VVD



Nieuws

19 mei 2004 -

Frank de Grave neemt afscheid van de VVD met een symposium over de toekomst

"Inhoud, inhoud, inhoud",

Het is de wens van Frank de Grave geweest om zijn afscheid uit de actieve politiek, met een aantal korte inleidingen en een debat met de titel Inhoud, inhoud, inhoud, een bijzondere afsluiting te laten zijn.

Frank heeft Euro-commissaris Frits Bolkestein, staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Annette Nijs, staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mark Rutte, VVD-Tweede Kamerlid Laetitia Griffith en policoloog Edwin van de Haar gevraagd om hun ideeën over de politiek en in het bijzonder de VVD voor de komende jaren te geven.

Na deze voordrachten zal Frits Bolkestein de discussie leiden.

In het bijgevoegde document kunt u de inleidingen van de sprekers lezen

Inleidingen tijdens het symposium

"Inhoud, inhoud, inhoud"

bij het afscheid van Frank de Grave als lid van de VVD-Tweede Kamerfractie

19 mei 2004

Bijdrage Frits Bolkestein....................................pagina 2

Bijdrage Annette Nijs.........................................pagina 8

Bijdrage Mark Rutte..........................................pagina 12

Bijdrage Laetitia Griffith....................................pagina 18

Bijdrage Edwin van de Haar.............................pagina 23

Bijdrage Frits Bolkestein

Met de blik vooruit

De politiek raakt steeds meer overschaduwd door toeters en bellen. Politici en de media bevinden zich in een tredmolen waarin het verleden snel is vergeten en de blik op de toekomst beperkt is. Het gevolg is duidelijk: veel drukte om niets, terwijl de grote onderwerpen uit het oog worden verloren. Het politieke circuit is te zeer gebiologeerd door de krant van morgen en te weinig door de vraagstukken van de komende decennia. Dat leidt tot vormen van politiek autisme, tot onderling geneuzel over richtingen en vervreemding bij het grote publiek.

De VVD is geen actiepartij maar een beleidspartij. Een serieuze beleidspartij moet een heldere blik op de toekomst houden. De analyse dient op feiten te worden gebaseerd en doelstellingen moeten haalbaar zijn. Niemand is gediend bij vergezichten en oeverloos gepraat. Een beleidspartij kan slechts verkiezingen winnen als zij in staat is het inhoudelijke debat te leiden over de vraagstukken die de man en de vrouw in de straat bezighouden. Al het andere is het verplaatsen van hete lucht.

Wat zijn de grote themas voor de komende tien tot vijftien jaar?


1. Het eerste probleem betreft onze rechtsstaat. Die dreigt in de verdrukking te komen. Straatcriminaliteit en verstoringen van de openbare orde geven overlast en leiden tot een gevoel van onveiligheid. Burgemeesters mogen de politie er niet van weerhouden hiertegen op te treden. De ernstige, vaak georganiseerde misdaad kan alleen door een afdoend recherche-apparaat worden bestreden.

De overheid kan de criminaliteit onmogelijk op haar beloop laten want de rechtsstaat is de basis van alles. Daarom verdient rechtshandhaving prioriteit bij het verdelen van geld. Er is voorts een dilemma tussen rechtszekerheid en privacy. In het verleden hebben wij te veel nadruk gelegd op de privacy. Een algemene identificatieplicht en preventief fouilleren kunnen nodig zijn maar alleen waar doelmatig.

Het islamitische terrorisme vereist bijzondere aandacht. Het vindt zijn oorsprong in een ressentiment dat is gebaseerd op de achterstand van de islamitische landen ten opzichte van het Westen. Aan die achterstand zal niet spoedig een einde komen want zij wordt veroorzaakt door factoren die eigen zijn aan de islamitische cultuur zelf. Wij moeten dus rekening houden met een voortdurende dreiging en ons daarop instellen. Alleen veel en nauwkeurige internationale samenwerking kan hier een tegenwicht bieden.


2. Het tweede probleem betreft onze sociaal-economische toestand.

Het economische getij is verrassend snel verlopen. In 1998 leek het Nederland nog alleszins voor de wind te gaan. Nu blijkt dat ons land terzake van economische groei, werkgelegenheid en inflatie al drie jaar slechter presteert dan het Europese gemiddelde. Het schatkisttekort en de werkloosheid lopen daardoor snel op. Door de te snelle groei van de arbeidskosten is onze concurrentiepositie uitgehold met als gevolg de grootste daling van de uitvoer sinds de Tweede Wereldoorlog.

De groeicapaciteit van de Nederlandse economie op middellange termijn is van 3% gedaald naar 2%. De bijdrage van het arbeidsaanbod loopt terug van 2% naar 1%. Die van de productiviteitsgroei komt maar moeilijk boven 1%. Dat is weinig. Dus moet de overheid tegen de demografische stroom in zich beijveren om de deelname aan de arbeidsmarkt en de groei van de productiviteit te bevorderen.

Wat allereerst moet gebeuren, is een loonontwikkeling in de collectieve sector die niet uitgaat boven de inflatie. De marktsector zou die groeivoet moeten volgen. De loonkosten moeten achterblijven bij de productiviteitsgroei zodat zij dalen per eenheid product. Dat zal heilzaam uitwerken op de uitvoer, zodat wij het verloren terrein weer kunnen herwinnen.

Loonmatiging is overigens geen voldoende voorwaarde voor economisch herstel. Werken moet lonen, ouderen moeten worden gestimuleerd langer door te gaan en het aantal uren dat wordt gewerkt moet omhoog.

Verder moet Nederland meer investeren - vooral in onderzoek en ontwikkeling zonder dat dit ten koste gaat van het begrotingsevenwicht, dat zo snel mogelijk weer moet worden bereikt. Nederland bungelt nu onderaan de Europese ranglijst wat betreft openbare uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en dat moet zo snel mogelijk veranderen.

De economische groei kan versnellen door lastenverlichting en deregulering. Maar de regels die blijven bestaan, moeten beter worden gehandhaafd. Meer flexibiliteit, meer eigen risico en een grotere soberheid betekenen minder Rijnland en meer scherpte in regelgeving en toezicht. Het is onontkoombaar, willen wij een welvarend land behouden.


3. Het derde probleem is de vorm die wij moeten geven aan een uitgebreide Europese Unie. Het lot van Nederland is onmiskenbaar verbonden met de economische en politieke ontwikkelingen in Europa. Europees beleid is binnenlands beleid.

Hoe blijft de Europese Unie Handlungsfähig? Zij moet zich richten op haar wezenlijke taken en niet op alles tegelijk. Een 'goede bedoeling' volstaat niet om iets Europees te regelen. Een regel moet echt nodig zijn. Het beginsel van de subsidiariteit, dat veel beleidsterreinen dichter bij de burger wil laten, moet systematisch en voorafgaand aan de besluitvorming worden toegepast.

De Europese Unie heeft een sterke Europese Commissie nodig. Zij moet de centrale instelling in het beleidsproces blijven en niet degenereren tot een vrijblijvende discussieclub of een veredelde non-gouvernementele organisatie. Iedere lidstaat moet een stemhebbende commissaris kunnen voordragen.

Verder is de 'communautaire methode' van groot belang, waarin de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad van Ministers en het Hof van Justitie elk hun eigen rol spelen. Sommigen willen de communautaire methode vervangen door een 'Directoraat van Grote Landen' met een 'President van Europa' als verlengstuk. Dat zou voor Nederland een ongunstige ontwikkeling zijn. De communautaire methode behandelt lidstaten op gelijkwaardige wijze. Onder een Directoraat zijn sommige lidstaten 'meer gelijk dan anderen'.

De uitbreiding met de Oost-Europese landen is een grootse gebeurtenis die een einde maakt aan de kunstmatige tweedeling van Europa. Bij een verdere uitbreiding van de Europese Unie dreigt evenwel het risico dat zij verwatert tot niets meer dan een interne markt. Het is de vraag of dat in Nederlands belang is.


4. Het vierde probleem is de afhankelijkheid van energiebronnen buiten de EU. West-Europa is verslaafd aan olie als de junkie aan de naald. Op het ogenblik moet Europa 50 procent van zijn energiebehoefte invoeren; 45 procent van de olie komt uit het Midden-Oosten en 40 procent van het gas uit Rusland. Als er niets wordt gedaan, stijgt de afhankelijkheid van energiebronnen buiten de EU in 2030 tot 70 procent. Onze buitenlandse politiek zal daardoor onder grote druk komen te staan.

Kernenergie kan een cruciale bijdrage aan een lange-termijn Europees energie-beleid zijn. Zij vermindert de afhankelijkheid van energie-invoer, brengt meer verscheidenheid in energiebronnen en draagt ertoe bij de verplichtingen van het Kyoto-protocol uit te voeren. Maar sommige lidstaten willen atoomenergie afschaffen. Die trend moet worden gekeerd. Hopelijk is het recente besluit van de Finse regering een kerncentrale te bouwen een eerste signaal van nieuw denken.

Nederland is gezegend met een grote voorraad aardgas. Zo lang die bestaat, zal hier wel geen kerncentrale worden gebouwd. Maar aan dat aardgas komt natuurlijk een einde. Zou ons land zich daar niet op moeten voorbereiden?


5. Het vijfde probleem is de immigratie en het gebrek aan integratie. Tien jaar geleden was het thema van culturele minderheden een taboe, hoewel hun integratie onvoldoende succes had. Intussen is de situatie er niet veel beter op geworden hoewel het taboe is verdwenen.

Etnische minderheden vormen nu negen procent van de Nederlandse bevolking. In 2015 is dat veertien procent. De meerderheid van de inwoners van de vier grote steden zal over tien jaar van allochtone afkomst zijn. De omvang van de immigratie en het gebrek aan integratie overstijgen de absorptiecapaciteit van de stedelijke gebieden. Als gevolg daarvan neemt het ongenoegen bij de autochtone bevolking toe. Er moet altijd ruimte voor echte politieke vluchtelingen zijn. Maar verreweg de meeste asielzoekers zijn economische migranten.

Veel immigranten in Amerika zijn trots op hun nieuwe nationaliteit. Van veel immigranten naar Nederland kan men dat niet zeggen. Een aantal van hen kijkt zelfs neer op onze cultuur. Zou het verschil komen doordat de Amerikanen meer appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid terwijl in Nederland het slachtofferschap gerede ingang vindt?

Integratie moet plaatshebben binnen een staatsrechtelijk geheel dat de waarden van de liberale democratie (zoals vrijheid van meningsuiting, gelijkheid van man en vrouw en de leerplicht) laat prevaleren boven gewoonten van immigranten die daar haaks op staan.

Vooral ten aanzien van de islamitische gemeenschap staat Nederland op het kruispunt van integratie of segregatie. Kan zich in Nederland een "euro-islam" ontwikkelen, een religieuze beleving van de islam die de universele waarden van de democratische rechtsstaat onderschrijft? In dat geval kan de islamitische gemeenschap vernederlandsen. Er bestaat echter het risico dat een radicaal deel van de islamitische gemeenschap elke vorm van vernederlandsing afwijst en heil zoekt in segregatie en fundamentalisme. Dan is er een groot probleem en een blijvende bron van maatschappelijke spanningen met radicale islamieten.

Vernederlandsing is alleen mogelijk als Nederland zijn eigen identiteit met kenmerken als tolerantie, maatgevoel, netheid, geordend samenleven en nijverheid scherper durft te markeren. Er is nu een schroom de 'eigen identiteit' te tonen omdat dit andere culturen zou kwetsen. Men schaamt zich als het ware voor zichzelf en de Nederlandse samenleving geeft daarmee de allochtoon een vrijbrief om zelf de grenzen te stellen.

Heeft iemand overigens nagedacht over wat de combinatie van een hoge olieprijs en een islamitisch fundamentalisme voor Europa in petto heeft?


6. Het zesde probleem is de demografische crisis. In alle 42 landen van Europa zijn de vruchtbaarheidspercentages lager dan het vervangingsniveau van 2,1 kind per vrouw. In 24 landen is de vruchtbaarheidsgraad zelfs lager dan 1,5. In landen als Italië, Spanje, Duitsland en Oostenrijk zal de bevolking in omvang dalen. De gevolgen daarvan zijn binnenkort voelbaar. Het aantal burgers dat ouder is dan 60 bedraagt nu 20 procent. In 2030 zal dat 34 procent zijn.

Deze demografische ontwikkeling heeft een economisch gevolg. Volgens de Europese Commissie zal de te verwachten economische groei dalen van 2,25 procent naar 1,75 procent per jaar. Als de vergrijzing ook negatieve gevolgen heeft voor de productiviteit zal de groei niet verder komen dan 1 procent.

In het pensioenstelsel is het gevolg al snel merkbaar. Nu zijn er drie werkenden voor elke burger ouder dan 60. In 2018 zullen er nog twee werkenden zijn. Dat heeft enorme gevolgen voor de samenstelling van de bevolking, voor de ontvolking van landelijke gebieden, voor de dynamiek van de arbeidsmarkt en de betaalbaarheid van de pensioenen. Alle lidstaten van de Europese Unie komen daarmee voor lastige keuzen te staan. Moeten zij de bevolkingsgroei stimuleren met een fiscaal gunstig gezinsbeleid? Moeten zij de pensioensgerechtigde leeftijd verhogen? Moeten zij het pensioenstelsel hervormen waarbij de staat steeds minder doet en burgers steeds meer zelf voor hun oudedagsvoorziening moeten zorgen? Nederland heeft naast de AOW een sterk ontwikkelde tweede pijler met krachtige pensioenfondsen maar in sommige grote Europese staten (Frankrijk, Duitsland en Italië) kijkt de burger voor zijn pensioen naar de staat.

De Europese Unie moet zich er op instellen dat een combinatie van deze problemen ingrijpende gevolgen zal hebben. Veel Europese landen zullen in moeilijkheden komen als hun afhankelijkheid van duurder wordende energiedragers blijft toenemen, terwijl pensioenen amper betaalbaar worden wegens de demografische ontwikkeling. Om pensioenen te kunnen betalen, zullen sommige lidstaten zich genoopt voelen hun begrotingstekorten te laten oplopen. Dat brengt de stabiliteit van de Euro en dus van de Europese Unie in gevaar. Dergelijke ontwikkelingen raken de belangen van Nederland direct. Voor een stabiele munt zijn wij immers afhankelijk van onze Europese partners.

Slot

Het is niet moeilijk een worst case scenario te schetsen. Jongeren die in opstand komen tegen de stijgende lasten die zij moeten dragen om de ouderen van de toekomst dezelfde welvaart te geven als wat die van nu ontvangen. Tegenvallende arbeidsparticipatie gepaard met matige productiviteitstoename en dus een lage economische groei en veel werkloosheid. Een hoge olieprijs die islamitische productielanden in staat stelt de culturele eigenheid van minderheden hier ruimhartig te subsidiëren. Slecht geïntegreerde islamitische meerderheden in stedelijke gebieden die de weinige joden die hier nog wonen het voortbestaan onmogelijk maken. Een maffia die lak heeft aan politie en justitie. En een Europese Unie die ten prooi valt aan atavistisch nationalisme en sociaal-economische verstarring. Het is een grimmig beeld van een mogelijke toekomst.

Een beleidspartij als de VVD moet op al deze kwesties een heldere visie hebben en zonder schroom of taboe werken aan oplossingen. Daar is moed voor nodig en een flinke portie vasthoudendheid. Dus niet zeuren over toeters en bellen maar doen wat gedaan moet worden.

Bijdrage Annette Nijs

'A new liberal game': Je kiest wat je bent!

De discussie over de toekomstige positie van de VVD moet gevoerd worden. Daar is vriend en vijand het over eens, zelfs binnen de VVD. Overigens lijkt mij dit even noodzakelijk voor de PvdA, CDA en anderen. Immers, wie zich in dit politieke interbellum van Balkenende 1 en 2 niet heruitvindt, zal straks van een koude kiezerskermis thuis komen.

Waarom heruitvinden?
Pim Fortuijn en de komst van de LPF hebben niet alleen het failliet van links-rechts ingeluid maar ook laten zien dat mensen behoefte hebben aan een totaal andere aanpak van politiek bedrijven. We kunnen er niet langer om heen. Het antwoord ligt niet in een beetje meer naar links of een beetje meer naar rechts. De politiek heeft dringend een make-over nodig om weer een beetje aantrekkelijk te worden. Wat is er aan de hand? Twee dingen. Ten eerste: politieke partijen hebben zich ontwikkeld als groeperingen met elk een eigen visie op de maatschappij. In onze wereld van vele keuzes en subculturen kunnen steeds minder mensen uit de voeten met de idee dat één visie voldoende is om alle maatschappelijke problemen aan te pakken. Alleen daarom is een nieuw beginselprogramma met één leidende visie een oplossing van de vorige eeuw. Ik vind het juist goed dat de VVD inclusief de fractie laat zien dat ze ruimte biedt aan mensen met verschillende gedachten. Alleen zo kan de VVD een echte brede partij worden. Ten tweede: steeds meer mensen haken af omdat ze zich simpelweg vervreemd voelen van de politiek. De ideologische aantrekkingskracht van politieke partijen is te zwak om de aandacht van mensen te trekken. Politieke partijen verliezen het van alles en iedereen die inspeelt en aansluit op de gevoelens en verlangens van mensen. Zij zijn in hun eigen belevingswereld op zoek naar hun eigen waarden. Niet te verwarren met de door sommige zo fel begeerde collectieve waarden en normen! Ik ondervind het iedere dag, die twee belevingswerelden: een politiek discours in Den Haag en tegelijk een discussie op straat - twee zaken die nauwelijks met elkaar verbonden zijn.

De VVD met zijn traditionele aandacht voor het individu is bij uitstek dé partij die de potentie in huis heeft om het individu te begrijpen. Dat verlangt wel een andere opstelling van de VVD. Het gaat niet meer om belangenvertegenwoordigen maar om als partij aan te sluiten bij de verschillende individuele waarden en belevingswerelden. Wij VVD-ers kunnen best vet-cool zijn voor jongeren, uitdagend voor 30ers, sexy voor 40jarigen, avontuurlijk voor de vroeg gepensioneerde 50tiger en onderhoudend voor ouderen. De VVD kan alleen die echte brede partij worden als VVD-ers wel tussen de mensen gaan staan. Dan moeten we afrekenen met de gedachte dat zij er beter aan doen om bij de VVD te horen: wij moeten een van hun zijn en niet andersom. De VVD als instituut verwordt dan tot een lege huls. Het gaat erom als politieke stroming mensen met hun eigen waarden aan elkaar te verbinden. De VVD is niet meer de partij van de ondernemers maar van de ondernemende mens.

A new liberal game
Het is u misschien opgevallen dat ik het woord kiezer weinig laat vallen. Een beetje raar wellicht? Politieke partijen zijn toch stemmachines? Politieke partijen stellen zich toch tot doel kiezers te winnen? Mijns inziens moet de VVD dat nou juist niet doen. Als we kiezers willen winnen moeten we ermee stoppen om 'kiezers winnen' als doel van de VVD te zien. We moeten niet langer doelgroepen kiezers najagen. Het is een beetje als de functie van restaurants. Je hebt restaurants om in gezien te worden zoals Le Garage in Amsterdam-, om in vermaakt te worden zoals het Hard Rock Café-, of om spiritueel geprikkeld te worden oftewel te loungen zoals de Buddha Bar. Wat valt op: één ding! Het woord 'eten' komt er niet in voor. Hetzelfde moet gaan gelden voor de VVD: de VVD waar je je kunt vermaken, de VVD die het voor jou kan maken! De woorden 'kiezers winnen' komen er niet in voor. Het is de hoogste tijd voor 'a new liberal game': Je kiest wat je bent!

'Je kiest wat je bent'
Wie zijn wij dan liberalen? Voor liberalen is de wereld een plek vol met mogelijkheden en kansen om jezelf te ontwikkelen als je je daar tenminste voor inzet. Je kunt meer dan je denkt. Dromen zijn er om waar te maken. Kortom: je bent zelf aan zet, u en ik. Ja, dat is individualistisch maar let op: dit is heel wat anders dan 'ikke en de rest kan stikken!'. Thorbecke zei het al: "Het individu is niet dominant, is niet oppermachtig. Maar ook het volk, de meerderheid moet niet dominant zijn.' Liberale idealen zijn het gevolg van de afweging van verschillende waarden met het oog op het bereiken van maatschappelijk welbehagen. Een beetje zoals vraag en aanbod van verschillende waarden elkaar vinden in het evenwicht van de maatschappij: wij, u en ik zijn die maatschappij.

In mijn ogen moeten voor liberalen de volgende drie vertrekpunten leidraad zijn:


1. Liberalen geven wel degelijk om de maatschappij, de mensen en hun onderlinge betrokkenheid. Maar dat mag nooit een excuus zijn voor extremen. Betrokkenheid moet geen ziekelijke vormen aannemen zoals het soms eindeloze 'gepolder', en het continu gehamer op gelijkheid, alleen omdat we bang zijn om iemand buiten te sluiten. Mensen zijn niet gelijk, gelukkig maar. We moeten weer van mening kunnen verschillen en durven excelleren. De VVD doet er goed aan hier steeds weer op te wijzen. We kunnen juist genieten van én gebruik maken van de verschillen tussen mensen. Dat maakt het leven rijker. Maar tegelijkertijd siert het de VVD om wel te zorgen dat de verschillen op hun beurt niet uit de hand lopen: dat bepaalde groepen mensen zich wel aanpassen aan onze samenleving en iedereen die het nodig heeft een kans krijgt om zelf de draad weer op te pakken.


2. Een liberaal kijkt niet naar iemand anders om het voor hem op te lossen, zij denkt in oplossingen, begrijpt dat waar een wil is, is een weg, neemt zelf risico's, is creatief en onderneemt. Een liberaal kan u rustig aanspreken op haar verantwoordelijkheden en gedrag en hij zal u wijzen op uw rechten en plichten. De VVD zou zich dus politiek moeten profileren en sterk moeten maken voor die politieke issues, die een beroep doen op de eigen inzet van mensen en wel op een manier die hen raakt. Een voorzetje:
· ondernemerschap: 'De maximale regie over je eigen leven'
· onderwijs: 'Investeren in je eigen toekomst'
· creativiteit en inspiratie: 'Op zoek gaan naar je eigen waarden om te laten zien wie je bent'
· Europa: 'Kritiek? Doe er wat aan!' 'De mogelijkheden van Europa benutten'
· gezondheidszorg: 'Zorg goed voor jezelf' 'Voorkomen is beter dan genezen'
· veiligheid: 'Saamhorigheid in de buurt' 'Elkaar aanspreken' Betreed de vrijheid van een ander niet'
· natuur en milieu: 'Opgeruimd staat netjes' 'Een plek om te genieten en te ontspannen' Laat de boel niet over aan Greenpeace: een beter milieu begint bij jezelf!
3. Een liberaal is tolerant, ruimdenkend, laat anderen hun vrijheid en is hopeloos verliefd op zijn eigen vrijheid. Vanuit die passie zijn liberalen het vele geregel in onze samenleving zat. En pas op: als iemand de vrijheid van velen in het nauw brengt of serieus bedreigt dan komt de liberaal in actie tegen deze vrijheidberovers. Dan gaat de optelsom van individuele belangen boven het individualisme. Criminelen of terroristen: 'wie niet horen wil, die moet maar voelen'.

De VVD is aan zet
Want daar draait het allemaal om: dat voelen. Mensen moeten de liberale wereld van de VVD kunnen voelen, ervaren en beleven. De huidige tijdgeest past bij uitstek bij het liberale gedachtegoed, een wereld waar het individu op de eerste plaats komt. Een wereld vol uitdagingen om aan te gaan, waar inzet wordt beloond, waar je verschil kan maken en je eigen belevingswereld kan scheppen. De VVD is aan zet in a new liberal game: 'Je kiest wat je bent'. U en ik, we zijn ook zelf aan zet! Ik wens ons een enerverend en aanstekelijk liberaal spel toe waar velen aan mee willen doen! De inzet? Een brede VVD! Juist nu moet het kunnen!

Bijdrage Mark Rutte

Frank: Geweldig dat je vanmiddag dit debat organiseert. Het past bij je: verandering gericht op verbetering is jou op het lijf geschreven. Figuurlijk en, zo zagen we twee jaar terug, ook letterlijk, toen jij je haarstijl drastisch veranderde. En daarbij staat het belang van de VVD steeds voorop. Toch was je ook bereid standpunten in te nemen die de wenkbrauwen van het partij-establishment deden fronsen. Het beste voorbeeld: jouw pleidooi voor een Paars kabinet.

Over het onderwerp van vanmiddag, namelijk de toekomst van de VVD, heb ik in januari al iets gezegd op een partijbijeenkomst in Amsterdam. Dat maakte aardig wat los, zowel binnen als buiten de VVD. Had ik maar zoveel publiciteit gekregen met de nieuwe aanpak van de Bijstand, het 65+ pensioenakkoord met sociale partners of de aanpak van illegale arbeid. Het goede nieuws is wel dat er veel belangstelling is voor het onderwerp partij-vorming en partij-vernieuwing.

Laat ik beginnen aan te geven wat ik niét wil. Ik wil géén fusie met D66, en ik wil de VVD niét naar links trekken. De termen links/rechts zijn inderdaad verouderd.
Hans Wiegel had gelijk toen hij zei dat de VVD geen vleugels, maar wel vlegels kent. Zo'n vlegel wil ik graag zijn. Maar meer nog wil ik dat wij ons als VVD realiseren dat onze ideëen en idealen weerklank vinden bij véél meer kiezers dan nu op ons stemmen. Om die over de streep te trekken, moeten we wel bereid zijn onszelf diep in de ogen te kijken, en onszelf afvragen waarom wij dat potentieel niet waarmaken. Ik sta, samen met u, voor een partij die structureel meer dan veertig zetels kan halen en die daardoor met meer vanzelfsprekendheid de eigen opvattingen in daden kan omzetten. Die veertig-plus zetels zijn mogelijk.

Daarmee beweer ik nogal wat. Ik kan mij voorstellen dat dit om een toelichting vraagt. Laat ik beginnen met drie recente observaties:


- Ten eerste een persoonlijke: het is de campagne voor de Tweede Kamer-verkiezingen van januari 2003. In het Haagse Laak-kwartier praat ik met een vrouw, alleenstaand, met kinderen.
Ze heeft het financieel niet ruim. Integendeel. Ik vertel haar wat we willen met de gezondheidszorg, de sociale zekerheid. Dat wij juist ook mensen in háár positie meer écht perspectief willen geven. Op een baan, of als start, op weg naar een baan. Ik vraag haar wat ze er van vindt, of zij suggesties heeft. We stellen beiden vast dat we het eigenlijk wel eens zijn. Dan geef ik haar mijn verkiezingskaartje: lijst 3, plaats 11. Nee, zegt ze, dat is onmogelijk! Ik kan noóit VVD stemmen! De reactie van veel partij-genoten op dit verhaal is nog onthullender: "Vind je dat nou niet wat al te ambitieus, Mark, een bijstandsmoeder VVD te laten stemmen?" Ik vind die reactie onbegrijpelijk. Want, ja, ik ben ervan overtuigd dat wij voor deze vrouw een beter verhaal hebben, een oprechter verhaal, en zelfs een socialer verhaal dan Groen Links of de PvdA ooit hopen te hebben! Daarom moet het ons doel zijn dat ze haar stem op óns uitbrengt.


- Tweede observatie: als in januari 2003 de mensen die na het invullen van kieswijzers op internet het advies kregen "stem VVD", dat ook hadden gedaan, dan zouden we nu 45 zetels in de Tweede Kamer hebben. Het zijn er op dit moment 28. Zelfs ons record ligt "slechts" op 38. Hoe komt het dat mensen die het met onze ideëen eens zijn, toch niet op de VVD-knop drukken in het stemhokje?


- Derde observatie: op 15 mei 2002 stemmen 26 x 60.000 mensen op een overleden man, die niet eerder actief was op het nationale politieke toneel.

Dames en heren,
Om met het laatste te beginnen: die Fortuyn-revolutie is niet rechts en niet voorbij. Die revolutie steunde op drie peilers, waarvan er slechts één is opgeruimd: het feit dat de zaken niet bij hun naam mochten worden genoemd. De journalist Van Westerloo noemde dit de cultuur van "algemeen geformuleerde meningen, politieke fatsoenspreken en waarschuwingen tegen stigmatisering en discriminatie" ). Die cultuur is doorbroken. Blijven er twee peilers over: de mythe dat de politiek in staat is het geluk van alle mensen te bevorderen, en als laatste: de grote kloof tussen maatschappelijke betrokkenheid, burgerlijk activisme, en de professionele politici zoals aangeduid door socioloog Van den Brink. )

Het antwoord hierop is: herkenbaar politiek leiderschap. De VVD heeft daarvoor de beste papieren: onze liberale filosofie plaatst immers de mens centraal, niet de instituties. Mensen willen zélf keuzes maken, willen zélf grip hebben op hun bestaan. Zij kunnen en mogen de verantwoordelijkheid voor hun geluk dus niet structureel uit handen geven aan de staat. En voorzover macht wél wordt overgedragen aan de staat, is dat voor liberalen al sinds John Locke voorwaardelijk en berustend op het vertrouwen dat de staat die taken naar behoren zal uitvoeren.)

De vraag dringt zich op: Als uit die kieswijzers blijkt dat de VVD de grootste partij van Nederland kan worden. Als tegelijkertijd de conclusie gerechtvaardigd is dat de VVD, vóór de andere partijen, een antwoord kan formuleren op de revolutie van mei 2002 ... Waarom stemmen ze dan niet in veel grotere aantallen op ons?

Ik vind dat spijtig, maar eigenlijk niet zo gek.
We presenteren ons weliswaar aan de samenleving met goed uitgewerkte thema's: veiligheid, integratie en financiële degelijkheid. Maar minder met onderwijs, te weinig met de kwaliteit van publieke dienstverlening. We maken onvoldoende zichtbaar wat financiële degelijkheid en goed onderwijs betekenen voor de werkgelegenheid. Bovendien presenteren we ons met een hard profiel. We veronachtzamen het belang van de dialoog. We luisteren niet goed genoeg. We zijn nogal eens geneigd bij wijze van opkomst door het decor heen te stappen. We moeten mensen niet alleen op ratio, maar ook op emotie voor ons winnen.

Voorzitter: opgeteld roept dat het beeld op van de VVD als een sleets merk. We zijn toe aan een herlancering. Maar het goede nieuws is: wel een veelbelovende herlancering.

Wat moet er dan gebeuren?
Om te beginnen: onze filosofische uitgangspunten, de traditie, vanwaaruit wij werken, steviger laten doorklinken in wat we doen. Dus benadrukken dat voor ons niet de staat alles regelt, maar dat mensen zelf initiatieven nemen. Dat mensen zelf hun keuzes maken. En benadrukken dat de staat, de overheid, niet een abstract gegeven is, maar dat ieder van ons daarvan eigenaar is. Vrijheid en verantwoordelijkheid is wat ons drijft. De politiek organiseert de randvoorwaarden van het maatschappelijk verkeer. En als mensen in de problemen komen, dan helpen we elkaar. Niemand mag door het ijs zakken. Dit moeten we vertalen naar de manier waarop we binnen de VVD met elkaar omgaan, hoe we op de buitenwereld willen overkomen en vooral naar onze standpunten. Standpunten bijvoorbeeld over het onderwijs: Vrijheid en verantwoordelijkheid in het onderwijs betekent dat de schoolleiding in eerste instantie aan de ouders verantwoording zou moeten afleggen. Zij krijgen maximale inspraak. Scholen wordt pedagogische en financiële autonomie gegeven, de bemoeienis van de centrale overheid met het reilen en zeilen van de scholen wordt beperkt tot het formuleren van onderwijsdoelen en diploma-eisen. Vrijheid en verantwoordelijkheid in de gezondheidszorg betekent kwaliteit en keuzevrijheid. De rol van de overheid moet kleiner worden, de rol van patiënten, zorgaanbieders en verzekeraars veel groter. Een numerus fixus voor de opleiding van artsen kan weg, maar een numerus fixus voor de opleiding van managers in de zorg kan niet snel genoeg worden ingevoerd. En in de sociale zekerheid betekent vrijheid en verantwoordelijkheid dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten, dat we elkaar niet in de steek laten. Maar een uitkering is, indien maar enigszins mogelijk, niets anders dan de overbrugging naar de volgende baan. De discussie binnen zo'n VVD wordt op hoofdlijnen gevoerd; de knapste koppen uit de samenleving worden geïnspireerd hieraan deel te nemen. De politici graven diep, en komen dan met vernieuwende standpunten over hun eigen terrein. De buitenwacht zal zeggen: "Het lijkt wel of die partij het debat met de samenleving zélf aangaat." Zo'n VVD is rijkgeschakeerd; aan opvattingen en mensen. De parelketting zit schouder aan schouder naast het oorringetje. Deze VVD voelt zich thuis in Hotel des Indes én in de Tilburgse poptempel 013.

De VVD kan nooit meer het verwijt worden gemaakt de belangen van een bepaalde sociale klasse te verdedigen. Want de VVD is een dwarsdoorsnede van de maatschappij. Van al die mensen die hun leven zelf willen sturen, die vertrouwen hebben in de toekomst en een open oog hebben voor de omgeving.

Ik zou graag die mevrouw uit het Laak-kwartier over een paar jaar weer spreken. Wellicht is het dan verkiezingstijd. Als wij het goed hebben gedaan, heeft ze besloten dat de VVD toch de beste keuze is voor haar en behoort haar afkeer definitief tot het verleden. Maar misschien heeft ze toch nog een duwtje in de rug nodig. Dan hoop ik dat ik nog eens met haar kan praten over onze VVD, over onze kijk op de samenleving. Dat wij ervan overtuigd zijn dat ieder mens uniek is, dat ieder mens zijn/haar eigen keuzes het beste zelf kan maken. Dat we er juist daárom ook voor gekozen hebben ons als VVD te richten op thema's waar mensen zelf invulling aan kunnen geven. Dan wijs ik haar op de door ons gestuurde ontwikkelingen in het onderwijs. Zij heeft immers kinderen. Wij willen dat scholen met elkaar wedijveren om leerlingen, dat ouders zelf precies kunnen bepalen bij welke school hun kinderen het beste af zijn. Daarom heeft de VVD het thema onderwijs weer teruggepakt van de andere partijen, en besloten het nooit meer los te laten.

Dan wijs ik haar op een ander terrein waar mensen zelf veel kunnen bepalen: de sociale zekerheid. Niet langer de uitkering is het einddoel, maar het weer aan de slag komen. Mensen kunnen hier maximaal zelf aan bijdragen en meesturen. Ik vraag haar of ze inmiddels weer aan het werk is, misschien part-time. En ik vraag haar welke positieve effecten dat op haar kinderen heeft. En of haar gevoel van eigenwaarde hierdoor is gegroeid. Of er inmiddels meer mensen uit haar straat aan de slag zijn. Bij ons vorige gesprek had ze het nog over die éne man die met een broodtrommeltje 's morgens onder de snelbinder op weg naar kantoor ging.

En ik zou haar willen vragen, of ze gemerkt heeft dat de VVD een andere uitstraling heeft. Minder hard, minder ongenaakbaar, herkenbaar menselijk. Wie weet overweegt zij actief te worden in de partij? Ze zou van harte welkom zijn!

Bijdrage Laetitia Griffith

Vleugels

In 2002 na de moord op Pim Fortuyn is binnen de VVD discussie gevoerd over partijvernieuwing. De kritiek loog er toen niet om: De VVD was er onvoldoende in geslaagd om ideeën op heldere, duidelijke wijze aan de kiezer over te brengen, De partij is gesloten en heeft (te) weinig personen waarin de kiezer zich herkent. De partij komt in de media niet duidelijk over, het verhaal is goed, maar wordt te vaak abstract gebracht waardoor "de gewone man" het niet begrijpt. Het vermogen om taboes te doorbreken was niet duidelijk zichtbaar en de VVD gaf te weinig leiding aan de discussies.

Anno 2004 constateer ik dat er flinke stappen vooruit zijn gezet. De VVD bruist! De fractie is jong, enthousiast en eigengereid. De fractieleden zijn herkenbaar, weten taboes te doorbreken, zoeken de grenzen op, bepalen de agenda en werken hard aan de toekomst van de VVD.

Maar wij zijn er nog lang niet. In de politiek draait het vooral om waarden, belangen, ideeën en strijd in het publieke domein. Inhoud en vormgeving zijn echter onderhevig aan fluctuaties, die onder invloed staan van factoren zoals de economische situatie, demografische en sociaal culturele veranderingen en technologische ontwikkelingen. Deze kennen een cyclisch karakter en zijn tot op zekere hoogte voorspelbaar.

In dit verband is van belang de volgende citaat van Thorbecke: "Om vooruit te gaan moet men den weg kennen." Wij VVD-ers zijn vooruitgangsoptimisten. Wij hebben een interne drive om ruimte te bieden aan vooruitgang en ontplooiing. En vooruitgang begint met ambitie! In 2002 heeft de VVD haar ambitie neergelegd in zeven kernpunten. Dat zijn een gezonde economie, degelijke overheidsfinanciën, veiligheid, minder immigratie, meer integratie, meer ruimte voor wonen en verkeer, meer vrijheid voor onderwijs en zorg en een duidelijke internationale positie. Deze kernpunten staan wat mij betreft nog als een huis.

De vraag is echter hoe wij gelet op de fluctuaties, maatschappelijke ontwikkelingen concreet invulling moeten geven aan onze ambities. Daarbij moeten wij ons realiseren dat de factoren die van invloed zijn op de veranderingen, zich in ieder geval niet binnen het Haagse politieke systeem bevinden, maar daarbuiten en soms zelfs buiten onze landsgrenzen.

De VVD moet om haar ambities te verwezenlijken permanent de omgeving scannen, duiden en van daaruit antwoord geven op de relevante vraagstukken. In NRC-Handelsblad van 28 februari van dit jaar heeft Frank Ankersmit op elegante wijze onder woorden gebracht waarom de liberale democratie het eerste politieke systeem is dat niet zijn eigen ondergang voortbrengt. Er is volgens hem maar een weg naar de toekomst en naar een zinvolle verbetering van onze samenleving. En dat is die van een voortdurend sleutelen aan het liberaal-kapitalisme om het in optimale conditie te houden.

Ik zal nader ingaan op een tweetal kernpunten en daarmee proberen aan te geven op welke wijze de VVD door middel van scannen, duiden en het geven van antwoorden, kan inspelen op de toekomst.

Dat zijn Economie en Criminaliteitsbestrijding. Maar eerst wil ik kort iets zeggen over Onderwijs.

Onderwijs
Wij liberalen zijn het aan ons zelf verplicht deze schoolgaande kinderen de weg te wijzen naar het liberalisme, de weg naar zelfontplooiing. Elk kind dat wij ervan kunnen overtuigen dat onderwijs haar weerbaar zal maken en haar kansen zal bieden tot ontplooiing, is een winst en een voorbeeld voor de groep.

Een punt van zorg wil ik hierbij aanstippen. Van de jongeren die op het VMBO zitten verlaat een aanzienlijk deel zonder diploma de opleiding. Ik vind dat wij VVD-ers alle zeilen moeten bijzetten om te zorgen dat schooluitval niet de opmaat wordt van stijgende criminaliteit en in toenemende mate beslag legt op de sociale voorzieningen. Daar merk ik nog te weinig van in de praktijk.

Overigens ben ik wel trots op de eerste en tweede generatie migranten die universitair onderwijs volgen, met en zonder hoofddoek. Vooral het aantal vrouwen onder deze groep is opvallend groot. Natuurlijk vind ik dat uitwassen zoals ongelijke behandeling daadkrachtig aangepakt moeten worden, maar ik vind het nog belangrijker dat de achterliggende oorzaken worden aangepakt in plaats van dat wij aan de haal gaan met een hoofddoek. Dat zou wat mij betreft symboolpolitiek zijn.

Economie:
Een gezonde economie is altijd speerpunt van de VVD geweest. In 2001 werd in het tijdschrift "The Economist" zelf de voorspelling gedaan dat Nederland de komende jaren het meest aantrekkelijke land zou zijn voor buitenlandse investeerders. En natuurlijk was deze voorspelling vóór 11 september. Maar feit is nu wel dat wij in 2004 wel te maken hebben met een achterblijvende arbeidsparticipatie en afnemende arbeidsproductiviteit. Grote ondernemingen zijn in rap tempo bezig de productie te verleggen naar landen zoals India, China en Polen waar de lonen vele malen lager zijn. Weliswaar vertoont de Nederlandse economie sinds kort een licht herstel van 0,8%, maar als wij dat vergelijken met bijvoorbeeld India waar sprake is van een groei van 8%, dan hebben wij nog een lange weg te gaan.

De vraag is dan ook of wij voorbereid zijn op het geweld van de economische wereldmarkt. Als er nu ergens een deltaplan voor moet komen dan is het wat mij betreft een deltaplan voor een gezond bedrijfsleven en de bevordering van de concurrentiekracht van Nederland. De VVD moet hierbij voorop lopen en meer aandacht schenken aan innovatie en slimmere productiemethoden. En dan doel ik zeker niet op een nog verdere veredeling van onze wietteelt, maar dat ter zijde. Bij het bereiken van een gezonde economie zie ik een belangrijke voortrekkersrol voor de VVD weggelegd.

Veiligheid of liever gezegd internationale terrorisme De aanslagen in Amerika en in Madrid hebben onveiligheidsgevoelens versterkt. De veilige, vertrouwde wereld van weleer heeft plaatsgemaakt voor een complexe, anonieme bedreigde omgeving. In Nederland is gelukkig geen permanente dreiging van een oorlog van allen tegen allen, een oorlog van wij tegen zij, van gelovigen tegen ongelovigen.

Maar de angst voor terrorisme is zeker na 11 september en Madrid, niet overdreven. De bestrijding van terrorisme vergt een daadkrachtige internationale samenwerking. In de praktijk worden met regelmaat signalen afgegeven dat door de internationale verschillen in regelgeving, de grensoverschrijdende operationele samenwerking tussen politiële en justitiële autoriteiten, dreigt te worden belemmerd. Ik noem als voorbeeld het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden, denk aan deals met criminelen, maar ook de internationale verschillen in politie en justitieorganisaties. Zo zijn er landen waarin de politie in hoge mate zelfstandig opereert bij het verrichten van opsporingsonderzoek en zijn er landen waarin het opsporingsonderzoek onder strikte leiding en supervisie van het OM plaatsvindt. Ook de rol die de Europese politie (Europol) en de Europese officieren van Justitie (Eurojust) spelen bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad verdient meer aandacht van de VVD. Ik vind het zorgelijk dat Eurojust nog weinig bekendheid geniet binnen opsporingskringen in de lidstaten dan wel op concurrentiedrift stuit. Ook de gebrekkige samenwerking tussen Europol en Eurojust is zorgelijk. Ik vind het onbegrijpelijk dat officieren van Justitie die werkzaam zijn bij Eurojust nog steeds geen toegang hebben tot de data van Europol. Ik zal als woordvoerder Justitie daar ook meer aandacht aan besteden.

Dames en heren,
Ik heb in mijn inleiding aan u proberen duidelijk te maken op welke wijze de VVD kan inspelen op grote vraagstukken die onze toekomst zullen bepalen. Permanent scannen, duiden en antwoord geven op relevante vraagstukken.

Maar niet alleen de VVD heeft hierin een verantwoordelijkheid, ook burgers, maatschappelijke groeperingen en bedrijven zijn mede verantwoordelijk voor de gang van zaken. Ook personen met verschillende morele opvattingen kunnen ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en overtuiging de beginselen van onze democratische rechtsstaat onderschrijven wanneer de beginselen de uitdrukking zijn van gelijkwaardigheid, wederkerigheid en respect. Wij liberalen zullen duidelijk blijven maken dat wij de beginselen van onze democratische rechtsstaat hoog in het vaandel hebben en dat daar niet aan te tornen valt!

Ik kom tot een afronding en ik zal een persoonlijk woord tot Frank richten.

Frank, je vertrek komt wat mij betreft veel te vroeg. Ik had graag langer met je samengewerkt, maar ik begrijp ook dat het na 22 jaar actieve politiek tijd is geworden voor iets anders. Een jong team heeft ervaren mensen nodig bij wie zij te raden kunnen gaan.

Frank, Ik heb veel bewondering voor je veerkracht en je overtuigingskracht. Ik herinner mij onze eerste ontmoeting heel goed. Je was nog minister van Defensie. Na een kennismakingsgesprek van een half uurtje had ik het gevoel alsof ik Red Bull had gedronken (Je weet in Nederland mag dat nog). Ik had vleugels gekregen, en enorm gemotiveerd en met een gevoel dat ik de hele wereld aankon liep ik terug naar het ministerie van Justitie.

Frank, ik hoop dat jij in de toekomst van de VVD een rol zal blijven spelen voor vooral die jonge VVD-leden, die staan te trappelen om hun bijdrage te mogen leveren aan de toekomst van de VVD. Dat je dat bijzondere VVD-gevoel ook aan hen mag overbrengen.

Frank, geef ze vleugels, zowel links als rechts!

Bijdrage Edwin van de Haar

Naar een klassiek liberale en derhalve rechtse VVD

Inleiding
Het liberalisme is geen supermarkt, waarin men naar genoegen kan graaien van het ene schap of het andere. Liberalen willen individuele mensen vrijer maken. Om dat te doel te bereiken is volharding en consistentie nodig. Het politieke succes van de korte termijn beklijft slechts zelden en levert daarmee geen bijdrage aan de liberale agenda. Inhoud, inhoud, inhoud, de titel van dit symposium, betekent dat het noodzakelijk is om een visie voor de middellange termijn te hebben. Een visie die is geworteld in het liberalisme. De stelling die ik wil verdedigen is:

Als de VVD mensen vrijer wil maken, dan dient zij op het klassieke liberale gedachtegoed terug te grijpen, hetgeen in electorale termen betekent dat er een ruk naar rechts wordt gemaakt.

Ik behandel de stelling in omgekeerde volgorde. Eerst wordt de actuele relevantie van de links-rechts tegenstelling in de Nederlandse politiek aangetoond. Vervolgens tracht ik inzichtelijk te maken dat rechts en de VVD samengaan en dat er een stevige relatie bestaat tussen rechtse politiek en het klassieke liberalisme. Ik sluit af met een reeks inhoudelijke voorstellen, die dienen als praktisch programma voor een klassieke liberale en rechtse VVD.

Links en rechts
Het is opvallend op hoeveel weerstand het gebruik van het begrippenpaar links en rechts stuit. Dat geldt voor een aanzienlijk aantal (top)VVD-ers, maar de afschuw is ook onder journalisten en andere politieke waarnemers zichtbaar. In deze kringen heerst het geloof dat het verschil tussen links en rechts niet (langer) relevant is. Het zouden louter inhoudsloze etiketten zijn, die vooral politieke verwarring stichten. Een actueel voorbeeld is de serie artikelen onder de titel 'Voorbij links en rechts', die in NRC Handelsblad verschijnt. Deze houding is onjuist en getuigt van een behoorlijk portie arrogantie ten opzichte van de kiezer. Dat kan de VVD zich in ieder geval niet permitteren.

De links-rechts tegenstelling is namelijk onverminderd belangrijk, zowel in Nederland als in andere Europese landen. Dat toont politicologisch onderzoek keer op keer aan. Volgens Lijphart is het een kernscheidslijn tussen politieke partijen, die zich in de jaren zeventig en tachtig zelfs heeft ontwikkeld tot het meest relevante ideologische verschil binnen diverse Europese partijstelsels. Het is onjuist te veronderstellen dat het hierbij alleen om beeldvorming gaat. De inhoudelijke basiscomponenten van de links-rechts scheidslijn bestaan namelijk uit belangwekkende politieke keuzes. Bijvoorbeeld:
· staats- of privaat bezit van productiemiddelen
· een sterke of een zwakke rol voor de staat in de economie
· wel of niet een sterke herverdeling van welvaart, van hoge naar lage inkomens
· verzet of steun voor de uitbreiding van de verzorgingsstaat middels overheidsingrijpen De rechts-links tegenstelling heeft dan ook serieuze implicaties in de praktijk van alledag. Lijphart toont bijvoorbeeld daadwerkelijk aan dat linkse regeringen zich in het algemeen op grotere schaal in de economie mengen dan rechtse regeringen. Partijprogramma's en politieke ideologie zijn de belangrijkste bronnen bij de bepaling van beleidsprioriteiten en politieke besluitvorming.

Wat misschien verwarrend is voor sommige waarnemers, is dat de links-rechts dimensie een zeker absorptievermogen heeft en niet voor iedere kiezer op elk moment hetzelfde betekent. Er worden onder invloed van de actualiteit nieuwe onderwerpen aan toegevoegd, zoals migratie en asiel. Als ik het goed zie wordt op dit moment, mede door toedoen van de VVD, ook de voortgang van de Europese integratie een kwestie die links en rechts verdeelt. Zogenaamde postmaterialistische onderwerpen, die minder gerelateerd zijn aan traditionele sociaal-economische onderwerpen, bijvoorbeeld gender, ecologie en kwaliteit van leven hebben al eerder een plek op de links-rechts schaal gevonden. Daarmee is de links-rechts dimensie niet alleen één van de oudste politieke tegenstellingen, het is ook een kracht van politieke continuïteit.

Dat geldt onverminderd voor Nederland. Pennings en Keman concludeerden dat het begrippenpaar links-rechts voor 94% van de kiezers zinvol is bij het bepalen van de partijvoorkeur. De vraag of er sprake is van het 'einde der ideologie', die van oudsher samenhangt met de tegenstelling links-rechts, is dan ook zeker niet in zicht. Politieke partijen kunnen het zich voorts niet veroorloven al te veel van hun traditionele posities af te wijken, op straffe van het verlies van het vertrouwen van hun achterban. Want ondanks de veranderende inhoud, is de onderlinge tegenstelling tussen links en rechts onverminderd relevant gebleven. De tegenstelling zorgt juist voor de herkenbaarheid van partijen, ondanks de soms aandoenlijke volharding waarmee opinieleiders en politici het tegendeel beweren. Op zich is die ontkenning begrijpelijk, want een keus voor links of rechts beperkt de politieke bewegingsruimte. Volkskrant-columnist Schoo wees er kort geleden nog op dat het woord rechts voor velen ook nog eens een nare bijsmaak heeft. Maar daar moet de VVD zich overheen zetten. Door de ontkenning van dit voor de kiezers zeer relevante feit, lijkt de vermaledijde kloof tussen politiek en burger dan toch eindelijk gelokaliseerd.

Rechts en de VVD
Aan de algemene relevantie van de links-rechts schaal onttrekt ook de VVD zich niet. De partij wordt namelijk al sinds de oprichting in 1948 geïdentificeerd met rechtse standpunten, zoals een positieve houding ten opzichte van leger en bewapening, een voorkeur voor efficiënt bestuur en zuinig overheidsbeleid, vergroting van de economische vrijheid, het verlangen de verzorgingsstaat in te perken en de voorkeur voor stevige criminaliteitsbestrijding en ordehandhaving. De kiezer straft de VVD simpelweg af als er geen helder rechts alternatief wordt geboden. Dat bleek duidelijk in de jaren tachtig, op 15 mei 2002 en laatstelijk in januari 2003.

De VVD had de afgelopen twee verkiezingen in ieder geval beter kunnen weten, omdat zij toen de beschikking had over de uitkomsten van een onderzoek dat in 1999 onder Nederlandse kiezers en partijleden werd gehouden, door de Leidse politicologen Koole en Van Holsteyn. Van de VVD-kiezers ziet 81% zichzelf als rechts tot zeer rechts. Dit geldt voor 86% van de niet zo actieve partijleden en 83% van de actieve partijleden. Aan de andere kant van het politieke spectrum blijkt dat 75% van de PvdA-kiezers zichzelf links beschouwt, terwijl maar liefst 97% van niet zo actieve partijleden en 95% van actieve partijleden zichzelf als zodanig ziet. De recente suggestie van enkele VVD-ers om met een deel van de PvdA samen te gaan moet in dit licht dan ook als ondoordacht terzijde worden geschoven.

Uit het Nationaal Kiezersonderzoek 2002 en 2003 blijkt dat ook de verschillen tussen kiezers van VVD en D66 groot zijn. Dat komt met name tot uiting op sociaal-economisch terrein en op het punt van minderheden en integratie. In links-rechts termen positioneren D66 en VVD aanhangers zich dan ook wezenlijk anders. Van de D66 kiezers plaatst een ruime meerderheid (67%) zichzelf aan de linkerkant van het politieke spectrum. Bij de VVD blijft een solide 84% van de kiezers zichzelf als rechts zien, waarvan de helft zelfs 'uitgesproken rechts'. Een fusie tussen deze partijen ligt dan ook niet voor de hand, als men naar deze voorkeuren van het electoraat kijkt. Daarbij moet het inmiddels toch ook tot de VVD-top doorgedrongen zijn dat er überhaupt maar weinig D66-ers te vinden zijn, die een fusie met de VVD aantrekkelijk vinden.

In electoraal opzicht is de opdracht voor de VVD de komende jaren dan ook duidelijk. Onzalige fusieplannen of flirtaties met linkse politieke partijen zijn uit den boze. Veel meer winst valt te halen uit een rechtser profiel, zelfs al gaat dat ten koste van enig stemmenverlies aan de linkerkant van de VVD. Dat valt echter te billijken, want grofweg vallen er tussen de 50 en 85 zetels te verdelen aan de rechterkant van het politieke spectrum. Met een wegkwijnende LPF en een opstandige linkse flank binnen het CDA blijft de electorale ruimte gewoon op rechts liggen.

Voordat een rechtser profiel duurzaam tot stand kan worden gebracht, moet in de VVD nog de nodige interne weerstand worden overwonnen. Met name onder de 17% van de 'actieve partijleden', het partijkader, die zichzelf niet als rechts wensen te zien. Naar mijn inschatting gaat het hierbij vooral om 'sociaal-liberalen', zoals Dijkstal, Voorhoeve en Vonhoff en hun aanhangers. De staatssecretarissen Rutte en Schultz van Haegen hebben zich recent ook laten kennen als leden van deze kleine, maar invloedrijke groep. Het verschil tussen hun politieke plaatsbepaling en de opvattingen van de achterban blijkt behoorlijk groot. Dat komt de VVD electoraal niet ten goede.

Rechts en het liberalisme
Hierboven is geconstateerd dat de VVD als rechtse partij gezien wordt. Het begrip rechts is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de directeur van de Teldersstichting onlangs stelde wel degelijk geworteld in de politieke inhoud.

Velen zullen opmerken dat de VVD niet is opgericht om rechts te zijn, maar om het liberalisme uit te dragen. Dat klopt. Liberaal beleid gaat voor rechts beleid. Dat is soms niet gemakkelijk, zo blijkt in het migratie en integratiedebat. Maar voor de toekomst van de VVD is het belangrijk om te benadrukken dat het hier vooral om een valse tegenstelling gaat. Politiek op basis van één van de twee hoofdstromingen binnen het liberalisme, het klassieke liberalisme, past namelijk uitstekend bij een rechts electoraal profiel. De VVD hoeft zichzelf dus op geen enkele wijze inhoudelijk te verloochenen om electoraal succesvol te zijn. Wel moet zij de dominantie van het sociaal liberale denken van zich afschudden. Om dat aan te tonen is het nodig om op de belangrijkste verschillen tussen klassiek liberalisme en sociaal liberalisme in te gaan.

Het klassieke liberalisme komt voort uit de 17e en 18e eeuw, en wordt geassocieerd met schrijvers als Locke, Smith, Hume, Constant, Toqueville, Mises, Hayek, Friedman en Simon. Het sociaal liberalisme, of ontplooiingsliberalisme, komt op vanaf het midden van de 19e eeuw en wordt in de Britse traditie dan ook New Liberalism genoemd. In de Verenigde Staten staat deze stroming bekend als liberalism, dat (niet zonder reden) meer overeenkomsten heeft met de Europese sociaal democratie dan met het klassieke liberalisme. Schrijvers die met deze stroming worden geassocieerd zijn onder andere Kant, Humboldt, John Stuart Mill en Rawls.

Het meest relevante onderscheid is het verschil in mensbeeld. De zin van het leven ligt voor klassieke liberalen in het individu zelf. Uit de creativiteit van het vrije mens komt de maatschappelijke vooruitgang voort. Klassieke liberalen hebben een realistische kijk op de mens: zij zien hem namelijk als een wezen dat flexibel is, goed in staat om met de dynamiek van het leven om te gaan, tegenslagen op te vangen en kansen te benutten om zijn lot en omstandigheden te verbeteren. Sociaal liberalen zien de mens als een wezen met een vastgelegde persoonlijkheid, die zich dient te ontwikkelen of te ontplooien tot een bepaalde bestemming. De individu heeft een bepaald levenspad af te leggen, hetgeen hem kwetsbaar en relatief inflexibel maakt. Dit verschil heeft grote gevolgen in de politieke praktijk, want oplossingen en beleid zijn in hoge mate afhankelijk van de wijze waarop men tegen de mens en zijn vermogens aankijkt.

De verschillen tussen beide stromingen zijn ook duidelijk zichtbaar in de zienswijze op de individuele vrijheid. Sociaal liberalen denken namelijk als snel dat een individu hulp van derden nodig heeft om de ontkieming van de voorbestemde talenten tot zijn recht te laten komen. Positieve vrijheid, de vrijheid tot het ondernemen van diverse acties, wordt door hen dan ook belangrijker geacht dan negatieve vrijheid, de vrijheid van inmenging door derden. Klassieke liberalen zweren daarentegen bij dit laatste vrijheidsbegrip, omdat het de belangrijkste voorwaarde is om met maatschappelijke dynamiek om te gaan en die ook zelf te creëren.

De grootste bedreiging voor het individu komt volgens klassieke liberalen van de staat. De staat is voor hen dan ook een noodzakelijk kwaad, slechts in het leven geroepen door de vrije burgers om een klein aantal taken uit te voeren die niet door de samenleving zelf tot stand kunnen worden gebracht. Denk aan de zorg voor interne en externe veiligheid, die dienen ter bescherming van het individuele recht op leven en eigendom. Aangezien de vrije markt in de economie niet perfect is, dient de overheid daarbij het marktmeesterschap op zich te nemen en de totstandkoming van een beperkt aantal publieke goederen te bevorderen. In tegenstelling tot wat dikwijls wordt gedacht zijn klassieke liberalen geen aanhangers van strikte laissez-faire en de minimale staat. Zij staan daarentegen een beperkte staat (limited state) voor. De VVD-stoplap 'vrijheid in verantwoordelijkheid' komt in het klassieke liberale denken volop tot recht. Vanzelfsprekend via het schadebeginsel: men mag de vrijheid van een ander niet schaden bij de invulling van de eigen vrijheid. Maar minstens zo belangrijk zijn de processen van spontane orde. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de vrije markt. Maar evenzeer onontbeerlijk zijn de tradities en de moraal die 'de wijsheid van vele generaties in zich bergen' en die via overlevering en opvoeding een normerende werking hebben op de mens.

Het zwakke punt in het sociaal liberale denken is het naïeve geloof in de positieve effecten van overheidsinterventie als bijdrage aan de ontplooiing van de individu. Dat betekent onder andere dat sociaal liberalen een relatief groot vertrouwen hebben in de menselijke rationele capaciteiten. Het menselijke vernuft wordt in staat geacht om vanuit een centraal punt (zoals een ministerie of het parlement) beleid of wetten te bedenken die op individuen elders een positieve uitwerking hebben. Dat komt neer op een vergaand geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Met het oog op de ontplooiing van de individu wordt een grote mate van overheidsoptreden gepropageerd, bijvoorbeeld in de vorm van de verzorgingsstaat. Dit is dan ook het wat Hayek op het oog had toen hij zijn boek The Road to Serfdom opdroeg aan 'de socialisten van alle partijen'.

Frits Bolkestein wees onlangs in een lezing bij de Benedictus de Spinoza Stichting de denkbeelden van de sociaal liberaal John Rawls als achterhaald van de hand. Mijns inziens is het in dit kader minstens zo belangrijk om de kwade invloed van John Stuart Mill te onderkennen. Ondanks prachtige delen in zijn On Liberty, was hij een fervent voorstander van overheidsingrijpen, onder andere voor de verdeling van welvaart. Niet voor niets duiden filosofen als John Gray en Norman Barry hem als proto-socialist aan

Het moge duidelijk zijn dat sociaal liberalen minder geschikt zijn om rechts beleid te voeren. Zij zien de individu als zwak en hebben teveel vertrouwen in de overheid. Blijkbaar trekken zij weinig lering uit het falen van de overheid, dat recent weer werd aangetoond door de Rekenkamer, het CBS, de commissie-Blok en diverse andere parlementaire commissies. Telkens blijkt dat de overheid pretenties heeft en verwachtingen wekt die niet waar gemaakt kunnen worden. Vertrouwen in positieve effecten van overheidsbeleid getuigt niet van realiteitszin. Om het recente woordgebruik van Frits Bolkestein te gebruiken: sociaal liberalen zijn de zachte heelmeesters van het liberalisme.

Inhoudelijke thema's voor de VVD
In dit korte bestek is het vanzelfsprekend niet mogelijk om een uitgebreide beschouwing te geven van al de inhoudelijke thema's die de VVD beter of anders moet oppakken. Daarom volsta ik met het aanstippen van enkele belangrijke onderwerpen, die voor een deel elders zijn uitgewerkt.

Als uitgangspunt geldt dat de centrale vraag uit de politieke filosofie: 'wat is de verhouding tussen individu en staat?' weer in het voordeel van de eerste moet worden beantwoord. Dat betekent allereerst dat de discussie over de rol van de staat in onze samenleving moet worden gevoerd, zowel de overheid vanuit Brussel, Den Haag, als provincie- en gemeentehuis. Dat is een andere benadering dan de huidige, waarbij de staatstaken afhangen van het te bezuinigen bedrag en er derhalve zelden duidelijke keuzes worden gemaakt. De VVD moet ernaar streven op ieder politiek niveau de primaire verantwoordelijkheid voor de invulling van het leven weer bij het individu te leggen.

Speciale aandacht dient de VVD te hebben voor de toenemende collectivisering van Nederland. Dit is het proces waarbij steeds meer mensen voor hun inkomen afhankelijk worden van de overheid. Dat geldt voor ambtenaren natuurlijk, maar vooral voor andere delen van de collectieve sector, zoals de gezondheidszorg. Het grote gevaar daarbij is dat publieke werkers via de politiek de publieke sector in stand houden. In plaats van trots te verkondigen dat het kabinet zoveel (collectieve) arbeidsplekken creëert, dient de VVD beter te onderkennen dat zij het zichzelf op deze wijze steeds moeilijker maakt.

VVD-politici zouden de kritiek die zij leveren op het functioneren van de Europese Unie ook onverkort moeten toepassen op de nationale situatie. Dus ophouden met het rondpompen van geld, langzaam en gedetailleerd zijn, openlijk slecht beleid voeren (landbouwbeleid), et cetera.

Dat betekent in ieder geval dat de verzorgingsstaat in haar huidige vorm radicaal op de schop moet. Het basisstelsel in de sociale zekerheid dient terug te keren als liberaal uitgangspunt. Een geval apart is de gezondheidszorg, een staaltje overheidsplanning dat in de communistische landen niet zou hebben misstaan. Frank de Grave zal al zijn politieke en bestuurlijke vernuft in de strijd moeten gooien om duurzame veranderingen te bewerkstelligen. Een voorwaarde voor de hervormingen in de verzorgingsstaat is dat individuele burgers maandelijks netto genoeg overhouden voor het betalen van de verzekeringspremies. De VVD moet dan ook heilige huisjes als de hypotheekrenteaftrek omschoppen, ten faveure van de invoering van een lage vlaktaks van rond de 30%.

Van groot belang is dat de VVD ophoudt met steun voor beleid dat op het waanidee van de maakbaarheid van de samenleving is gebaseerd. Er vallen nog tientallen miljarden te besparen door niet langer belastinggeld te verspillen aan effectloze subsidies. Nog altijd steunt de VVD vormen van industriepolitiek, door niet kritisch genoeg te zijn bij de beoordeling van het ministerie van Economische Zaken en zich te laten gijzelen door belangenclubs als VNO, NCW en MKB Nederland. Zo worden miljarden aan aardgasbaten verkwanseld, door allerlei projecten in het kader van de (kennis)infrastructuur. Het milieubeleid kost ieder jaar 5 tot 10 miljard, zonder dat er een goede bewijsvoering aan ten grondslag ligt. De VVD moet beter luisteren naar mensen als Hans Labohm, Björn Lomborg en de wetenschappers van Heidelberg Appeal Nederland, die doemscenario's ontkrachten en realistische alternatieven aandragen. Het is ook een raadsel waarom marktwerking op de weg pas rond 2013 een goed idee zou zijn.

Het is verstandig van Jozias van Aartsen om in zijn speech in Nieuw Leusen de belangrijkste punten van Pim Fortuyn te omarmen. Complimenten ook voor de pleidooien van hem en staatssecretaris Nijs voor elite-onderwijs in Nederland. Maar, zeg ik erbij, laat het gedoe over de kenniseconomie dan voor wat het is. Geef de universiteiten de academische vrijheid terug. Val hen niet lastig met marktconformiteit in het studieprogramma, maar laat ze wel met elkaar concurreren op de markt voor studenten in combinatie met selectie aan de poort.

Deze thema's vormen maar het topje van de ijsberg. Maar van de uitvoering komt niets terecht, als er geen goede mensen zijn om ze uit te dragen en te verwezenlijken. Politiek is een vak, heeft Frits Bolkestein meer dan eens opgemerkt. In de VVD zijn er te weinig actieve politici en bestuurders die het liberalisme in woord en gedrag uitdragen. Geert Dales legde recent nog eens de vinger op de zere plek: '.... je wordt bestuurder doordat je in de partij je weg hebt weten te vinden, lekker ligt, in het ons-kent-ons circuit zit, of vrouw bent. Niet zelden gaat dat gepaard met een mager curriculum vitae ...'. Als docent politieke theorieën bij de Haya van Somerenstichting is mijn ervaring niet alleen negatief, maar kan ik aan de inschatting van Dales toevoegen dat er schokkend veel (plaatselijke) VVD-politici zijn die volledig onbekend zijn met het liberalisme. Daar ligt dus een schone taak voor de VVD-partijorganisatie.

'We have to roll back the frontier of the state', zei Margaret Thatcher. Dat is de belangrijkste opdracht voor de VVD. De overheid faalt op vele fronten. De staatsinvloed moet kleiner, de vrijheid van het individu groter. Dat is een positieve agenda voor de VVD. De politieke inhoud dient op het klassiek liberalisme te worden geënt. Het is een electoraal buitenkansje dat dit door de kiezers vooral als rechts zal worden gepercipieerd. Dan heeft de VVD nog eens echt de kans om de grootste partij van het land te worden.