European Commission

IP/04/665

Brussel, 19 mei 2004

Europese Commissie moedigt werknemers en werkgevers aan om onderhandelingen over arbeidstijd te beginnen

De Europese Commissie doet een beroep op de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers (de sociale partners) op Europees niveau om hun rol te vervullen bij het aan de ontwikkelingen aanpassen van belangrijke elementen van de richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd. Na een raadpleging op Europese schaal eerder dit jaar heeft de Europese Commissie enkele specifieke thema's geïdentificeerd waarover de sociale partners zouden moeten onderhandelen. In de eerste plaats dient, na de recente arresten van het Hof van Justitie betreffende wachtdiensten van werkers in de gezondheidszorg, verduidelijkt te worden in hoeverre deze wachtdiensten als arbeidstijd moeten worden beschouwd. In de tweede plaats dient misbruik bij de toepassing van het individuele recht van opt-out met betrekking tot de werkweek van 48 uur aangepast te worden; het document noemt verschillende mogelijke benaderingen ter overweging door de sociale partners. Ten derde stelt de Commissie voor om de referentieperiode voor het berekenen van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd om na te gaan dat de 48 uur niet worden overschreden, momenteel vier maanden, te verlengen.

De Commissaris voor werkgelegenheid en sociale zaken, Stavros Dimas, verklaarde: "Het is nu meer dan tien jaar geleden dat de richtlijn is goedgekeurd en uit de ervaringen die we hebben opgedaan is gebleken dat onderdelen ervan verduidelijkt of herzien moeten worden. De uitdaging waarmee we geconfronteerd worden is te verzekeren dat de gezondheid en de veiligheid van werknemers worden beschermd en tegelijkertijd bedrijven de flexibiliteit te bieden die zij nodig hebben om concurrerend te blijven. De sociale partners hebben een essentiële rol te vervullen bij het aanpassen van de richtlijn. Ik verzoek hen dringend om volledig gebruik te maken van deze gelegenheid."

Het doel van het vandaag goedgekeurde document is de sociale partners op te roepen om onderhandelingen te beginnen, en voor het geval dat niet mocht gebeuren in grote lijnen de richting aan te geven van de wetgeving die de Commissie eventueel in een later stadium zou kunnen voorstellen.

Dit document volgt op een initiële raadplegingsprocedure in het kader waarvan de Commissie de ervaringen heeft onderzocht die zijn opgedaan met de toepassing van de bestaande wetgeving, die in 1993 werd goedgekeurd.

Er werden drie belangrijke punten voor herziening geïdentificeerd: de voorwaarden voor de toepassing van de opt-out ten aanzien van de werkweek van maximaal 48 uur; de gevolgen van recente arresten van het Hof die aangeven dat wachtdiensten als arbeidstijd moeten worden beschouwd; en de referentieperiode voor het berekenen van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd met het oog op de limiet van 48 uur (momenteel vier maanden). Daarnaast wordt in het document besproken hoe gebruik kan worden gemaakt van de richtlijn om de combinatie van werk en gezinsleven te vergemakkelijken.

Wat de opt-out betreft, is de voornaamste doelstelling het verzekeren van een passende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers. De Commissie stelt vier benaderingen voor die aan de orde gesteld kunnen worden bij de onderhandelingen tussen de sociale partners, en die alle gericht zijn op versterking van de bestaande wetgeving. De eerste is aanscherping van de voorwaarden waaronder de individuele opt-out kan worden toegepast, om te verzekeren dat de opt-out werkelijk vrijwillig is en dat er in de praktijk geen misbruik van de regeling wordt gemaakt. De tweede is het toestaan van uitzonderingen op de bepalingen betreffende de maximale wekelijkse arbeidstijd, op basis van collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners. De derde benadering zou zijn dergelijke uitzonderingen toe te staan, op basis van collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners, maar de mogelijkheid van een individuele opt-out te handhaven als er geen dergelijke overeenkomst bestaat en voor ondernemingen zonder werknemersvertegenwoordiging. De vierde benadering, die is voorgesteld door het Europees Parlement in zijn resolutie over deze materie, is de individuele opt-out zo snel mogelijk af te schaffen, en intussen de voorwaarden voor het gebruik ervan aan te scherpen. Indien de sociale partners geen overeenkomst kunnen bereiken, zal een voorstel van de Commissie gebaseerd zijn op deze ideeën, hetzij separaat, hetzij gecombineerd.

Wat de definitie van arbeidstijd betreft, dringt de Commissie er bij de Europese sociale partners op aan om tot overeenstemming te komen over een derde categorie tijd, waaronder inactieve wachtdienst zou vallen, naast de bestaande categorieën "arbeidstijd" en "rusttijd". Indien geen overeenkomst kan worden bereikt, zal de Commissie een amendement op de richtlijn voorstellen waarin deze derde categorie wordt gedefinieerd en de regelingen betreffende rustperioden na wachtdiensten verduidelijkt worden.

Tenslotte stelt de Commissie voor dat de sociale partners tot overeenstemming zouden moeten komen over de referentieperiode voor het berekenen van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd.

Uit de resultaten van de raadpleging bleek dat zowel werknemers als werkgevers er weliswaar mee instemden dat het thema van het juiste evenwicht tussen werk en privéleven aandacht verdient, maar meenden dat de richtlijn betreffende de arbeidstijd daarvoor niet het passende wetgevingsinstrument is. Het document van vandaag moedigt echter de sociale partners aan om te onderhandelen over maatregelen buiten het kader van deze richtlijn om de verenigbaarheid van werk en gezinsleven te verbeteren.

Achtergrond

Het proces van de raadpleging van de sociale partners alvorens wetgeving op sociaal gebied voor te stellen is een verplichting uit hoofde van artikel 138, lid 2, van het EG-Verdrag. Als de sociale partners besluiten om onderhandelingen over een collectieve overeenkomst te beginnen, hebben zij negen maanden de tijd om een overeenkomst te bereiken. Als zij besluiten niet te onderhandelen, zal de Commissie waarschijnlijk in de nabije toekomst een nieuwe versie van de richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd voorstellen, gebaseerd op de in het document van vandaag aangegeven hoofdlijnen.

Als gevolg van de arresten van het EHvJ van 2000 en 2003 die stelden dat op het werk doorgebrachte wachttijden van werkers in de gezondheidszorg als arbeidstijd beschouwd moeten worden, passen Frankrijk, Spanje en Duitsland nu de opt-out inzake de regels voor de maximale werkweek op hun gezondheidszorgsectoren toe. Het VK, dat de opt-out in 1993 heeft bedongen, was tot voor kort het enige land dat er op ruime schaal gebruik van maakte, maar Malta en Cyprus begonnen onmiddellijk na hun toetreding tot de EU deze mogelijkheid algemeen toe te passen. Luxemburg maakt gebruik van de opt-out voor de horecasector, om seizoensgebonden schommelingen te kunnen opvangen. Bij het eerste stadium van de raadpleging kwam een aantal problemen aan het licht met betrekking tot de individuele opt-out in de praktijk, vooral ten aanzien van de inachtneming van de in de richtlijn aangegeven voorwaarden voor het gebruik ervan, die moesten verzekeren dat de opt-out een vrijwillig karakter behield.

De volledige tekst van de vandaag goedgekeurde mededeling is beschikbaar onder:

http://europa.eu.int/comm/employment_social/labour_law/index_en.htm

Zie ook MEMO/04/01