Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Speech, 17-5-2004

Ross bezoekt bijeenkomst over WMO

Clémence Ross bezocht maandag 17 mei een middagbijeenkomst over de Wet maatschappelijke ondersteuning. Hier hield zij een toespraak over het belang van de wet.

PDF
Ross bezoekt bijeenkomst over WMO (nieuw venster)

Om het kamerstuk op te halen:

Zie het origineel
Speech, 17-5-2004 (4 pag., 23 kB)

Om de toespraak op te halen: Zie het origineel


Dames en heren,

Enige tijd geleden bracht ik een werkbezoek aan Breda waar ik een presentatie kreeg van het project Prinsenbeek Ouderenproof. Lokale ouderenbonden, waaronder de Bredase afdeling van het PCOB, hebben in het jaar 2002 de hele regio getest op leefbaarheid voor ouderen: hoe is het gesteld met de mobiliteit, met het wonen, met de zorg en met het welzijn. Het resultaat is een fantastisch rapport waarin de gemeenten en wijken heel precies wordt voorgehouden wat er ontbreekt en waar het juist goed gaat.
U heeft mij gevraagd vandaag duidelijk te maken wat mij met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning voor ogen staat. Het initiatief in Brabant is een schoolvoorbeeld daarvan.

Het gaat om het met een hoofdletter schrijven van de W van Welzijn. Te lang is dat verwaarloosd, waardoor er geen sprake is van een goed sluitende keten van zorg en welzijn. Te vaak moet u van het ene naar het andere loket, te weinig werken organisaties samen. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning beoogt die samenhang en samenwerking tot stand te brengen en dat niet alleen. Bij het met hoofdletter schrijven van de W van Welzijn hoort ook dat er zichtbare prestaties worden geleverd door alle verantwoordelijken. De wet zal daarom voorschrijven dat onder de regie van de gemeente acht prestatievelden worden ingevuld waardoor iedereen kan zien wat men met het beschikbare budget voor welzijn wil bereiken. Die prestaties moeten uiteindelijk samen met betrokken burgers zoals ouderen en cliëntenplatforms opgeschreven worden. Bovendien moeten zij hun mening geven over de uitkomsten van het beleid, waarna gemeenten onderling vergeleken kunnen worden. Die vergelijking moet openbaar zijn.
U begrijpt, dit gaat veel verder dan wat er momenteel plaatsvindt. Over de 3 miljard euro die op dit moment in het gemeentefonds zit vindt een dergelijke verantwoording niet plaats. Sterker nog: ik kan u niet precies vertellen of dat geld daadwerkelijk aan welzijnsactiviteiten wordt besteed en ook niet of dit in gemeenten zichtbare en afrekenbare resultaten oplevert. De ouderen in Brabant hebben wellicht al een streepje voor op veel ouderen in de rest van ons land, maar hun goede voorbeeld moet gevolgd worden. Waar gaat het over bij die prestaties? Bijvoorbeeld over één toegankelijk loket in de wijk, maar ook over het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers.

Waarom laat ik de gemeente de regierol op zich nemen en waarom stel ik niet zelf alle regels? Die vraag hoor ik wel eens. "Gemeenten kunnen het niet", wordt gezegd. Op uw website lees ik dat u bang bent dat de gemeente niet zo goed voor uw belangen op zal komen als het Rijk. En dat er onacceptabele ongelijkheid in voorzieningen zal komen tussen de ene gemeente en de andere.

In de eerste plaats ben ik ervan overtuigd dat de gemeente het wèl kan. Er zijn prachtige voorbeelden van projecten en goede samenwerking op welzijnsgebied. En als u twijfelt aan de lokale democratie, dan heb ik een wedervraag: Wie kan het beste beoordelen wat u in uw thuissituatie nodig hebt? Dat is toch iemand die op wijk- of buurtniveau dicht bij de hand is? Iemand die bij wijze van spreken met u aan de keukentafel het één en ander doorspreekt. Ik wil daarom dat lokale of regionale private partijen zoals de thuiszorg de invulling in de praktijk geven aan de Wet Maatschappelijk Ondersteuning. De relatie tussen klant en hulpverlener moet zo direct mogelijk zijn. Die moet niet gehinderd worden door papierwerk en bureaucratie vanwege rijksregels die over het hele land een gelijke praktijk afdwingen. Dat is voor welzijnswerk niet logisch en onnodig. Het zou afbreuk doen aan de persoonlijke aandacht die mensen willen krijgen en het vertrouwen in de professionaliteit van hulpverleners. Verschillen moeten er kunnen zijn. De ene wijk is de andere niet. De gemeenten en hun organisaties moeten meer kunnen zijn dan alleen uitvoerders van rijksregelingen. Zij maken het beleid dicht bij de mensen en moeten daar ook ruimte voor krijgen. Die ruimte zal ik niet dichtregelen. Ook niet als zich eens een incident mocht voordoen. Daar is de lokale democratie voor. Dat hoort bij subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring.
Bovendien denk ik dat de oudere van vandaag en morgen geen genoegen meer neemt met algemene Haagse regels, maar liever zelf zoveel mogelijk invloed heeft op zijn situatie. Hij wil zelf verantwoordelijkheid dragen voor de vormgeving van zijn leven, zo lang mogelijk actief en

2

betrokken blijven en als hij een steuntje in de rug nodig heeft van bijvoorbeeld de thuiszorg in direct contact overleggen wat hem het beste past.
Het nationaal aansturen van alle welzijnsdiensten door het Rijk past daar niet bij. Dit in tegenstelling tot de noodzaak om garanties te geven voor een gelijke uitvoering van de indicatie voor de collectief gefinancierde zorg in de AWBZ. Daarover zo meteen meer.

Om de gemeenten Welzijn goed te kunnen laten regelen is het nodig om twee wetten op te ruimen en er één stevige voor in de plaats te maken. De WVG en de Welzijnswet zullen dus in één kader opgenomen worden. Hoewel 90% van de gebruikers volgens zeer gedegen onderzoek tevreden is over de hulp die zij via de WVG gekregen hebben, voert de ontevredenheid van de andere 10% de boventoon. Dat is jammer. Ik ben er van overtuigd dat ook die laatste 10% tevreden kan worden wanneer gemeenten verplicht zijn breder beleid te maken binnen de WMO. De WVG is nu immers niets meer dan een rijksregeling die uitgevoerd moet worden en zegt niets over bijvoorbeeld beleid op aanpassingen aan stoepen en het toegankelijk maken van wijken en gebouwen voor mensen met beperkingen. Wat heb je op die manier aan je scootmobiel of je rollator?

Binnen dat ene wettelijke kader moet je bij dat éne loket in de wijk terecht kunnen voor alle welzijnsdiensten en informatie daarover. Dat houdt in dat welzijnsdiensten die nu nog aangestuurd worden door het rijk overgeheveld moeten worden naar de gemeente en achter dat ene loket komen te zitten. Want twee kapiteins op één schip, dat werkt niet. Nu wordt u voor hulp in de huishouding nog door het RIO namens het Rijk geïndiceerd. Ook als u niet ziek bent maar gewoon een steuntje in de rug nodig heeft. Dat heeft niet alleen het nadeel dat de thuishulp in opdracht van het rijk met allerlei papieren rompslomp te maken heeft, de prijs van een uur schoonmaken op 26.70 euro staat en er dus ook veel overhead nodig is. Een ander nadeel is dat deze hulp niet in een samenhangend pakket via het gemeentelijk aanbod achter dat ene loket geleverd wordt. Bijvoorbeeld afgestemd op de dagactiviteit, het bezoek van de vrijwilliger en het maatschappelijk werk. Niet langer van het kastje naar de muur voor welzijnsdiensten dus.

Er zijn er vast onder u die zeggen dat het nu net erg plezierig is dat huishoudelijke hulp als verzekerd recht bij het loket van het RIO geleverd wordt. Een verzekerd recht op welzijnsdiensten is inderdaad onder vorige kabinetten ingezet. Maar wanneer die lijn wordt doorgezet druist dat niet alleen in tegen het subsidiariteitsprincipe en het recht doen aan het private initiatief van burgers en hun organisaties op lokaal niveau. Het tast ook het verzekeringskarakter van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aan. Die wet geeft uitdrukking aan onze collectieve solidariteit met de allerzwaksten en langdurig zieken in onze samenleving. Verpleeghuispatiënten, zwaar gehandicapten en psychiatrische patiënten. Zij horen te allen tijden op ons te kunnen rekenen. Die zorg moet veiliggesteld worden. Dat zal ons voor grote financiële inspanningen plaatsen, nu en nog meer in de nabije toekomst. Op dit moment al zijn de kosten voor deze zorg nagenoeg 20 miljard euro per jaar. Per jaar betaalt een modaal werknemer 4000 euro. Over 16 jaar, zo heb ik laten uitrekenen, zullen deze bedragen verdubbelen en zal ongeveer 1 op de 3 schoolverlaters moeten kiezen voor een baan in de zorg. Een onmogelijk toekomstscenario dat vraagt om een aantal acties.

Om de solidariteit met mensen met echt onverzekerbare ziektekostenrisico's te behouden moet het volgende gebeuren.

Ten eerste zal de AWBZ zich moeten beperken tot de kern, de doelgroep zieken waar zij ooit voor bedoeld is. Welzijnsdiensten die los staan van dergelijke zware zorg mogen niet meer ten laste van de AWBZ vallen. Iedereen die wèl AWBZ-zorg nodig heeft moet het volledige pakket krijgen inclusief huishoudelijke hulp, dagbesteding en activiteitenbegeleiding. Zij zullen op basis van hun indicatie voor verblijf recht hebben op deze zorg binnen een instelling of zelfs thuis. In het laatste geval tot een zeker omslagpunt in de zorgkosten. Ook zullen zal persoonlijke verzorging en verpleging op indicatie aan zorgbehoevenden vanuit de AWBZ gefinancierd blijven. Ten tweede moet naast het helder definiëren van de kern-AWBZ ook het systeem van indiceren en declareren scherp en sluitend zijn. Er mogen zogezegd geen rekeningen bij de AWBZ

3

gedeclareerd worden die bij het Ziekenfonds terecht horen te komen. Daarnaar doe ik nu onderzoek en zorg dat substitutie onmogelijk wordt. Ten derde zal kortdurende en in principe verzekerbare zorg binnen het nieuwe basisstelsel verzekerd moeten worden. Per 2006 zal bijvoorbeeld de kortdurende Geestelijke Gezondheidszorg worden overgeheveld.

Ten vierde zal de WMO ervoor moeten zorgen dat door tijdige en samenhangende ondersteuning mensen niet sneller dan echt noodzakelijk in zware zorg terecht komen. Deze preventie zal dempend moeten werken op de kosten van de AWBZ op termijn. Naar ik verwacht kan dit oplopen tot zo'n 10% van de AWBZ kosten. Op korte termijn is er geen bezuiniging voorzien. Die mensen die nu een verzekerd recht op huishoudelijke hulp hebben moeten wanneer hun rio- indicatie afloopt een aanbod krijgen binnen de gemeenten. De gemeenten krijgen hiervoor een zeer realistisch bedrag om aan het welzijnsbudget toe te voegen. U begrijpt: de gemeente gaat geen aparte regeling treffen voor huishoudelijke hulp maar moet deze voorziening integraal meenemen in het aanbod en zorgt dat er geleverd wordt waarbij ontbureaucratisering in de uitvoering een opdracht is.

Tenslotte zal er een stevig beroep op mensen en hun eigen initiatief gedaan moeten worden. Willen wij inderdaad nog kwalitatief goede en voldoende zorg kunnen bieden aan de generatie van uw kinderen en kleinkinderen, dan moeten financieel draagkrachtigen zoveel mogelijk op hun eigen mogelijkheden worden aangesproken. Sterke schouders zullen de zwaarste lasten moeten dragen. Ik heb de eigen bijdrage nog forser inkomensafhankelijk gemaakt om hieraan uitdrukking te geven. Ook zal waar mogelijk wonen en zorg gescheiden moeten worden.

En als het gaat om het eigen initiatief, de eigen verantwoordelijkheid van mensen, dan spijt het mij enorm dat mijn opvatting dat mensen vooral tot hun recht komen in relatie tot de ander in het ridicule getrokken is. Mantelzorgers ontvangen van het kabinet 22 miljoen euro per jaar ter ondersteuning en dat is niet voor niets. Vaak zetten zij zich zo in dat het te zwaar dreigt te worden. Het gaat immers om meer dan gebruikelijke zorg voor een ander. Zij en alle vrijwilligers doen fantastisch en vaak bijna onvervangbaar werk. Niet voor niets is er voor hen een apart prestatieveld binnen de WMO benoemd. Om het mensen makkelijker te maken zorg voor elkaar te dragen werkt het kabinet onder andere aan een levensloopregeling. Soms is het niet mogelijk voor familie of vrienden om elkaar te helpen of kom je alleen te staan. Dan moet je natuurlijk altijd een beroep kunnen doen op professionele hulp en die zal straks binnen de WMO aangeboden moeten worden. Suggereren dat alle informele hulp door professionele hulp vervangen zou moeten en kunnen worden is onrealistisch. Alle hulp en welzijnsdiensten in een verzekerd recht omzetten mag nu wel aantrekkelijk klinken voor een aantal mensen, de zekerheid dat over een aantal jaren dat recht een papieren recht op schrale hulp en zorg zal zijn kan ik u vandaag al verzekeren.

Kortom het gaat om het helder maken van de verantwoordelijkheid van het Rijk voor Zorg en van de gemeente voor Welzijn. Om ook voor uw kinderen nog verpleeghuiszorg te kunnen garanderen is het nodig om de AWBZ terug te brengen tot de kern. Het kabinet neemt die verantwoordelijkheid op zich. Om het leven niet onnodig te medicaliseren moet Welzijn weer met een grote W geschreven worden en een net zo serieus en hard beleidsterrein worden als VROM en Financiën in de gemeente. De wethouder Welzijn moet een stevige positie krijgen in het gemeentelijke krachtenveld door de wettelijke verplichting om prestaties zichtbaar te maken op het gebied van hulp en ondersteuning.

Dames en heren, tot slot.
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning moet nog op papier gezet worden. Ik heb onlangs de contouren voor de wet, de visienota, naar de Tweede Kamer gestuurd en deze is richtinggevend. Om uiteindelijk een goede wet te kunnen schrijven voor de ongeveer 5 miljard euro die in totaal beschikbaar zal komen voor lokaal welzijnsbeleid leg ik mijn oor te luister bij de praktijk. Veel gemeenten willen een pilot gaan doen, de thuiszorg ziet kansen en de VNG schaart zich achter de basisfilosofie in de visienota van het kabinet. Er zijn fantastische initiatieven door het hele land zoals dat van de ouderen in Brabant. Er zijn enthousiaste wethouders, directeuren van woningcorporaties, particulieren initiatieven die precies laten zien waar de kansen liggen. Nu nog

4

versnipperd en vrijblijvend, straks in samenhang en tot prestatie verplicht over heel het land. De WMO wordt een wet die op die processen stuurt die lokaal tot succes leiden. Ik hoop ook van uw kant nog meer voorbeelden te krijgen van succesvol lokaal beleid en uw rol daarin als ouderen. Uw solidariteit met uw eigen achterban maar ook met toekomstige generaties ouderen hebben we in ons land hard nodig. Ook is bij u veel kennis en kunde verzameld die praktisch overgedragen kan worden aan jongere generaties opdat zij ervan kunnen profiteren. Ik dank u voor de gelegenheid mijn beleid uiteen te zetten en doe van harte een beroep op u om mij met uw visie te steunen bij de verdere uitwerking van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.