Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
IWI/S&B/2004/28260

Onderwerp Datum
instellen van een dienst die een baten- 17 mei 2004
lastenstelsel voert


1 Inleiding en samenvatting
Op grond van de voorhangprocedure van artikel 10 van de Comptabiliteitswet 2001 leg ik hierbij u mijn voornemen voor, om met ingang van 1 januari 2005 over te gaan op het instellen van een dienst die een baten-latenstelsel voert, te weten: de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Deze voor- hangprocedure houdt in dat het besluit niet eerder wordt genomen dan 30 dagen nadat het voor- nemen daartoe schriftelijk ter kennis is gebracht van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Indien de Kamer binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving of binnen 14 dagen na het verstrekken van nadere inlichtingen zich uitspreekt tegen het voorgenomen besluit, wordt het besluit niet aangenomen.
Het kabinet is met mij van mening dat de status van de dienst die een baten-lastenstelsel voert en de daarbij behorende specifieke beheersregels de doelmatigheid van de dienst zullen bevorderen en daarmee de dienstverlening naar een hoger niveau kan worden getild. Het traject tot het instellen van de dienst is begeleid door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen van de ministeries van BZK en Financiën (BiFi-team). Daarbij is uitgegaan van de twaalf instellingsvoorwaarden die naar aanleiding van de tweede rijksbrede evaluatie van het resultaatgerichte besturingsmodel in combi- natie met een baten-lastenstelsel in december 2002 met de Tweede Kamer overeen zijn gekomen (TK 2002-2003, 28737, nr. 1)

De Inspectie Werk en Inkomen is een organisatie van het Ministerie van SZW en is belast met de volgende wettelijke taken:

1. Het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen de doeltreffendheid van de uitvoering van de bij of krachtens SUWI of enig andere wet aan de Centrale organisatie


2

voor Werk en Inkomen (CWI), de Raad voor Werk en Inkomen (RWI), het Uitvoeringsinsti- tuut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtin- genbureau (IB) opgedragen taken;
2. Het toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de taken opgedra- gen aan gemeentebesturen bij of krachtens de Wet Werk en bijstand of enige andere wet die in medebewind met de minister wordt uitgevoerd;

3. Het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid van de wijze waarop CWI, UWV en de SVB met elkaar en met gemeenten bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken;

4. Het verrichten van andere bij of krachtens een wet aan IWI opgedragen taken. Zo houdt IWI namens de minister eveneens toezicht op het College voor de Toelating van de Bestrijdings- middelen en certificerende en keurende instanties op het terrein van arbeidsomstandigheden. De inspectie houdt toezicht op de Sociaal Economische Raad door middel van beoordeling van de jaarverantwoording en door middel van toezicht op het door de SER uitgeoefende toe- zicht. De inspectie houdt toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen de doeltreffendheid van de uitvoering van de bij of krachtens wet aan de Pensioen- en Verze- keringskamer opgedragen taken, voor zover deze vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van SZW. Ook voert IWI enkele toezichtwerkzaamheden uit voor het College van zorgverzekeringen.

Het toezicht leidt tot een oordeel of en in welke mate de uitvoerende instanties en gemeentebestu- ren de beleidsdoelstellingen bereiken en tracht verklaringen te geven als dat niet het geval is. De toezichttaak van IWI spitst zich ten aanzien van de gemeentebesturen toe op het geven van lande- lijke oordelen over de uitvoering. Op basis van de oordelen kunnen de verantwoordelijke partijen maatregelen treffen.

Naast een oordeel over het functioneren van de organisaties individueel, legt de inspectie de na- druk op het verwerven van inzichten die kunnen leiden tot stelselbrede oordelen, De uitoefening van integraal toezicht op het gehele beleidsterrein werk en inkomen is een belangrijke overweging geweest voor de vorming van de inspectie. De inspectie richt zich in haar toezicht dan ook op de vraag of het geheel van betrokken uitvoeringsorganisaties en gemeenten als ketenpartners zodanig functioneert dat de doelen van de wetgever ten aanzien van preventie, activering en uitkeringsver- strekking worden bereikt.

De missie van IWI luidt:
De Inspectie Werk en Inkomen houdt onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het beleid Werk en Inkomen. De inzichten en oordelen van de inspectie betreffen het bereiken van pu- blieke doelen en de besteding van publieke middelen door de uitvoering, zijn zo actueel mo- gelijk en worden publiek gemaakt in openbare rapporten. De inspectie draagt hierdoor bij aan de kwaliteit van uitvoering en beleid en bevordert zodoende het vertrouwen van bur- gers dat de overheid bereid is zichzelf op het terrein van werk en inkomen kritisch te bekij- ken.


3

2 Ministeriële verantwoordelijkheid
Met de introductie van diensten die een baten-lastenstelsel voeren binnen de Rijksoverheid is de mogelijkheid gecreëerd om met behoud van de volledige ministeriële verantwoordelijkheid de be- perkingen in de bedrijfsvoering, die goede prestatieafspraken in de weg staan, weg te nemen. Deze diensten kenmerken zich door een resultaatgericht besturingsmodel in combinatie met een baten- lastenadministratie. De ministeriële verantwoordelijkheid bij diensten, die een baten-lastenstelsel voeren, houdt in dat de minister door het parlement ter verantwoording kan worden geroepen voor het gehele handelen van de dienst. Als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen mijn bevoegdheden ten aanzien IWI volledig intact blijven.

3 Waarom de overgang naar dienst, die een baten-lastenstelsel voert
Met de invoering van de Wet SUWI heeft de wetgever uitvoering gegeven aan een fundamentele herschikking in de positionering van en het onderlinge samenspel tussen de basisfuncties op het beleidsterrein Werk en Inkomen: sturing (beleid), beheer (uitvoering) en toezicht. De aansturing van de uitvoering is dichter aan de minister getrokken door het onderbrengen (van een groot deel) van de uitvoering van de desbetreffende regelingen bij publieke, zelfstandige bestuursorganen (met na- me SVB, UWV en CWI). In die uitvoering zijn voorts de verschillende uitvoerende instanties (UWV, CWI en gemeenten) nadrukkelijk geplaatst in een onderlinge samenwerkingsrelatie, gericht op het behalen van het beleidsdoel `werk boven uitkering'. Parallel aan het onderbrengen van de aansturing van de uitvoering bij de minister heeft de wetgever voorzien in een toezichtfunctie waar- voor de minister zijn volle verantwoordelijkheid kan nemen. Deze toezichtfunctie is ondergebracht bij IWI. De Inspectie is, gelijk met de invoering van de wet Suwi, per 1 januari 2002 ingesteld.

Om de toezichtfunctie goed te kunnen onderscheiden van de aansturende functie is, in aansluiting op de wens die de 2e Kamer uitte bij de behandeling van de wet SUWI, aan de inspectie de vorm gegeven van een dienst die een baten-lastenstelsel voert. De directeur-generaal Rijksbegroting heeft IWI per 3 juli 2002 op basis van een initiële beoordeling erkend als dienst in oprichting met een baten-lastenstelsel .

Andere reden om hiervoor te kiezen is dat de inspectie kan profiteren van de meerwaarde die een baten-lastenstelsel biedt. De daar bij behorende beheersregels bieden mogelijkheden en prikkels om de kosten te benoemen en om resultaatgericht te werken. Dit laatste houdt in dat de inspectie afspraken maakt met het moederministerie over prestaties, kwaliteit en kosten en hierover verant- woording aflegt. Daarnaast brengt een baten-lastenstelsel mee dat de sturings- en beheersmoge- lijkheden verbeterd worden omdat de financiële administratie transparanter (dan binnen de gebrui- kelijke administratieve omgeving binnen de overheid) wordt ingericht.


4 De wijze waarop IWI voldoet aan de instellingsvoorwaarden
In de bijlage bij deze brief zijn alle twaalf instellingsvoorwaarden opgenomen en met een korte omschrijving is aangegeven hoe de Inspectie Werk en Inkomen aan deze voorwaarden voldoet.

4


5 Doelmatigheid en nulmeting
Met de instelling van een dienst die een baten-lastenstelsel voert, wordt beoogd de doelmatigheid van de dienst te vergroten. Voor de beheersing van de doelmatigheid hanteert IWI onder meer kengetallen over de productiviteit van medewerkers (declarabele uren/niet declarabele uren) en over overhead kosten (direct productieve kosten /indirecte kosten).

Voor een goede analyse van de doelmatigheid van een dienst is het van belang dat voorafgaand aan de start een nulmeting wordt uitgevoerd. De inspectie zal de nulmeting na de evaluatie van het proefdraaien uitvoeren. Met behulp van deze nulmeting zal vervolgens de jaren daarna worden gekeken of inderdaad de doelmatigheid van de inspectie is toegenomen.

In het plan van aanpak proefdraaien van de inspectie zijn de instrumenten genoemd voor het meet- baar maken en verbeteren van de doelmatigheid van functioneren van de inspectie. Verbetering van de doelmatigheid houdt in dat bij gelijke aard en kwaliteit met dezelfde hoeveelheid middelen meer producten zijn gemaakt of wanneer dezelfde hoeveelheid producten zijn gemaakt met minder mid- delen. Het gaat dus om de ingezette middelen, de hoeveelheid producten en de kwaliteit van de producten. In het jaar van proefdraaien zullen deze criteria meetbaar worden gemaakt met behulp van indicatoren over het gebruik van de middelen, de aantallen producten en de kwaliteit van de producten. De gegevens die nodig zijn voor deze indicatoren worden geregistreerd in geautomati- seerde registratiesystemen (geïntegreerde managementinformatie/tijdregistratiesysteem en financiële administratie). Op basis van deze registraties vult IWI de normen voor doelmatigheid en kostprij- zen verder in.

De inspectie zal jaarlijks interne audits uitvoeren om vast te kunnen stellen of de normen voor doelmatigheid behaald worden en waar de verbetermogelijkheden zitten.
Ook heeft de IG, als voorzitter van het IG-beraad, het initiatief genomen om een benchmark te ontwikkelen tussen de deelnemende inspecties (11 organisaties). Deze benchmark zal in de loop van 2004 vorm krijgen. Bij de opzet van deze benchmark zullen de mogelijkheden verkend wor- den om de best practices ter bevordering van de doelmatigheid op het spoor te komen.

In de begroting van de inspectie zullen de normen voor doelmatigheid worden opgenomen. In de jaarverantwoordingen zullen de realisaties vergeleken worden met de normen en waar nodig nader worden toegelicht. In de tussentijdse viermaandelijkse managementrapportages aan de eigenaar wordt een IWI-scorecard opgenomen. Deze scorecard bevat een kort overzicht van kengetallen die een snel inzicht bieden in de prestaties van de inspectie. Deze scorecard wordt aangevuld met enkele kerncijfers ten behoeve van het beheer over de middelen en over het personeel.

Voor intern gebruik biedt de scorecard inzicht in de gegevens per directie en afdeling. In de vier- maandelijkse managementrapportage aan de eigenaar zijn de gegevens geaggregeerd tot IWI- niveau. De IWI-scorecard wordt over de jaren bestendig gehanteerd, zodat vergelijking over de jaren heen mogelijk wordt en trends onderscheiden kunnen worden.


5


6 Stand van zaken financieel beheer
Een belangrijk kenmerk van het resultaatgericht besturingsmodel in combinatie met een baten- latenstelsel is een grotere transparantie ten aanzien van de prestaties en bedrijfsvoering. Mede door deze grotere transparantie krijgt het financieel beheer elk jaar veel aandacht in de rapportage van de Algemene Rekenkamer. De diensten die een baten-lastenstelsel voeren ­ de inspectie voert dit stelsel reeds sinds 2002- dienen ook het voorbeeld te zijn van goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid. Derhalve wordt er groot belang gehecht aan het op orde zijn van het financieel be- heer van deze diensten.

De accountantsdienst van het Ministerie van SZW heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij het jaarverslag 2002 van de inspectie en oordeelde dat het financieel en materieel beheer van vol- doende niveau was. De gewenste verbeteringen op enkele onderdelen van het financieel beheer zijn in de loop van 2003 gerealiseerd. De accountantsdienst van het Ministerie van SZW heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij het jaarverslag 2003.

Zoals blijkt uit het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) bij het jaarverslag van het Minis- terie van SZW over het jaar 2002 heeft de ARK geen belangrijke fouten en/of tekortkomingen geconstateerd in de jaarverslaglegging van de inspectie over 2002. Ten aanzien van de bedrijfsvoe- ring van de inspectie constateerde de ARK geen tekortkomingen.


7 De wijze waarop de Tweede Kamer in de ontwerpbegroting en de eerste sup- pletore begroting geïnformeerd zal worden
In de ontwerpbegroting wordt een korte bondige uiteenzetting over de dienst gegeven onder ver- wijzing naar de relevante beleidsartikelen waar de bijdragen voor de te leveren producten en dien- sten staan geraamd. Daarnaast zal de dienst zichtbaar maken welke indicatoren gebruikt gaan worden om de doelmatigheidsontwikkeling inzichtelijk te maken. In de toelichting wordt een indi- catieve openingsbalans opgenomen met een toelichting op de begroting van baten en lasten in meerjarig perspectief, een kasstroomoverzicht en de ontwikkeling van het eigen vermogen in meer- jarig perspectief.
De eerste suppletore begroting in het eerste uitvoeringsjaar als dienst bevat de definitieve ope- ningsbalans. Daarnaast wordt in deze suppletore begroting de formele nulmeting opgenomen. Deze indicatoren met bijbehorende waarden vormen het uitgangspunt voor het verder in de tijd volgen van de doelmatigheidsontwikkeling.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


6

Bijl.