Speech van minister Dekker van VROM op het jaarcongres van de NEPROM
op 13 mei 2004
Dames en heren,
Het is vandaag een belangrijke dag met een feestelijk tintje. U viert
uw dertigjarig jubileum. Ik wil u daarmee van harte feliciteren en
vind het een groot genoegen hier vandaag bij u aanwezig te zijn. In de
dertig jaar van uw bestaan heeft de NEPROM zich ontwikkeld tot een
serieuze en invloedrijke gesprekspartner van VROM. Soms kritisch, maar
kritiek is nodig om een goede rol te spelen in de vorming van het
ruimtelijk beleid.
Ik hoop dan ook van harte dat u nog vele jubilea zult vieren.
Dit congres komt voor mij op een belangrijk moment. Nog maar twee
weken geleden presenteerde ik de Nota Ruimte. Daarmee is voor VROM en
het kabinet een nieuwe fase aangebroken. De voornemens die ik vorig
jaar in mijn begroting heb aangekondigd - zoals ruimte voor
ontwikkeling en maatschappelijke dynamiek - zijn nu vertaald in
concreet beleid. Het is beleid met een duidelijke uitvoeringsagenda,
dwars over de grenzen van de departementen heen. U als NEPROM speelt
in die uitvoeringsagenda een grote rol.
Daarom vind ik het mooi dat dit congres over gebiedsontwikkeling in
het teken staat van samenwerking. Samenwerking tussen
projectontwikkelaars en overheden. U heeft nu zelfs een prijs aan die
samenwerking verbonden: de NEPROM-prijs voor locatieontwikkeling. Dat
is een uitstekend initiatief.
Staat u mij nu toe stil te staan bij deze prijs, en het belang van uw
betrokkenheid bij de ruimtelijke ontwikkeling van ons land. Want de
tijd dat VROM alles wilde regelen vanuit Den Haag is voorbij. Het Rijk
heeft de wijsheid niet in pacht, noch alle oplossingen paraat. Maar
het Rijk en mijn ministerie kunnen helpen die oplossingen te vinden.
Niet door die oplossingen in jarenlange processen te formuleren in
nota's, maar door voorwaarden te scheppen waarbinnen anderen -
burgers, bedrijven, overheden, ú dus - die oplossingen kunnen vinden.
Eerst over uw prijs voor locatieontwikkeling: het valt me op dat
tijdens de dertig jaar van uw bestaan de aard van projectontwikkeling
is veranderd. Ging het aanvankelijk nog om het bouwen, het stapelen
van stenen; in de loop der jaren werd steeds vaker over de grenzen van
het bouwperceel heen gekeken. De aandacht verschoof naar de locatie en
het gebied. Daarmee is het belang van projectontwikkeling toegenomen.
De instelling van uw prijs voor locatieontwikkeling markeert deze
verandering.
En terwijl uw vak zich ontwikkelt naar een steeds grotere
betrokkenheid bij de planvorming, stedenbouw en het beheer, maakt mijn
ministerie een ontwikkeling door waarin vóór die betrokkenheid meer
ruimte komt. U kent mijn adagium: van hindermacht naar
ontwikkelkracht.
Het Rijk stelt nog steeds de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling:
de basiskwaliteit en de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Met die
Hoofdstructuur bedoelen we: de zes nationale stedelijke netwerken, de
mainports Schiphol en Rotterdamse haven, en de hoofdverbindingen
daarnaar toe. Ook het water, de natuur en ons erfgoed zijn in de
Ruimtelijke Hoofdstructuur verankerd.
Maar binnen deze kaders geef ik ruimte voor ontwikkeling, voor
maatwerk. Maatwerk dat niet bedacht kan worden op Rijksniveau, maar
maatwerk dat moet komen van andere overheden en maatschappelijke
organisaties, zoals u.
De methode die we daarbij gebruiken, heet ontwikkelingsplanologie.
Hierbij brengen we mensen met verschillende belangen bij elkaar, om
het gemeenschappelijke doel van een kwalitatief hoogwaardige ruimte te
bereiken. Het is een gebiedsgerichte aanpak getrokken door lokale en
regionale partijen, met PPS als speerpunt. Een aanpak waarbij ik als
minister stimuleer door onnodige hindernissen in wet- en regelgeving
weg te nemen. Een aanpak waaraan het hele kabinet deelneemt via onder
andere de rijksgebouwen, de hoofdinfrastructuur en de ontwikkeling van
een vitaal platteland met gebieden met economisch perspectief.
Het is een aanpak waarbij uw ontwikkeling naar een grotere
betrokkenheid bij het ruimtelijk beleid zeer welkom is. Want het Rijk
stelt de kaders, maar het maatwerk moet - samen met andere partijen -
geleverd worden door u.
Natuurlijk, er zijn veel meningen over de manier waarop ons land moet
worden ingericht. Deze meningen heb ik voor de Nota Ruimte bij elkaar
gebracht. Ik kèn de kritiek, ook die van de NEPROM. Maar uiteindelijk
is het aan mij als minister van VROM om samen met het hele kabinet een
keuze te maken. Je kunt dit land niet vanuit één belang ontwikkelen,
het gaat om de balans. En die balans is de visie achter mijn Nota
Ruimte. Ik hoop nu snel de politieke discussie in de Tweede Kamer te
voeren, zodat de nota kan worden uitgevoerd.
Tot die tijd is dit congres een uitgelezen mogelijkheid om te zien hoe
onze wederzijdse ontwikkelingen op elkaar aansluiten. En ik kan u
zeggen: ik heb daar een goed gevoel over.
Het is namelijk ook belángrijk dat onze ontwikkelingen op elkaar
aansluiten. Met de Nota Ruimte openen we een nieuw hoofdstuk in de
'rood voor groen' geschiedenis, waarvan onlangs op initiatief van
Amstelland een boekje is uitgekomen. Een nieuw hoofdstuk waarbij meer
erkennig is voor uw steeds grotere rol bij de ruimtelijke ontwikkeling
van ons land.
Het wordt nu zaak de ervaring die u heeft opgedaan op lokaal niveau -
met de markt, de wensen van beleggers, de techniek -ook in te zetten
voor gebiedsgerichte projecten op regionaal niveau.
Ik ondersteun dan ook volledig de suggestie van de heer Ruigrok om met
overheden en maatschappelijke organisaties tot een gemeenschappelijke
ontwikkelingsvisie op het Groene Hart te komen. De provincies zijn net
bezig voor dat Groene Hart een nieuw programma op te stellen. Ik zou
zeggen: sluit u zich bij hen aan.
Maar let u ook op: het is mij niet te doen om een poldermodel nieuwe
stijl. Ik ben gericht op de meest efficiënte verdeling van taken,
vanuit de verantwoordelijkheid van ieder en gericht op resultaat.
Gaat u dus vooral door met de uitbreiding naar meer functies binnen de
projectontwikkeling, zoals de nazorg of het beheer van opgeleverde
projecten. Ook juich ik de trend naar beheerconvenanten tussen
gemeenten en ontwikkelaars van harte toe. Zoals ik het eveneens
belangrijk vind dat kopers van nieuwbouwwoningen bij
locatieontwikkeling precies weten aan welke voorzieningen zij in en om
hun woning bijdragen. Gemeenten moeten hen dat inzicht geven, maar u -
als projectontwikkelaars - moet daarvoor de informatie leveren.
Transparantie dus. En voorzichtigheid en marktkennis om woningen niet
uit de markt te prijzen.
Als ik in mijn beleid over ruimte voor ontwikkeling spreek, heb ik het
trouwens niet alleen over ruimte voor u, maar ook over ruimte voor de
burger. U kunt de burger die ruimte bieden. Dat de behoefte er is,
bleek bij de inschrijving op kavels voor particulier
opdrachtgeverschap in het Enschedese plan Roombeek. Het liep storm en
ik maak de betrokkenen een groot compliment voor de geboden
mogelijkheid. Laat het een voorbeeld zijn voor de toekomst.
Ik hoop dat mijn hoofdpunten duidelijk zijn: ruimte voor ontwikkeling.
Ontwikkelingsplanologie. Gebiedsgerichte ontwikkeling, aangestuurd
door lokale en regionale partijen. Met daarbinnen gezonde concurrentie
tussen locaties op basis van kwaliteit, want concurrentie houdt
scherp.
Maar u vraagt zich misschien af: welke rol vervul ik als minister?
Daarover kan ik duidelijk zijn. Mijn voornaamste taak in de
ruimtelijke ontwikkeling bestaat uit het scheppen van de juiste
voorwaarden, de juiste kaders, waarbinnen die ontwikkeling moet
plaatsvinden. De Nota Ruimte is hierin glashelder. En ik heb daarbij
veel aandacht voor de benodigde kennis, kunde en vaardigheden om
gerichte resultaten te bereiken.
Ik denk aan de startconferentie voor ontwikkelingsplanologie in
Schiedam, van drie dagen geleden. Daar hebben provincies op onze
uitnodiging 14 regionale projecten voor ontwikkelingsplanologie
aangedragen, waaronder het Hunzeproject in Drenthe en het
ontwikkelingsprogramma West-Brabant. Ik verwacht in het najaar van
2005 van al deze projecten een gedragen visie en uitvoeringsprogramma.
En van de opgedane ervaring kan iedereen profiteren.
Ik denk bij kennisontwikkeling ook aan de pilots die VROM met andere
departementen houdt om voor gebiedsgerichte projecten de mogelijkheden
van PPS te onderzoeken. Ook dáar verwacht ik in 2005 concrete
resultaten.
Naast het stimuleren van kennis, schept VROM voorwaarden voor
ontwikkeling door het wegnemen van onnodige belemmeringen in wet- en
regelgeving.
Uit een artikel in het Financieele Dagblad van vanmorgen spreekt een
zekere teleurstelling over de termijn waarop we bouw- en
milieuvergunningen daadwerkelijk zullen hebben samengebracht in één
VROM-vergunning.
Ik begrijp dat, want we willen er allemaal het liefst morgen mee aan
de slag. Daarom heb ik vorige week al bekend gemaakt dat het
projectbesluit zal worden opgenomen in de nieuwe Wet Ruimtelijke
Ordening (Wro). Zo kan, vooruitlopend op wijziging van het
bestemmingsplan, binnenkort toch al een bouwvergunning verstrekt
worden voor een deel van een bouwplan.
Toch weet iedereen ook eigenlijk wel dat zorgvuldige wetgevingsarbeid
zijn tijd vraagt. De nieuwe Wro staat op stapel, we schaffen van 100
van de 400 VROM-regelingen af. We waren daarmee overigens het eerste
ministerie dat een dergelijke lijst aan de kamer wist te overleggen.
En wat dacht u van de Interim-wet Stad en Milieu? Die biedt gemeenten
de mogelijkheid om af te wijken van wetten of regels, als deze een
verbetering van de leefomgeving in de weg staan. En van de
VROM-vergunning wil ik zeggen dat drie jaar wat mij betreft de
uiterste termijn is waarop alle administratieve lastenverlichtingen
die ermee samenhangen hun beslag krijgen.
Tot slot onderstreept VROM met de Nota Ruimte gebiedsgerichte
ontwikkeling op regionaal niveau. Financieel rendabele projecten
zouden kunnen bijdragen aan minder rendabele plannen. Nog dit jaar
staat daarover een kabinetsstandpunt op de rol.
Uiteindelijk sta ik voor ruimte voor ontwikkeling. Daarbij gaat het
niet alleen om kantoren, woningen, water, of milieu. Het gaat om de
balans en de beste manier om daarbinnen de verantwoordelijkheden te
verdelen. Daarbij heeft VROM een taak: niet met regels, maar met
steun. Daarbij hebben overheden een taak, net als maatschappelijke
organisaties. En daarbij heeft u een taak: een steeds grotere
betrokkenheid bij de planvorming, uitvoering en het beheer.
Met de instelling van uw prijs geeft u het signaal dat u voor die taak
bent toegerust. En dat op een moment dat die taak ook meer erkenning
en een grotere rol krijgt in de Nota Ruimte. Vandaag is dus niet
alleen een belangrijk moment voor u, maar tevens voor onze
gezamenlijke ontwikkeling bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer