Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO9686 Zaaknr: 13/127408-03


Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 18-05-2004
Datum publicatie: 18-05-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer:

Datum uitspraak: 18 mei 2004

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, negende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:

,

geboren te op , ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het , ,
gedetineerd in het .

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 maart 2004, 13 mei 2004 en 14 mei 2004.


1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.


2. Voorvragen

...


3. Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt als volgt.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de telastegelegde feiten heeft begaan.

De rechtbank is van oordeel dat om tot bewezenverklaring te concluderen, het bewijs gebaseerd zou moeten zijn op getuigenverklaringen, nu technisch bewijs niet voorhanden is.

De rechtbank acht de door verschillende getuigen afgelegde belastende verklaringen onbetrouwbaar en niet geloofwaardig. Bij de beoordeling van de verklaringen van getuigen is de hoeveelheid juiste en onjuiste informatie die betrokkenen sinds 1988, het tijdstip van overlijden van , hebben ontvangen van groot belang. Het tijdsverloop en het feit dat in onderhavige zaak is gebleken dat in de kring van betrokkenen de moord op het slachtoffer steeds naar voren kwam, kunnen een ernstige verstoring van de oorspronkelijke herinneringen hebben veroorzaakt.

Voorts stelt de rechtbank vast dat met name de getuigen en in de loop der tijd sterk wisselende verklaringen hebben afgelegd.

Deze omstandigheden in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat niet tot bewezenverklaring kan worden geconcludeerd.

Voornoemde waardering van de bewijsmiddelen neemt evenwel niet weg, dat de rechtbank van oordeel is dat het bevel tot inverzekeringstelling en de daarop volgende bevelen tot voorlopige hechtenis, alsmede het daarmee samenhangende bevel alle beperkingen met juistheid zijn gegeven, nu uit de feitelijke omstandigheden van de strafzaak is gebleken van verdenking en ernstige bezwaren tegen verdachte en er ook gronden bestonden die voornoemde bevelen rechtvaardigden.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


4. Beslissing

Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door
mr. T.G. van der Schroeff, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en J.N.A. Jolink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2004.