De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2004/1215
datum
14-05-2004
onderwerp
Informele landbouwraad Killarney (IER) 9-11 mei 2004- Verslag
TRC 2004/3723
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Van 9 tot en met 11 mei jongstleden vond in Killarney, Ierland, de
informele Raad plaats van de ministers van landbouw van de Europese
Unie. Dit was de eerste Raad waaraan de nieuwe lidstaten als
volwaardig lid van de EU deelnamen. Voor de gelegenheid waren ook de
landbouwministers uit de huidige kandidaatlidstaten Bulgarije,
Roemenië en Turkije uitgenodigd.
Het thema voor de informele vergadering van de Raad was 'De hervorming
van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en handelsconcessies:
Hoe kunnen we die het beste communiceren?'. Daarnaast is ook uitvoerig
gesproken over de brief van de Commissarissen Fischler en Lamy
(handel) aan de partners in de Wereldhandelsorganisatie (WTO)
betreffende de inzet van de EU in de Doha Ontwikkelingsronde.
datum
14-05-2004
kenmerk
IZ. 2004/1215
bijlage
WTO
Op 9 mei hebben de Commissarissen Fischler en Lamy gezamenlijk een
brief gestuurd aan alle WTO-partners, waarin zij aangeven dat de EU
bereid is om verdere flexibiliteit in de WTO-landbouwonderhandelingen
te tonen. Het meest opvallend in de brief is het feit dat Europa voor
de eerste keer aangeeft dat exportsubsidies geleidelijk kunnen worden
afgeschaft onder de voorwaarde dat er gelijke disciplines komen voor
door andere landen (met name VS, Canada en Australië) gebruikte export
subsidiëringselementen, waaronder voedselhulp, exportkredieten en
staatshandelsondernemingen. Naast deze parallelliteit in
exportsubsidiëring geeft de brief aan dat de genoemde stap op het
gebied van exportsubsidies alleen mogelijk is indien er op de andere
twee terreinen (markttoegang en interne steun) een voldoende
acceptabele overeenkomst tot stand komt, alsmede dat nadrukkelijk
recht is gedaan aan de zogenaamde non-trade concerns. Daarmee worden
de voorstellen van de EU nadrukkelijk als pakket gepresenteerd.
Naast een herhaling van de bekende EU-inzet op het gebied van
markttoegang (zogenaamde blended-formula) en interne steun (sterke
reductie handelsverstorende steun in de amber box en blauwe box),
schrijven beide Commissarissen dat de van reductieverplichtingen
uitgezonderde handelsverstorende steun (de de minimis) voor
ontwikkelde landen (gericht tegen de VS) volledig zou moeten worden
afgeschaft. Hierdoor neemt de EU expliciet afscheid van de in augustus
vorig jaar gepresenteerde gezamenlijke EU-VS tekst en hanteert wederom
de reeds bestaande definitie van de blauwe box. De nieuwe voorstellen
zetten vooral de VS en een aantal andere geïndustrialiseerde landen
onder druk op het gebied van interne steun, omdat er nadrukkelijk
gesteld wordt dat eerst intern beleid hervormd dient te worden,
voordat de steunmaatregel in een andere box kan worden opgenomen.
Bovendien refereert de brief nadrukkelijk aan het belang voor
ontwikkelingslanden en aan het belang meer inhoud te geven aan het
ontwikkelingskarakter van deze onderhandelingsronde. Ontwikkelde
landen zouden aan de minst ontwikkelde landen vrije markttoegang (vgl.
EBA) moeten verschaffen. Ook de rijkere ontwikkelingslanden zouden
voor de LDC's tot meer concessies bereid moeten zijn. Daarmee doet de
EU nadrukkelijk een handreiking richting de ontwikkelingslanden, in
het bijzonder de armste onder deze, met name via een speciale
gedifferentieerde behandeling. Voorts wordt een positieve insteek
gekozen ten aanzien van het katoendossier en wordt de inzet geschetst
op het gebied van niet-landbouw, de zogenaamde Singapore issues.
Daarbij valt op dat - ook voor landbouwproducten - de Commissarissen
voorstellen om de minst ontwikkelde landen en andere kwetsbare
economieën - met name de G90 - uit te zonderen van
reductieverplichtingen en dus een 'Round for Free' te geven.
Het initiatief van de Commissie om de vastgelopen onderhandelingen een
nieuwe impuls te geven door nieuwe concessies werd door veel lidstaten
positief ontvangen. Vanuit het oogpunt van strategie en communicatie
prezen zij deze inzet van de Commissie. Ook benadrukten zij het grote
belang van de presentatie van de voorstellen als één pakket. Enkele
lidstaten waren minder gelukkig met de brief. Zij gaven aan de
verdergaande concessie van de Commissie op het gebied van
exportrestituties te vroeg te vinden in de onderhandelingsfase.
Ook ik heb mijn waardering en ondersteuning uitgesproken over de inzet
van de Commissie. Het sluit aan bij het streven van Nederland om de
exportsubsidies af te bouwen voor het einde van de nieuwe financiële
perspectieven (2013) of zoveel eerder als mogelijk. Door open kaart te
spelen over de concessies die de EU bereid is te doen, weerleggen we
de kritiek dat we ons als EU verschuilen achter vage taal. Daarbij heb
ik echter wel de kanttekening geplaatst dat in ruil voor de concessie
ook de door andere WTO-partners gebezigde exportstimuleringsregels ter
discussie worden gesteld. Eveneens heb ik mijn waardering uitgesproken
om in deze ronde meer recht te doen aan de positie van de armste
ontwikkelingslanden.
In een reactie noemde Commissaris Fischler de brief 'een gezonde dosis
vitaminen voor de WTO-onderhandelingen', die een duidelijk signaal
afgeeft van de commitment van de EU jegens de ontwikkelingslanden. Hij
zei dat het een lakmoesproef was voor de oprechtheid van de andere
WTO-partners over hun inzet in de lopende onderhandelingen. Fischler
verzekerde ten slotte dat de Commissie met de brief binnen de grenzen
van haar mandaat blijft.
Communicatie hervorming GLB en handelsconcessies
De discussie over de inzet van de EU in de WTO-onderhandelingen,
hoewel niet formeel geagendeerd, paste wat dat betreft goed bij het
thema van de informele Raad:
'De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en
handelsconcessies: Hoe kunnen we die het beste communiceren?'. Daartoe
had het voorzitterschap een werk-document voorbereid. Daarin wordt
gesteld dat de EU er tot op heden niet in is geslaagd om onze
handelspartners te overtuigen van de merites van de hervormingen van
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de handelsconcessies aan
ontwikkelingslanden (zie ook mijn brief aan uw Kamer met de
geannoteerde agenda van de informele landbouwraad van 6 mei
jongstleden).
Bovenstaande stelling werd in het algemeen door alle lidstaten
ondersteund. Ook bleken zowel de Commissie als de lidstaten bereid
zich meer actief in te zetten om de communicatie te verbeteren.
Nagenoeg alle lidstaten benadrukten het belang van een betere
communicatiestrategie vanuit de EU. Inhoudelijk moet deze zich met
name richten op een betere uitleg van de recente fundamentele
hervormingen van het GLB en de positieve consequenties daarvan in
WTO-kader. Lidstaten benadrukten dat dit zowel in multilateraal als
bilateraal kader dient te geschieden.
Brede overeenstemming bestond ook over de doelgroepen. De strategie
zou zowel gericht moeten zijn op de EU-intern, en dan met name op de
NGO's, als extern, en dan met name op de ontwikkelingslanden.
Verschillende suggesties passeerden de revue, zoals de organisatie van
seminars, workshops en bilaterale contacten.
Verschillende lidstaten benadrukten eveneens het belang om in de
communicatiestrategie ook goed aandacht te geven aan de positie van
andere handelspartners en met name de ontwikkelingslanden.
Ik heb gezegd het te betreuren dat we als EU in de
WTO-onderhandelingen tot op heden niet het krediet hebben gekregen
voor alle wijzigingen van het beleid en dat we moeten proberen een
strategie te bedenken om dit te veranderen. Vervolgens heb ik deze
stelling verder genuanceerd. Zo heb ik aangegeven dat we ervoor moeten
waken de indruk te wekken dat de kritiek op het GLB alleen maar te
wijten is aan de gebrekkige kennis aan de kant van onze
handelspartners. We moeten in ons streven naar betere communicatie
onze ogen en oren niet sluiten voor kritiek.
Een betere informatievoorziening over de hervormingen van het GLB, zo
heb ik gezegd, betekent ook niet dat we in het vervolg van de Doha
Ronde rustig achterover kunnen leunen. We moeten ons als EU
constructief op blijven stellen tegenover verdergaande concessies. Dit
uiteraard op voorwaarde dat de andere partners ook stappen zetten.
Het voornoemde initiatief van de Commissie om de vastgelopen
onderhandelingen een nieuw elan te geven komt dan ook volledig aan dit
standpunt tegemoet.
Wat een mogelijke strategie betreft heb ik gezegd dat agendasetting in
de Landbouw- en Visserijraad wellicht een bijdrage zou kunnen leveren.
Normaliter spreekt de Raad nagenoeg alleen over interne EU-kwesties.
Het is mijns inziens echter van belang zichtbaar te maken dat het de
Raad ook ernst is met internationale landbouwvraagstukken.
Deze zouden dan ook met een zekere regelmaat op de agenda moeten
staan.
Het gaat daarbij niet alleen om WTO-zaken, maar bijvoorbeeld ook om
vraagstukken als markttoegang in relatie tot voedselzekerheid.
Tenslotte heb ik aangeven dat goede communicatie zeer zeker belangrijk
is, maar dat het zeker zo belangrijk is dat we de ontwikkelingslanden
ondersteunen om hun afzet-mogelijkheden voor landbouwproducten te
verbeteren. Hierbij heb ik gewezen op de publiek-private partnerships
die ik samen met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
ondersteun. Die initiatieven zijn gericht op het verbeteren van de
markttoegang van producten uit ontwikkelingslanden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Informele landbouwraad Killarney (IER) 9-11 mei 2004- Verslag
(PDF-formaat, 59 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit