden? Hoe groot is de check van het
Ministerie van Financiën op de cijfers die gemeenten presenteren?
Antwoord
Zie vraag 5.
Vraag 19
Kan de regering inzicht verschaffen in de oorzaken van het negatieve saldo van de lagere overheden?
Waarom komen deze resultaten nu pas openbaar?
Antwoord
Zie vraag 5.
Vraag 20
Betreft het saldo van de lagere overheden een optelsom van enkel slechte resultaten of zijn er ook
gemeenten met een positief eindresultaat? Hoe groot is de kans dat de definitieve cijfers een nog
slechter resultaat laten zien?
Antwoord
Het tekort wordt niet veroorzaakt door enkele uitschieters, maar is de optelsom van EMU-tekorten
bij verreweg de meeste gemeenten. Uit de precieze verdeling over de gemeenten voor 2002 blijkt dat
in 2002 nog maar circa een kwart van de gemeenten een overschot had (in EMU-termen). Het cijfer
voor 2002 is definitief. Voor 2003 nog niet. Er valt niet op voorhand te zeggen of nog nadere
bijstellingen nodig zullen zijn op basis van de Nationale Rekeningen, die het CBS deze zomer
publiceert, en in welke richting deze gaan.
Vraag 21
Hebben zich na de Najaarsnota ook nog tegenvallers / overschrijdingen voorgedaan op de
Rijksbegroting? Kan hiervan een overzicht gegeven worden? Kan een onderbouwing gegeven worden van
de belangrijkste onderliggende mutaties die op de Rijksbegroting tot een per saldo meevaller van ¤
0,19 miljard ten opzichte van de Najaarsnota hebben geleid.
Antwoord
Onderstaand een overzicht van de belangrijkste mutaties, zowel tegenvallers als meevallers, die
zijn opgetreden tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening. Per saldo leiden deze mutaties tot een
meevaller van ¤ 0,19 mld.
Tabel 2.2 uit VR:. Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin in
miljarden euro
(min betekent onderschrijding)
2003
Overschrijding Stand NJN 0,04
Tegenboeken In=uit-
taakstelling 0,46
EU-afdrachten 0,05
Onderuitputting BZK/Justitie -0,14
Onderuitputting OCW -0,07
Onderuitputting Financiën 9B -0,12
Onderuitputting HGIS -0,10
Onderuitputting Infrafonds -0,18
Overig -0,09
Totaal bijstelling -0,19
Onderschrijding VR 2003 -0,15
Vraag 22
Wat is de totale omvang van de declaratie waarover op pagina 2 wordt gesproken? Komt dit bedrag
alsnog geheel ten laste van de begroting 2004? Kunnen alle declaraties ook binnen de
eindejaarsmarge worden opgevangen? Zo nee, voor welke begrotingen geldt dat en welk bedrag uit 2003
komt buiten de eindejaarsmarge om rechtstreeks ten laste van de begroting 2004? Betekent de
wijziging van het kasritme op het Infrastructuurfonds dat projecten verlaagd zijn? Zo ja, kan daar
een inzicht in gegeven worden?
Antwoord
Voor de exacte omvang van onderschrijdingen ten gevolge van vertraagde declaraties wordt verwezen
naar de slotwetten en jaarverslagen van de betreffende departementen. Vertraagde uitgaven uit 2003
komen alsnog tot betaling in 2004 en zullen binnen de eindejaarsmarge worden opgevangen. Wijziging
van het kasritme op het Infrastructuurfonds betekent dat de geplande uitgaven op een ander tijdstip
tot realisatie komen. Er is dus geen sprake van verlaging van projectkosten, maar van verschuiving
van de uitgaven in de jaren.
Vraag 23
In de Voorlopige Rekeningen van 2001, 2002 en 2003 laat de Zorg steeds overschrijdingen zien. Ligt
de oorzaak daarvan in een gebrek aan instrumenten om te komen tot de juiste raming of in het gebrek
aan instrumenten om de uitgaven te beheersen?
Antwoord
Met de invoering van het Actieplan Zorg Verzekerd is vanaf eind 2000 de verzekeraars en de
aanbieders in de zorg de mogelijkheid gegeven om extra productieafspraken te maken om daarmee
wachtlijsten aan te pakken. In de praktijk blijkt dat juist tegen het einde van het jaar nog
aanzienlijke hoeveelheden productieafspraken worden gemaakt. Het totaal van de afspraken is daarmee
moeilijk voorafgaand aan of tijdens het jaar te ramen. Ook is erop basis van ervaringsgegevens van
slechts enkele jaren geen betrouwbare raming te maken van de ontwikkeling van de productie.
Vraag 24
Is de aanzienlijke onderschrijding in het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt ingezet als
compensatie voor de zeer aanzienlijke overschrijding in het kader Zorg? Hoe verhoudt zich dit tot
budgetregel 12 uit de Miljoenennota 2003 dat "alleen in uitzonderlijke omstandigheden compensatie
tussen de drie budgetdisciplinesectoren kan plaatsvinden?"
Antwoord
Zie vraag 4.
Vraag 25
Wat is de oorzaak van de tegenvaller door hogere EU-afdrachten?
Antwoord
De tegenvaller uit hoofde van hogere EU-afdrachten vindt zijn oorzaak in hogere BNP-afdrachten
vanwege compensatie van tegenvallende BTW-afdrachten van alle Europese landen bij gelijkblijvende
EU-uitgaven en in hogere landbouwheffingen als gevolg van de Euro/Dollarkoers, Tegenover deze
tegenvallers staan echter ook meevallers vanwege lagere BTW-afdrachten en Invoerrechten als gevolg
van de tegenvallende economische groei. Tegelijk met het lager uitvallen van de Invoerrechten is
ook de vergoeding voor de inning van deze Invoerrechten (de zogenoemde perceptiekosten) lager
uitgekomen. Waar tegenover staat dat de vergoeding voor het innen van Landbouwheffingen is
gestegen.
Vraag 26
In het jaar 2003 heeft er een forse overschrijding van de EPR-uitgaven plaatsgevonden bij VROM. Kan
hiervan worden aangegeven of deze volledig de Rijksbegroting in enge zin in 2003 belast of wordt
deze overschrijding voor een deel doorgeschoven naar het jaar 2004? Zo ja, hoeveel?
Antwoord
In 2003 was voor de Energiepremieregeling (EPR) een budget beschikbaar van ¤ 54 mln. In september
bleek dat het plafond in zicht kwam en is aangekondigd dat de regeling per 16 oktober 2003 zou
worden gesloten. Dit betekende dat men na 16 oktober nog tot half januari 2004 de tijd had om
aanvragen in te dienen voor producten die vóór 16 oktober waren aangeschaft. Naar aanleiding van de
publiciteit over de sluiting van de regeling en acties van de energiebedrijven is er een grote
hausse opgetreden in het aantal aanvragen, wat geresulteerd heeft in de grote overschrijding. Voor
een deel (¤ 22 mln) slaat die neer in 2003. Hiervoor is ruimte gevonden in de onderuitputting bij
andere milieu-uitgaven. Er resteerde een overschrijding van naar verwachting ¤ 99 mln die pas in
2004 tot uitgaven (uitbetaling aan energiebedrijven) zal leiden.
Vraag 27
Wat is de reden om de tabel met de toetsing van de netto-uitgaven van de drie
budgetdisciplinesectoren aan de ijklijnen in de Voorlopige Rekening 2003 achterwege te laten? Kan
deze tabel alsnog gegeven worden? Kan de tabel met de toetsing van de netto-uitgaven van de drie
budgetdisciplinesectoren aan de ijklijnen in het vervolg standaard in de Voorlopige Rekening worden
opgenomen?
Antwoord
In de Voorlopige Rekening is de toetsing van de netto-uitgaven aan de ijklijnen opgenomen door de
totale over- of onderschrijding van de drie budgetdisciplinesectoren te presenteren. Een tabel
waarin ook de netto-uitgaven en het uitgavenkader per sector worden weergegeven komt in het
Financieel Jaarverslag Rijk te staan.
Vraag 28
Hoe groot zijn de tegenvallers in curatieve zorg exact? Kan het kabinet een onderverdeling in mee-
en tegenvallers geven? Wat is de verklaring voor het optreden van deze incidentele tegenvallers?
Antwoord
De tegenvaller van ¤ 0,24 mld in ijklijntermen die in de Voorlopige Rekening 2003 is vermeld voor
de curatieve zorg betreft een voorlopige inschatting van de overschrijding. In het Jaarbeeld Zorg
2003, dat op de derde woensdag in mei zal worden gepubliceerd, wordt een nadere detaillering van de
tegenvaller gegeven. In dit geval betreft de vermelde tegenvaller vooral een hoger bedrag aan
gedeclareerde tarieven in 2003 dan wat op basis van de budgetten verwacht werd.
Vraag 29
Wat wordt exact bedoeld met 'de gemelde hogere budgetten in de AWBZ zullen waarschijnlijk voor het
merendeel pas in 2004 tot financiering leiden en het beeld voor 2003 in relatief geringe mate
belasten'? Wat is de relatie tussen deze zin en de in de Voorlopige Rekening gepresenteerde
cijfers?
Antwoord
Voorzover hogere budgetten in de AWBZ het gevolg zijn van extra productieafspraken die tegen het
einde van het jaar zijn gemaakt is het onwaarschijnlijk dat die productieafspraken nog hebben
kunnen leiden tot aanpassing van de voorschotten die in het jaar 2003 aan de instellingen zijn
overgemaakt. Als de betaling van het budget in 2004 plaatsvindt, belast de budgetverhoging volgens
de begrotingsregels ook in 2004 de ijklijn zorg. De cijfers in de Voorlopige Rekening geven de
bedragen die relevant zijn voor de ijklijn zorg.
Vraag 30
Zal het opnieuw invoeren van de kortingsmaatregel leiden tot een meevaller in de begroting 2004?
Ofwel kan het totaaleffect van de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven
aangegeven worden?
Antwoord
De uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven leidt in 2003 naar de huidige
inzichten tot een incidenteel besparingsverlies van ¤ 0,1 miljard in ijklijntermen. In 2004 is een
convenant met ZN, KNMP en Bogin afgesloten dat er naar verwachting toe zal leiden dat de te
besparen bedragen vanaf 2004 zullen worden gerealiseerd.
Vraag 31
Moet uit de uitspraak dat de hogere budgetten in de AWBZ voor het merendeel waarschijnlijk pas in
2004 tot financiering leiden worden opgemaakt dat de overschrijding van de ijklijn Zorg in 2003 nog
veel hoger is geweest dan 1 miljard? Hoe groot is naar schatting deze financiering in 2004?
Antwoord
De in de tabel weergegeven cijfers geven de geraamde overschrijding van de ijklijn zorg in 2003.
Over de financieringsmutaties wordt u geïnformeerd in het Jaarbeeld Zorg 2003 dat op de derde
woensdag in mei verschijnt.
Vraag 32
Waaruit bestaan de tegenvallers van ¤ 450 miljoen in de zorg?
Vraag 34
Is het mogelijk een nadere kwantitatieve en kwalitatieve toelichting te krijgen op de verschillende
overschrijdingen in de Zorg? Welke concrete mee- en tegenvallers zijn er?
Antwoord
Omdat de Voorlopige Rekening een globale en zeer voorlopige weergave geeft van de
uitgavenontwikkeling onder de ijklijn zorg, ziet u in het overzicht slechts een beperkte
detaillering. Actuele cijfers in meer detail zult u vinden in het Jaarbeeld Zorg 2003, dat op de
derde woensdag in mei verschijnt. Zie voor een aanvullende verklaring het antwoord op vraag 3.
Vraag 33
Hoe kan er ondanks de flink tegengevallen economische groei een meevaller optreden bij het aantal
verstrekte WW-uitkeringen? Zijn de gehanteerde ramingen wel onderling consistent?
Antwoord
In het algemeen geldt dat een tegenvallende conjunctuur zichtbaar wordt in een oplopende
werkloosheid. Bij de beoordeling van de ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen is onder meer
van belang welke periodes en bijstellingen worden vergeleken.
Het aantal verstrekte WW-uitkeringen in 2003 is in de Brief Voorlopige Rekening SZA in beperkte
mate neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de stand in de Najaarsbrief SZA. Ten opzichte van de
raming aan het begin van 2003 is echter nog steeds sprake van een flinke stijging van het aantal
verstrekte uitkeringen. Het aantal uitkeringsjaren WW in 2002 bedroeg 164.000 en in 2003 is dit
opgelopen tot 216.000 in de huidige stand.
Hieruit blijkt dat het beeld van tegenvallende groei en oplopende werkloosheidsuitgaven wordt
bevestigd, zodat van inconsistentie in de ramingen geen sprake is.
Vraag 34
Is het mogelijk een nadere kwantitatieve en kwalitatieve toelichting te krijgen op de verschillende
overschrijdingen in de Zorg? Welke concrete mee- en tegenvallers zijn er?
Antwoord
Zie het antwoord op de vragen 3 en 32.
Vraag 35
Hoe is de precieze relatie tussen de genoemde hogere budgetten in de AWBZ en de brief van de
staatssecretaris van VWS van 5 april 2004 over de beheersing van de kosten van de AWBZ? Om welke
bedragen gaat het in respectievelijk 2003 en 2004?
Antwoord
De informatie waar de staatssecretaris van VWS zich op heeft gebaseerd, was op het moment van
verschijnen van de Voorlopige Rekening 2003 nog niet beschikbaar. In de Voorlopige Rekening 2003 is
op basis van voorlopige CTG-cijfers rekening gehouden met ¤ 0,2 miljard hogere budgetten in de
AWBZ. In het Jaarbeeld Zorg 2003 dat op de derde woensdag in mei verschijnt, zult u geïnformeerd
worden over de uitkomst voor 2003 op basis van meer definitieve cijfers. Voor het jaar 2004 kunt u
concluderen dat op basis van de per 1 maart totaal gecontracteerde omzet het gehele bedrag dat in
de begroting 2004 voor de AWBZ beschikbaar is (¤ 20,8 miljard), tot besteding gekomen is.
Vraag 36
Hoe is de meevaller van ¤ 0,1 miljard in de laatste maand van 2003 (na stand Najaarsnota)
veroorzaakt? Gaat het om een incidenteel voorval? Zo nee, waarom is dit in de Najaarsnota niet
voorzien?
Antwoord
De meevaller van ¤ 0,1 miljard van de gasbaten is deels terug te voeren op een hogere olieprijs en
deels op de afronding van cijfers. De olieprijs waaraan de prijs van het gas gekoppeld is, kwam
hoger uit dan de geraamde US$ 27. Daardoor betrof de realisatie ¤ 2,39 miljard terwijl de raming ¤
2,34 miljard bedroeg. Het verschil bedraagt dus enkel ¤ 0,05 miljard, maar afgerond komt dit uit op
¤ 0,1 miljard.
Vraag 37
Hoe kunnen de nabetalingen van de fondsen aan het Rijk leiden tot lagere inkomsten bij de
volksverzekeringen?
Vraag 38
Aangegeven wordt dat de hogere belastingontvangsten veroorzaakt worden door hoger dan geraamde
nabetalingen van de sociale fondsen aan het rijk. Op dezelfde pagina wordt aangeven dat
premieontvangsten lager zijn dan verwacht door lagere inkomsten bij de volksverzekeringen hetgeen
samenhangt met de eerder genoemde nabetalingen. Kan uitgelegd worden hoe deze nabetalingen nu
precies met elkaar samenhangen en wat het effect daarvan is op het EMU-saldo?
Antwoord
De systematiek van de nabetalingen is als volgt. De premies volksverzekeringen worden tezamen met
de loon- en inkomensbelasting geheven in de loon- en inkomstenheffing. Tijdens het lopende jaar
worden voor de verdeling van de loon- en inkomstenheffing over belasting en premies
volksverzekeringen voorlopige verdeelsleutels gehanteerd. Pas nadat het merendeel van de loon- en
inkomstenheffing is afgedragen dat betrekking heeft op het betreffende jaar kunnen de definitieve
sleutels vastgesteld worden. Voor de loonheffing kan de definitieve sleutel twee jaar later
vastgesteld worden, voor de inkomstenheffing vier jaar later. Het verschil tussen de voorlopige en
de definitieve sleutel wordt middels de nabetalingen tussen het rijk en de sociale fondsen
verrekend.
De nabetaling welke in 2003 heeft plaatsgevonden heeft voor de loonheffing betrekking op het
transactiejaar 2001 en voor de inkomstenheffing op het transactiejaar 1999.
De hoger dan geraamde nabetaling van de fondsen aan het rijk leiden tot hogere belastingontvangsten
en lagere premieontvangsten. Aangezien het gaat om een overdracht tussen verschillende sectoren van
de overheid is het effect op het EMU-saldo 0, zoals eveneens is aangegeven in tabel 3.1 van de
Voorlopige Rekening 2003.
Vraag 38
Aangegeven wordt dat de hogere belastingontvangsten veroorzaakt worden door hoger dan geraamde
nabetalingen van de sociale fondsen aan het rijk. Op dezelfde pagina wordt aangeven dat
premieontvangsten lager zijn dan verwacht door lagere inkomsten bij de volksverzekeringen hetgeen
samenhangt met de eerder genoemde nabetalingen. Kan uitgelegd worden hoe deze nabetalingen nu
precies met elkaar samenhangen en wat het effect daarvan is op het EMU-saldo?
Antwoord
Zie vraag 37.
Vraag 39
Hoe verhoudt de ontwikkeling van het EMU-saldo en EMU-schuld in 2003 in Nederland zich tot de
ontwikkeling in andere EU-landen?
Antwoord
Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld in de EU-15 van 2002
op 2003. De tabellen zijn gerangschikt op het verschil tussen 2002 en 2003 (- = een verslechtering
van het EMU-saldo of de EMU-schuld)
Overzicht ontwikkeling EMU-saldo van Nederland in Europees perspectief
2002 2003verschil
Lux 2,7 -0,1 -2,8
Fin 4,3 2,3 -2,0
VK -1,6 -3,2 -1,6
Gri -1,4 -3,0 -1,6
Ned -1,9 -3,2 -1,3
Oos -0,2 -1,1 -0,9
Fra -3,2 -4,1 -0,9
Dui -3,5 -3,9 -0,4
Den 1,7 1,5 -0,2
It -2,3 -2,4 -0,1
Por -2,7 -2,8 -0,1
Bel 0,1 0,2 0,1
Sp 0,0 0,3 0,3
Ier -0,2 0,2 0,4
Zwe 0,0 0,7 0,7
EU-totaal -1,6 -2,3 -0,7
Bron: Spring Forecast 2004.
Overzicht ontwikkeling EMU-schuld van Nederland in Europees perspectief
2002 2003verschil
Fra 58,6 63,0 -4,4
Dui 60,8 64,2 -3,4
Fin 42,6 45,3 -2,7
Ned 52,6 54,8 -2,2
VK 38,5 39,7 -1,3
Por 58,1 59,4 -1,3
Ier 32,3 32,0 0,3
Zwe 52,6 51,9 0,7
Lux 5,7 4,9 0,8
Oos 66,6 65,0 1,6
Gri 104,7 103,0 1,7
It 108,0 106,2 1,8
Den 47,2 45,0 2,2
Sp 54,6 50,8 3,8
Bel 105,8 100,5 5,3
EU-totaal 69,4 69,2 0,2
Bron: Spring Forecast 2004
Bovenstaande tabellen geven de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld in de EU-15 van 2002
op 2003. De tabellen zijn gerangschikt op het verschil tussen 2002 en 2003. Het EMU-saldo voor
Nederland is gegeven onder voorbehoud van het definitieve cijfer van het saldo lagere overheden.
Vraag 40
Kan dat worden aangegeven of er bij het kabinet gedachten leven om een verslechtering van het saldo
van lagere overheden in de toekomst zoveel mogelijk te beheersen? Wat gebeurt er naast dat er een
gesprek met VNG zal worden aangegaan?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 5
Vraag 41
Ondanks dat de vermogensbelasting met de Stelselherziening is komen te vervallen wordt deze nog
steeds in het staatje opgenomen met een 0. Waarom is dat?
Antwoord
Met de Stelselherziening is de vermogensbelasting komen te vervallen. De reden om deze post toch
nog op te nemen is dat er nog wel bedragen binnenkomen uit de jaren voor de Stelselherziening. Het
betreft hier kleine bedragen die afgerond uitkomen op 0,0 miljard euro.
Vraag 42
Kan aangegeven worden waarom de box 3 heffing van de vermogensinkomsten niet in het staatje apart
is opgenomen? Kan aangegeven worden voor hoeveel deze heffing bij MLN 2003 en 2004 was geraamd? Wat
de uitkomst was bij NJN 2003? En wat het huidige inzicht is van deze belastingopbrengst in het jaar
2003?
Antwoord
De vermogensrendementsheffing (box 3) maakt onderdeel uit van de inkomstenheffing. De
inkomstenheffing bevat de totaalontvangsten van de drie verschillende boxen. Een opsplitsing naar
de verschillende boxen naar kasontvangsten is niet bekend.
Op basis van steekproefgegevens is het mogelijk om een inschatting te maken van de ontvangsten van
de vermogensrendementsheffing naar het jaar waar het betrekking op heeft. Volgens de voorlopige
nacalculatie van de budgettaire gevolgen Wet inkomstenbelasting 2001 welke begin dit jaar naar de
Kamer is verzonden komt de structurele box 3 opbrengst uit op 2,6 miljard euro.
Ministerie van Financiën