Het Koninklijk Huis
19/05/04 Toespraak van H.K.H. Prinses Máxima der Nederlanden bij de
uitreiking van de Appeltjes van Oranje 2004, Den Haag , Paleis
Noordeinde, woensdag 19 mei 2004
Dames en heren, jongens en meisjes,
Hartelijk welkom hier op Paleis Noordeinde. Vandaag vindt voor de
tweede keer de uitreiking van de Appeltjes van Oranje plaats. Als
beschermvrouwe van het Oranje Fonds mag ik vanmiddag met de
vriendelijke toestemming van mijn schoonmoeder uw gastvrouw zijn in
haar werkpaleis. Vandaag wordt het een feest voor ons allemaal, maar
in het bijzonder toch voor de deelnemers, vrijwilligers,
beroepskrachten en de bestuurders van de drie projecten die vanmiddag
een Appeltje van Oranje, een oorkonde en een mooie geldprijs
overhandigd krijgen.
Welkom nogmaals. Het is met heel veel plezier dat ik dadelijk de
appeltjes van Oranje ga uitreiken. Ik zeg er maar meteen bij, dat het
geen appeltjes van brons zijn, maar sinaasappelen. De koningin, die de
appeltjes zelf voor ons gemaakt heeft in haar atelier, heeft zich echt
niet vergist. Vroeger werden sinaasappelen immers ook wel
appelsientjes genoemd. Hun opvallende kleur maakte dat ze al in de
zeventiende eeuw werden gebruikt als symbool voor het huis van Oranje.
Vandaar dus de naam Appeltjes van Oranje. Ik mag u dat eigenlijk niet
verklappen, want u begrijpt, dit wordt een vaste vraag op het
inburgeringsexamen - maar goed, we zijn nu toch onder ons .
Dames en heren,
'Jongeren in de buurt' is het thema dat het Oranje Fonds dit jaar
heeft gekozen voor de Appeltjes van Oranje. ' Jongeren in de buurt',
het klinkt een beetje dubbelzinnig en zo is het ook bedoeld. 'Jongeren
in de buurt' staat voor veel mensen gelijk aan groepjes zich
vervelende en op straat rondhangende jongeren, meestal jongens
trouwens, aan lawaai van scooters en aan overlast. Vaak is er ook
angst voor vandalisme en crimineel gedrag. Kleine criminaliteit
meestal als je naar de delicten kijkt, maar grote criminaliteit als je
ook rekening houdt met het gevoel van onveiligheid dat het in de buurt
kan geven.
'Jongeren in de buurt' kan gelukkig ook anders gelezen worden en dan
is het ineens een vraag aan de buurt geworden. Wat is er eigenlijk
voor jongeren in deze buurt te doen? Zijn er wel voldoende
ontspanningsmogelijkheden? Kunnen ze sporten? Is er een plek om elkaar
te ontmoeten?
Het is geen geheim dat jongeren er vaak over klagen dat er voor hen in
hun eigen buurt helemaal niets is - geen hangplek, maar ook geen
clubhuis; geen disco, maar ook geen trapveldje om even te voetballen.
Dan blijft er niet veel anders meer over dan de snackbar, de
coffeeshop of het pleintje in het winkelcentrum.
Jongeren zijn het liefst in de buurt met jongeren uit de buurt. De
eigen buurt dus. Vaak kennen ze elkaar ook al van kinds af aan en zijn
ze naar dezelfde scholen geweest . Tussen school en thuis zit naarmate
de jongeren ouder worden, meer tijd, meer ruimte en meer vrijheid. Dat
klinkt aantrekkelijk, maar dat is het alleen als er met die vrijheid
ook iets positiefs gedaan kan worden. Leuke dingen, soms ook spannende
dingen, maar wel altijd dingen die om een zekere mate van initiatief,
organisatie en ervaring vragen. Meestal zal dat eerst voor de jongeren
gedaan moeten worden. Als het goed gaat, zullen de activiteiten ook
steeds meer door de jongeren zelf gedaan kunnen worden. De directe
betrokkenheid en de eigen verantwoordelijkheid maken dan dat de
jongeren de buurt vanzelf ook weer leuker vinden worden en minstens zo
belangrijk, de buurt vindt de jongeren ook weer leuker. Het worden dan
weer 'onze' jongeren in 'onze' buurt.
Het Oranje Fonds is op zoek gegaan naar organisaties die zich op
buurtniveau inzetten, zoals dat dan in de brochure zo mooi heet, 'voor
een leefbare samenleving en verbetering van de maatschappelijke
samenhang tussen verschillende groepen'. In gewone mensentaal: lekker
sporten, gezellig samen uitgaan, wat eten en drinken en misschien ook
nog hulp bij het huiswerk maken. Dat gaat allemaal niet vanzelf, zeker
niet als je met je activiteiten zowel autochtone als allochtone
jongeren van 12 tot 22 jaar wilt bereiken. Het wordt allemaal nog
moeilijker, wanneer de buurt toch al met veel problemen te kampen
heeft. Uit onderzoek weten we dat allochtone jongeren vaak moeten
opgroeien in arme buurten met kleine huizen en weinig
ontspanningsmogelijkheden. Er wordt veel verhuisd, de straten zijn
rommelig en drugs zijn gemakkelijk te krijgen. Buurthuizen, sportclubs
en verenigingen houden het in zo'n omgeving vaak niet vol. Het moeten
ook hun eigen activiteiten worden en ze moeten zichzelf ook willen
inzetten voor het succes van hun club. Samenwerken met volwassenen is
voor hen vaak een heel nieuwe ervaring . Voor volwassenen van
Nederlandse afkomst is het niet altijd gemakkelijk om rekening te
houden met de vaak zo heel andere achtergrond van de allochtone
jongeren voor wie zij hun best doen.
Voor de Appeltjes van Oranje van 2004 hadden zich op 1 oktober 2003
bij het Oranje Fonds al meer dan 70 succesvolle projecten met jongeren
in de buurt aangemeld of voorgedragen. Dat is op zichzelf een
verheugend groot aantal, maar helaas mag ik vanmiddag toch niet meer
dan drie Appeltjes uitreiken. Dat betekent dat er dus heel streng
geselecteerd moest worden. In de laatste ronde is vooral gekeken naar
projecten die zowel opvallend succesvol waren in de uitvoering als
vernieuwend en origineel in hun aanpak. Zulke projecten kunnen op
andere plaatsen ook weer als voorbeeld of model gebruikt worden. Het
Oranje Fonds heeft daar ook middelen voor beschikbaar gesteld. De
winnaars zelf krijgen naast het bronzen Appeltje en de oorkonde ieder
een bedrag van 15.000 Euro om ten behoeve van het project te besteden.
Straks krijgt u over ieder van de winnende projecten nog meer te horen
en kunt u ook wat van de activiteiten zien. Met veel plezier stel ik
de projecten nu kort aan u voor. Ik verheug me er ook al op dat ik in
de komende maanden een bezoek kan gaan brengen aan de projecten.
We gaan eerst naar Roosendaal, waar in de wijk Kalsdonk al een aantal
jaren het project Meer met Sport loopt. Het ging in Kalsdonk, zo
schrijven de indieners zelf, niet goed met de 'jongeren in de buurt',
met name niet met de grote groep jongeren van Marokkaanse afkomst. Er
was veel en ernstige overlast, vooral in de vakantietijd. Daar is wat
aan gedaan door het instellen van een heel effectief optredend
buurtpreventieteam, bestaande uit jongeren, maar vooral ook door het
ontwikkelen van een heel programma van sportieve, educatieve en
ontspannende activiteiten. Het is echt indrukwekkend te zien wat er in
de laatste vijf jaar aan activiteiten voor jongeren van 8 tot 23 jaar
tot stand is gekomen. Het gaat om tientallen projecten, van
voetbaltoernooien en pleincompetities tot breakdance battles en
playback shows met tientallen en soms zelfs honderden deelnemers. De
sfeer in de wijk is inmiddels gelukkig sterk verbeterd en het
programma ontwikkelt en vernieuwt zich nog steeds.
Kleiner van schaal en veel gerichter is het werk van de Stichting
Witte Tulp in Haarlem. Het gaat hier om een
huiswerkbegeleidingsproject voor vooral Turkse leerlingen. Het
bijzondere van dit vrijwilligersproject is dat het gedragen en ook
grotendeels uitgevoerd wordt door Turkse landgenoten. In totaal zijn
nu zo'n 200 kinderen in het basis- en in het voortgezet onderwijs
begeleid. Het project heeft zich inmiddels uitgebreid naar de ouders
en ook worden er allerlei activiteiten ondernomen op het gebied van de
burgerschapsvorming, met als hoogtepunt een bezoek aan de Tweede
Kamer. En ook aan Six Flags trouwens.
Sport, zelfs topsport, staat centraal in het Continental Jeugdsport
Preventie Project dat in het hart van Amsterdam Zuid Oost, de
'Bijlmer' dus, sinds een jaar of vier wordt uitgevoerd. Sport is hier
niet alleen maar een middel om jongeren in de buurt te binden, het is
ook echt het doel. Onder leiding van Sammy Monsèls, een meervoudig
Nederlands kampioen atletiek, is een programma tot stand gekomen, dat
honderden jongeren schoolatletiek biedt. Een kleine selectie van hen
wordt zelfs voorbereid voor de Olympische Spelen van 2008 in Beijing.
De organisatie en ook de financiering van het project sluiten heel
mooi aan bij het heel eigen karakter van de internationale bevolking
van de Bijlmer. Jongeren van 7 tot 17 jaar uit 23 landen, met name ook
uit Suriname en de Antillen, beoefenen atletiek bij Continental.
Alledrie de projecten krijgen dezelfde prijs en hetzelfde bedrag aan
geld, maar één van de drie bronzen Appeltjes is duidelijk in een
groter formaat uitgevoerd. Daarmee wil het Oranje Fonds het project
eren, dat het jaarthema het meest opvallend en origineel vorm wist te
geven. De ere-Appel is dit jaar voor het Continental Jeugdsport
Preventie Project.
Dit zijn de winnende projecten. Ze hebben een aantal kenmerken
gemeenschappelijk. Natuurlijk, ze zijn allemaal succesvol geworden,
maar dat is niet onmiddellijk en zeker ook niet vanzelf gegaan. Er is
jarenlang veel werk voor nodig geweest en de blijvende inzet van soms
zelfs maar één persoon. Als de traditionele Nederlandse
verenigingsstructuur niet goed past bij de situatie en de leefstijl
van de deelnemers, dan wordt er iets anders verzonnen.. Een
donateurschap bijvoorbeeld met een eervolle vermelding in het
fotojaarverslag.
Sport staat centraal in de projecten in Roosendaal en vooral in
Amsterdam. In de wereld van het welzijn is er traditioneel vooral veel
aandacht voor de positieve sociale functie van sport, met name
teamsport. Maar sport heeft ook een belangrijke psychologische
functie, zeker als het gaat om wedstrijdsport, waar de individuele
prestatie telt. Actieve sportbeoefening kan een grote rol spelen in
het versterken van het zelfrespect en natuurlijk ook in het verwerven
van het respect van anderen. Je reikt een diploma aan jezelf uit
waarvan je je nooit hoeft af te vragen of het wel echt waarde heeft.
De prestatie staat, het diploma is verdiend.
We vinden het heel vanzelfsprekend dat topsporters rolmodellen zijn,
inspirerende voorbeelden voor jongeren in het algemeen, maar zeker
voor jongeren die uit dezelfde sociale of etnische groep afkomstig
zijn. Op het gebied van het onderwijs lijkt de kans op rolmodellen op
het eerste gezicht wat minder groot, maar dat is toch niet zo. Juist
in het individuele contact, zoals in de vorm van hulp bij het maken
van huiswerk, kan een iets oudere uit de eigen groep - een Turk, een
Marokkaan, een Antilliaan - een grote rol spelen als voorbeeld. Zijn
of haar succes als scholier of student is voor de jongere het bewijs
dat het kan, als je maar hard genoeg werkt en ook vol weet te houden.
Dat is ook echt nodig, want hoewel allochtone jongeren van jaar op
jaar meer gaan deelnemen aan het middelbaar en hoger onderwijs, haken
juist zij vaak voortijdig af. De schooluitval bij Turken en Marokkanen
is drie tot vier keer zo hoog als bij autochtone Nederlanders.
Huiswerkbegeleiding, burgerschapsvorming en ouderadvisering zijn
belangrijke hulpmiddelen om de kans op succes in het onderwijs te
vergroten. Het is zeker effectiever wanneer die mogelijkheden ook in
eigen kring geboden worden .
Dames en heren, jongens en meisjes,
In de publieke discussie over de multiculturele samenleving en de
integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving wordt de
laatste tijd weer wat vaker een pleidooi gehouden om meer aandacht te
geven aan de positieve ontwikkelingen. De Appeltjes van Oranje gaan
naar projecten die op een duidelijk positieve manier een oplossing
hebben weten te vinden voor problemen in de buurt. 'We gaan er iets
aan doen' was het motto bij het begin van de projecten. Nu wil men
graag en met trots het goede nieuws brengen. Het is gelukt om de
principes van 'empowerment' in praktijk te brengen. Het Oranje Fonds
is daar erg blij mee en wil graag ook elders projecten steunen die op
deze manier vorm geven aan het motto van het Fonds: 'erbij horen'.
Dank u wel.