Kamerstuk, 17-5-2004
Schadeloosstelling ex-dwangarbeiders
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2474921
17 mei 2004
In reactie op de brief van 7 april 2004, kenmerk
VWS-04-342/VWS-04-445, over de dwangarbeid die de heer L.C.M.
Jerphanion heeft verricht, kan ik u het volgende meedelen. Ik heb de
e-mail van mevrouw W.C. Jerphanion, nicht van de heer Jerphanion,
aandachtig gelezen en ik wil hier benadrukken dat ik het betreur
hoezeer de heer Jerphanion heeft geleden door zijn gedwongen
tewerkstelling in Duitsland gedurende de Tweede Wereldoorlog.
De schadeloosstelling van de ex-dwangarbeiders is een zaak van de
Duitse regering. Voor de schadeloosstelling is door de Duitse regering
en het Duitse bedrijfsleven dan ook een fonds opgericht. De
Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is vervolgens door de
Duitse regering belast met de uitvoering van de schadeloosstelling van
de niet-joodse ex-dwangarbeiders die niet uit de Oost-Europese landen
afkomstig zijn, en dus ook voor de Nederlanders. De IOM is gekozen
vanwege een wereldwijde spreiding van haar kantoren. Op verzoek van de
IOM heeft de toenmalige Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen (SBO)
hierin voor Nederland een belangrijke taak gekregen. Bij de SBO was al
een door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
gesubsidieerd centraal meldpunt voor ex-dwangarbeiders ingericht. De
SBO heeft een loketfunctie op zich genomen en heeft de aanvragen
gecontroleerd op volledigheid. De gecontroleerde gegevens zijn
vervolgens bij het hoofdkantoor van de IOM in Genève ingediend. Bij
het hoofdkantoor, verantwoordelijk voor de uiteindelijke beslissing
over het verstrekken van een uitkering en voor de uitbetaling zelf,
zou dan geen verdere vertraging op te hoeven treden.
Het blijkt dat slechts weinig niet-joodse, niet-Oost-Europese
ex-dwangarbeiders voor een schadeloosstelling in aanmerking komen en
dat de afhandeling van de schadeloosstelling lang op zich laat
wachten. Hier heeft de Nederlandse regering helaas geen invloed op.
Tijdens het Algemeen Overleg inzake oorlogsgetroffenen van 4 februari
2004, zijn deze kwesties wederom aan de orde gekomen. Ik heb tijdens
dit overleg herhaald dat de schadeloosstelling een kwestie is voor de
Duitse overheid en bedrijfsleven en dat Nederland daarom zelf geen
uitbetalingen aan de ex-dwangarbeiders zal doen. Wel heb ik bij de IOM
geïnformeerd of de inzet van Nederlandse medewerkers de afwikkeling
van de laatste 1500 Nederlandse aanvragen kan bespoedigen. De IOM
heeft dit aanbod afgewezen. De schadeloosstelling bevindt zich nu in
een afrondende fase en hulp van Nederlandse zijde zou niet in het
strakke tijdschema passen. Volgens de IOM zullen de 1500 Nederlandse
ex-dwangarbeiders die nog geen bericht hebben ontvangen, vóór het eind
van deze zomer bericht krijgen. De aanvraag van de heer Jerphanion zal
hier dus ook bij zitten.
Tot mijn spijt moet ik constateren dat de afhandeling van de aanvraag
van de heer Jerphanion niet zonder problemen is verlopen. Mevrouw
Jerphanion was verteld dat de aanvraag van haar neef in januari van
dit jaar zou worden behandeld, maar dit was niet het geval. Zoals ik
de Tweede Kamer al eerder heb gemeld, is er een zeer grote hoeveelheid
aanvragen bij het fonds ingediend. Het kost de IOM veel tijd, meer
tijd dan verwacht, om alle aanvragen af te handelen. De aanvragen
worden in diverse tranches verwerkt. Waarschijnlijk is er
onduidelijkheid ontstaan bij de indeling van de tranches, en is de
aanvraag van de heer Jerphanion bij de laatste tranche ingedeeld en
zal de aanvraag dus voor het eind van deze zomer worden afgehandeld.
Mevrouw Jerphanion is teleurgesteld dat zij door de IOM zo slecht
wordt geïnformeerd over de afhandeling. Zoals gezegd zijn er veel
aanvragen binnengekomen en werkt men bij de IOM onder grote tijdsdruk.
Bovendien gaan de kosten die de IOM maakt bij de uitvoering ten laste
van het voor de dwangarbeiders beschikbaar gestelde en uit te keren
bedrag. Het is dus begrijpelijk dat de IOM deze kosten zo laag
mogelijk wil houden. De IOM heeft dan ook besloten om niet op ieder
informatieverzoek afzonderlijk te reageren. De aanvragers kunnen
informatie zoeken via de website van de IOM en de IOM verstuurt
tussentijds persberichten over de afhandeling. Ook heeft de IOM in
Genève een telefonische helpdesk ingericht, waar de aanvragers met
specifieke vragen terecht kunnen. Omdat bij deze helpdesk geen
Nederlands werd gesproken, heeft het Ministerie van VWS sinds 1
januari 2003 de detachering van een Nederlandse helpdeskmedewerkster
gefinancierd. Deze medewerkster kan de Nederlandse aanvragers in hun
eigen taal van dienst zijn.
Mevrouw Jerphanion geeft aan dat het haar neef niet zozeer om het geld
is gegaan, maar om de erkenning dat hij dwangarbeider is geweest. Het
kabinet heeft vanzelfsprekend begrip voor de behoefte aan erkenning
voor ondergaan leed tijdens de gedwongen tewerkstelling, zoals ook bij
de heer Jerphanion het geval was. Dit leed valt inderdaad niet te
vergoeden met geld. Laat mij u verzekeren dat de overheid, weliswaar
laat, aandacht heeft gekregen voor erkenning van de voormalige
dwangarbeiders. De ex-dwangarbeiders hebben thans een eigen positie in
de wetten voor oorlogsgetroffenen, er zijn mogelijkheden voor
immateriële hulpverlening, er zijn een aantal monumenten opgericht en
er is geschiedschrijving over de voormalige dwangarbeiders.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport