Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, op het nationaal transportdiner, in Santpoort op dinsdag 18 mei om 18.00 uur.

Dames en heren,

Ondanks de naam van dit transportdiner, gaat het hier vanavond niet specifiek over goederenvervoer, maar over mobiliteit in bredere zin. Dat is denk ik heel verstandig. Ons verkeerssysteem is voor het allergrootste deel een samenhangend systeem. Alle modaliteiten sluiten op elkaar aan. Maar ook binnen de modaliteiten is die samenhang er. Je hebt het nooit over één geïsoleerd onderdeel van het systeem. De extra spitsstroken die we bijvoorbeeld de komende jaren alleen gaan aanleggen om Nederland weer in beweging te brengen, zijn bijvoorbeeld niet uitsluitend voor vrachtwagens of uitsluitend voor personenautos bedoeld, maar voor allebei.

Ik wil het vanavond echter vooral met u hebben over hoe we Nederland in de toekomst in beweging kunnen houden. Daarvoor begin ik bij de Nota Ruimte. Niet omdat ik de schoenen van collega Dekker aan wil trekken, maar omdat de Nota Ruimte en de toekomst van de mobiliteit in Nederland nu eenmaal alles met elkaar te maken hebben.

De titel van de Nota Ruimte is Ruimte voor ontwikkeling. Daarmee wil collega Dekker aangeven waar het voor dit kabinet om draait: snel economische herstel en een sterke internationale concurrentiepositie. En zoals u weet, dat zijn twee dingen die je zonder een goede mobiliteit maar moeilijk kunt bereiken.

Het kabinet heeft die samenhang van meet af aan onderkend. Vandaar ook de nauwe relatie met mijn Nota Mobiliteit, die een uitwerking zal zijn van de Nota Ruimte. De Nota Mobiliteit is er nog niet, maar binnenkort stuur ik wel de voorlopige hoofdlijnen naar de Kamer en na de zomer zal ik het hele stuk presenteren. De kernvraag die ik de Nota Mobiliteit wil beantwoorden, luidt als volgt: hoe zorgen we ervoor dat Nederland in beweging blijft en wat kost dat? Dat in beweging blijven is een enorme klus, omdat we rekening moeten houden met een forse stijging van de mobiliteit. Voor het personenvervoer moet u daarbij denken aan ongeveer twintig procent. En voor het goederenvervoer kijken we zelfs aan tegen een verdubbeling. Het is dus alle hens aan dek, zeker omdat mijn investeringsbudgetten niet zon zelfde stijging laten zien. Hoe gaan we dat opvangen? Met de Nota Ruimte in de hand kan ik u daar een paar dingen over vertellen.

Ten eerste zal ook mijn lange termijn mobiliteitsbeleid erop gericht zijn om bij te dragen aan een sterke economie. Een economie die tegen een stootje kan. De Nota Ruimte wijst een zestal stedelijke gebieden aan die van bijzonder belang zijn voor de Nederlandse economie. Dat is niet alleen de Randstad, maar bijvoorbeeld ook de regio Eindhoven en het Knooppunt Arnhem-Nijmegen. In de Nota Mobiliteit zullen we dat ruimtelijke uitgangspunt vertalen naar een duidelijke prioriteitsstelling voor onze toekomstige investeringen in infrastructuur.

Ik heb het dan concreet over de verbindingen van en naar de mainports Rotterdam en Schiphol, de verbindingen tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad en tussen de Randstad en de andere stedelijke netwerken, en de verbindingen tussen Nederland en de andere grootstedelijke gebieden in West-Europa. De economie staat dus voorop. Daarom kiest het kabinet voor de aanleg van een Tweede Maasvlakte, daarom investeren we in een toplocatie als de Zuidas, en daarom gaat ten lange leste de schop in de grond voor de aanleg van de A4 Midden Delfland. Dat is één.

Een tweede hoofdlijn in de Nota Ruimte is: decentraal wat kan, centraal wat moet. Daaruit volgt voor de Nota Mobiliteit dat we als Rijk de decentrale overheden zullen aanspreken op hun verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan een mobiel Nederland. We gaan ze daar ook de ruimte voor geven. Niet omdat ik problemen over de schutting wil kieperen, maar simpelweg omdat het Rijk het niet alleen kan en het al helemaal niet altijd beter kan. De regios weten zelf beter dan wie ook welke problemen er in hun gebied spelen. Ik zeg niet dat de regios het alleen moeten doen, maar wel dat ze een grotere rol moeten spelen in het mobiliteitsbeleid. Het komt erop aan dat we alle krachten bundelen.

Ik geef u een voorbeeld. Als het hoofdwegennet ergens volstroomt, en investeringen in de onderliggende infrastructuur bieden uitkomst, dan moeten we als Rijk middelen kunnen inzetten voor bijvoorbeeld provinciale wegen. En omgekeerd natuurlijk. In de Nota Ruimte worden andere overheden uitgedaagd hun bouwplannen af te stemmen op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en om verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur te bundelen. Deze lijn wil ik in de Nota Mobiliteit vasthouden en uitwerken.

Maar ik kijk niet alleen naar de andere overheden. Ook het bedrijfsleven heeft een rol als het erom gaat Nederland in beweging te houden. Ik sta bijvoorbeeld open voor publiek-private samenwerking bij de aanleg van infrastructuur. Ik denk ook dat we nog veel kunnen winnen door allerlei nieuwe vormen van aanbesteding, waardoor we bijvoorbeeld ontwerp, bouw en onderhoud in één keer aanbesteden. Let wel: ik hoor niet tot de school die PPS als een gemakkelijke manier beschouwt om geld uit de markt te halen. Maar je kunt er wel extra creativiteit en mogelijkheden mee aanboren die de markt in huis heeft. Als je daardoor aan het eind van de rit een betere prijs-kwaliteitsverhouding bereikt, moet je die kans niet laten liggen.

Waar het bedrijfsleven ook een grote rol in heeft, is innovatie. De groeipercentages die ik net noemde kunnen we niet alleen op de klassieke manier oplossen met meer infrastructuur. Daar hebben we de ruimte en het geld niet voor. Los nog van de vraag of we het zouden willen, omdat we ook rekening moeten houden met milieubelangen en de leefbaarheid. Daarom is innovatie zo belangrijk. En daarbij moet u echt niet alleen denken aan allerlei nieuwe hightech toepassingen. Innovatie is ook een praktisch project als Distrivaart, waarin voor het eerst consumentenproducten op pallets via binnenvaartschepen vervoerd worden. Rendabele binnenvaart op de korte afstand leek tot voor kort onmogelijk. Distrivaart is een mooi voorbeeld van hoe ik vind dat innovatie moet werken. Na een eerste fase die ondersteund is door mijn ministerie, moet Distrivaart zichzelf nu in de markt bewijzen. Het bedrijfsleven heeft dus het voortouw en zo hoort het ook, want innovaties moeten natuurlijk economisch gesproken wel levensvatbaar zijn. Anders span je het paard achter de wagen.

Tot slot nog een paar woorden over het beprijzing. Op dit punt is het denk ik wel goed om even het onderscheid te maken tussen het beroepsgoederenvervoer en het personenvervoer. Voor de transportsector loopt er op dit moment een Interdepartementaal Beleidsonderzoek Gebruiksvergoedingen Goederenvervoer; een rechtstreeks gevolg van de afspraak die we hierover in het Hoofdlijnenakkoord hebben gemaakt. Hoe de uitkomst van dat onderzoek ook zal zijn, u kunt erop rekenen dat ik erop zal letten dat er geen negatieve economische effecten optreden. Daarvoor is het in ieder geval van het grootste belang dat we ons aansluiten bij de rest van Europa en ook dat we binnen Europa zorgen voor één helder heffingensysteem. Daar zal ik me dus sterk voor maken.

Voor beprijzing van het personenvervoer geldt dat ik de geschiedenis goed tot me heb laten doordringen. Volgens mij kun je daar maar één conclusie uit trekken: zonder maatschappelijk draagvlak lukt het niet. Verwacht van mij daarom niet dat ik met de Nota Mobiliteit een heel nieuw en volledig uitontwikkeld prijsinstrument de wereld in ga slingeren. Ik wil wel de randvoorwaarden schetsen. Vervolgens is het aan de mobiliteitssector, aan u dus, om aan te geven of u zich daarin herkent. Als blijkt dat er voldoende steun aanwezig is, zullen we vervolgstappen zetten. Misschien is dat een beetje volgens de methode voorzichtig aan, dan breekt het lijntje niet, maar het is volgens mij wel verstandig. Want ook al spreken steeds meer mensen en organisaties zich uit vóór een vorm van beprijzing, het wordt meteen weer lastig als ik vervolgens vraag: hoe moet dat systeem er dan uitzien? Hoe ziet het tarief eruit? Voor welke wegen moeten weggebruikers gaan betalen? Wat gebeurt er met de opbrengsten? En wat zijn de inkomenseffecten? En dan hebben we het nog niet over de benodigde techniek, want dat is een discussie op zich. Vandaar dus dat ik kies voor de weg van het overleg. Ook om niet voor de tweede keer veel publiek geld onnodig uit te geven aan voorbereidend werk dat uiteindelijk de prullenbak ingaat.

Dames en heren,

De economie voorop, veel meer vrijheid en samenwerking, en ieder zijn eigen verantwoordelijkheid; dat is in een notendop waar het in de Nota Ruimte en dus straks ook in de Nota Mobiliteit om draait. Nogmaals, de uitwerking volgt over een paar maanden en ik weet zeker dat we elkaar daar nog over zullen spreken. In ieder geval bij een volgend Transportdiner.

Dank u wel.