Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 43 21
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
UB/2004/35912
Onderwerp Datum
Tussenevaluatie SUWI 2004 en 19 mei 2004
verantwoording SUWI-organisaties 2003
1. Inleiding
Aanvullend op het aan u toegezonden jaarverslag van SZW over het jaar 2003 willen wij
ons met deze brief en de daarbij behorende bijlagen specifiek verantwoorden over de
resultaten die in het afgelopen jaar geboekt zijn bij de uitvoering van de SUWI-wet.
De minister van SZW is op grond van artikel 86 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen (Wet SUWI) verplicht om gedurende drie jaar na de inwerkingtreding
jaarlijks verslag uit te brengen over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de
praktijk. In mei 2003 is het rapport `Eerste evaluatie van de Wet SUWI' aan de Kamer
aangeboden. Met de tussenevaluatie SUWI 2004 wordt invulling gegeven aan het verslag
over het jaar 2003.
De presentatie van de resultaten van de uitvoering en ons oordeel daarover in de
tussenevaluatie is in belangrijke mate gebaseerd op de stukken die wij u als bijlagen bij deze
brief aanbieden. Gezien de veelheid aan rapportages vinden wij het van belang om deze in
samenhang te presenteren. Met deze brief vatten wij ons oordeel voor u samen. In de
tussenevaluatie wordt dit oordeel nader onderbouwd.
Als bijlagen bij deze brief treft u aan:
1. tussenevaluatie SUWI 2004;
2. de bijdrage van CWI, UWV, VNG en Divosa over de ketensamenwerking;
3. jaarverslagen 2003 van CWI, UWV, SVB, BKWI en IB;
4. brieven aan de SUWI-organisaties met betrekking tot het al dan niet goedkeuren van het
besluit tot vaststelling van de jaarrekening;
5. 7e voortgangsrapportage implementatie SUWI;
6. kwartaalverslagen over het vierde kwartaal 2003 van CWI, UWV, SVB, BKWI en IB;
7. jaarverslag 2003 IWI (met als bijlage het rapport `ICT in de keten van werk en
inkomen');
8. jaarverslag 2003 RWI.
2
2. Oordeel over de behaalde resultaten
De Wet SUWI is ingevoerd per 1 januari 2002. Bij invoering van de Wet SUWI is
aangegeven dat de implementatie per 1 januari 2006 grotendeels moet zijn afgerond. Voor
deze implementatieperiode van vier jaar is met de uitvoeringsorganen een groeipad
afgesproken, waarin stapsgewijs wordt toegewerkt naar het volledig bijdragen aan de
hoofddoelen van de wet: werk boven uitkering, klantgerichtheid en doelmatigheid. Leidend
in ons oordeel is of de organisaties al het mogelijke doen opdat eind 2005 een activerend,
klantgericht en efficiënt stelsel is ingericht. In dit oordeel zijn de bevindingen over de
SUWI-organisaties in het Jaarverslag 2003 van de Inspectie Werk en Inkomen
meegenomen.
Werk boven uitkering
Met het bijdragen aan het hoofddoel werk boven uitkering liggen de uitvoeringsorganisaties
na een moeilijk aanloopjaar redelijk op schema. De uitvoeringsorganisaties hebben hun
aandacht na invoering van SUWI in eerste instantie gericht op het verkrijgen van
continuïteit in de uitkeringsverstrekking. Vanaf 2003 is de omslag naar activering ingezet.
UWV heeft bij de centrale missie `Stimuleren dat mensen aan het werk blijven of komen'
inmiddels een aantal goede resultaten geboekt. Bij CWI lag de nadruk in 2002 op de
uitkeringsintake, en daarmee het bedienen van de ketenpartners. Met CWI stelt de minister
vast dat de grote toename van het aantal klanten en de daarmee samenhangende vergrote
inzet van capaciteit voor de uitkeringsintakes in 2003 ten koste gegaan is van de
bemiddeling van werkzoekenden en begin 2003 van de dienstverlening aan werkgevers. Met
inachtneming van de moeilijke omstandigheden (laagconjunctuur, samengaan opbouw
organisatie en uitvoering) zijn de resultaten van CWI hoopgevend, hoewel op diverse
aspecten verbetering wenselijk is.
Bij het bevorderen van reïntegratie is bij UWV inmiddels niet alleen meer aandacht voor de
kortste weg naar werk maar ook voor het werken aan duurzame plaatsing. Hoewel dit in de
resultaten op korte termijn niet meteen zichtbaar zal zijn leidt dit uiteindelijk wel tot het
beoogde effect. Het is voor de minister belangrijk dat de uitvoeringsorganisaties zich
ontwikkelen in het in kunnen spelen op zich wijzigende omstandigheden.
Uiteraard mag het accent op activering niet leiden tot mindere resultaten bij de
rechtmatigheid en handhaving. Bij UWV is de rechtmatigheid over het geheel genomen
lager dan in 2002, vooral door lagere scores voor de WW en REA. Inmiddels is bij UWV
een aantal oorzaken voor deze afnemende rechtmatigheid aangepakt. Verder zijn bij UWV
de opgelopen achterstanden bij diverse primaire processen tot beheersbare werkvoorraden
teruggebracht. De SVB presteert goed op rechtmatigheid, maar kent bij de tijdigheid
problemen bij de AKW en Anw. Inmiddels zijn afspraken gemaakt over beoogde
verbeteringen, of zijn de voorwaarden hiervoor gecreëerd. Verbeteringen in de uitvoering
zijn randvoorwaardelijk voor het bereiken van resultaten bij activering. Naast de omslag
naar de activerende uitvoering is ook de omslag zichtbaar naar het centraal stellen van de
klant. Dit komt tot uitdrukking in de samenwerking in de keten, op centraal en lokaal
niveau, maar ook in het steeds meer leveren van maatwerk aan de cliënten.
Klantgerichtheid
3
In 2003 zijn bij CWI, UWV en SVB belangrijke stappen gezet op weg naar het realiseren
van een betere klantgerichtheid. Illustratief hiervoor is de vormgeving van
cliëntenparticipatie, de groeiende aandacht voor maatwerk, de implementatie van
klachtenregelingen en de keuze tot invoering van de werkherkansingsadviseur. De weerslag
van dit alles in groeiende klanttevredenheid van werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden,
werkgevers en ketenpartners blijft echter veelal nog achterwege. De komende twee jaar zal
de aandacht zowel binnen de uitvoeringsorganisaties als in de aansturing door de minister
dan ook gericht worden op de verbetering van de klanttevredenheid.
Doelmatigheid
Hoewel het bij doelmatigheid gaat om de beoogde doelen zo goed mogelijk te bereiken
tegen zo laag mogelijke kosten, zijn er situaties waarin hogere uitvoeringskosten tot een
gelijkwaardige dan wel hogere doelmatigheid leiden. De aan CWI en UWV beschikbaar
gestelde transformatiebudgetten zijn hier een voorbeeld van. Maar ook voor de relatie tussen
investeringen in de uitvoeringskosten en het rendement op de uitkeringslasten zijn bij CWI
(poortwachtersrol), UWV (WAO-instroom) en SVB (handhaving) voorbeelden aan te
dragen. Deze samenhang zal in de komende periode samen met de uitvoeringsorganisaties
versterkt moeten worden. Dit kan immers bijdragen aan nieuwe vormen om tot hogere
doelmatigheid te komen.
Van belang voor de resultaten op doelmatigheid is uiteraard ook de efficiëntie van de
uitvoeringsprocessen. De afgesproken bezuinigingen zijn bij CWI en SVB in de afgelopen
jaren behaald. UWV heeft in 2003 te maken gehad met extra uitgaven ( 9,5 mln).
Daarnaast heeft het UWV een aantal niet begrote voorzieningen moeten treffen in 2003 in
het kader van het transformatieproces, die zijn gecompenseerd door bijzondere baten. Om
de extra uitgave te compenseren heeft de minister besloten deze extra kosten van UWV
deels te verrekenen met het budget 2004 voor uitvoeringskosten UWV. De getroffen
voorzieningen zullen worden betrokken bij de toekenning van het transformatiebudget
2004-2005. Overigens heeft de Raad van bestuur UWV de minister verzekerd dat de
structurele besparing op de uitvoeringskosten van 25% in 2005 door de ontwikkelingen in
2003 niet in gevaar komt.
Implementatie
Bij invoering van de Wet SUWI is aangegeven dat de implementatie per 1 januari 2006
grotendeels moet zijn afgerond. Geconstateerd kan worden dat de organisaties op schema
liggen met de implementatie. Voor UWV geldt dat enkele transformatieprocessen eind 2005
nog niet volledig zullen zijn afgerond. Zo zullen op dat moment nog niet alle systemen van
voormalige uvi's zijn uitgefaseerd en zullen ook de huisvestingsplannen voor de regio's
voor een groot deel nog niet zijn gerealiseerd. Dit hangt samen met de noodzaak om tijdens
het veranderingstraject de juiste balans te bewaren tussen aandacht voor going concern en
de opbouw van UWV.
De te wijzigen werkprocessen van UWV worden mede beïnvloed door de
beleidswijzigingen die UWV parallel aan de implementatie van SUWI dient voor te
bereiden en implementeren. Onder andere als gevolg hiervan zal de opbouw van UWV
tijdens de beoordeling van het ontwerp jaarplan 2005 veel aandacht moeten krijgen. De
tranformatie van CWI verloopt volgens planning.
Ook de Inspectie stelt in haar Jaarverslag 2003 vast dat de uitvoeringsorganisaties de
risico's over het algemeen onderkennen, maar worstelen om deze ook goed te beheersen. De
doelen van de Wet SUWI zijn nog niet bereikt. De huidige stand van zaken geeft volgens de
4
Inspectie echter voldoende vertrouwen om de organisaties de tijd te bieden om door te gaan
op de ingeslagen weg.
ICT
De ontwikkeling van de ketensamenwerking is een groeimodel. Dit weerspiegelt zich in de
voortgang van de keteninformatisering. Tot nu toe is het tempo van de totstandkoming
achtergebleven bij de planning. Ook de visie ten aanzien van de ketenarchitectuur is
vertraagd. Belangrijke oorzaak hiervoor is dat de aandacht van de individuele ketenpartners
in 2002 en 2003 vooral uitging naar de eigen processen en systemen. Deze dienen enigszins
stabiel te zijn voordat de koppelingen kunnen worden gelegd. Daarnaast is de ICT-
ondersteuning van de ketensamenwerking volgend op de afspraken over de inrichting van de
samenwerking.
De partijen hebben gezamenlijk aanscherping en verduidelijking van afspraken aangebracht,
in afstemming met de organisatie-interne prioriteiten. Voor de lopende projecten is het van
belang te constateren dat partijen nauw samenwerken bij de totstandkoming van de
koppelingen, waarbij de aanpak zich concentreert op lokale uitwerking en beproeving in
samenhang met de proeftuin-gewijze ontwikkeling van Sonar bij CWI.
Mede op basis van het IWI-rapport wordt geconstateerd dat CWI goed op weg is met de
modernisering van de informatiehuishouding. De realisatie van Sonar biedt een goede basis
om de eigen processen en de ketensamenwerking te optimaliseren. Het beeld van de
Inspectie van een UWV dat alle zeilen moet bijzetten om de complexiteit van de
veranderingsopdracht ICT (inclusief het wetsvoorstel Walvis) in goede banen te leiden
wordt gedeeld. Dit moet in het bredere kader geplaatst van de veranderingen die binnen
UWV worden doorgevoerd.
Aan de uitvoeringsorganisaties is verzocht de nodige maatregelen te nemen om de door de
Inspectie geconstateerde ICT-risico's te ondervangen en te beheersen.
Conclusie bedrijfsvoering en verantwoording
De minister acht de interne bedrijfsvoering en het te versterken interne toezicht daarop van
groot belang voor een aantoonbare verbetering van de prestaties van de uitvoering. Hoe hard
de SUWI-organisaties ook werken aan verbetering van de bedrijfsvoering en
verantwoording daarover, er dienen verbeteringen geboekt te worden.
Kern daarvan vormt de transparante en betrouwbare informatievoorziening. Deze ontwikkelt
zich positief, maar moet zich vooral bij CWI en UWV nog verder ontwikkelen. Voor CWI
speelt verder dat het financieel beheer weliswaar is verbeterd, maar in 2004 en 2005 nog
dient te verbeteren. UWV heeft met de nulmeting en de daaropvolgende nulmeting plus één
goed zicht op de aspecten in de bedrijfsvoering die om verbetering vragen. Bij de SVB is de
informatievoorziening en ook de totale bedrijfsvoering op orde. Vanaf 2004 zullen de
jaarverslagen bij alle zbo's een zogeheten mededeling over de bedrijfsvoering bevatten. De
SVB heeft daarin al voorzien in 2003.
De verantwoording over 2003 door de uitvoeringsorganisaties is verbeterd ten opzichte van
2002 maar voldoet, met uitzondering van de SVB, nog niet aan de VBTB-eisen.
Samenvattend oordeel over de organisaties
De uitvoeringsorganisaties hebben zich de eerste twee jaar vanaf de start van de Wet SUWI
vooral gericht op het op orde krijgen van hun eigen organisatie. Er is veel aandacht
uitgegaan naar de herverdeling van taken tussen de organisaties, het op orde krijgen van de
eigen organisatie en de continuering van de dienstverlening. Deze interne gerichtheid ging
5
in de eerste fase ten koste van de ketensamenwerking. Geleidelijk aan oriënteren de
organisaties zich echter niet langer uitsluitend op hun interne transformatie, maar meer en
meer op samenwerking met partners in de keten. De klant komt hiermee meer centraal te
staan, en vanuit dat perspectief wordt de omslag naar een activerend stelsel gemaakt. Met de
totstandkoming van het Programma Ketenresultaten 2003-2004 is een eerste stap gezet naar
versterking van de samenwerking.
3. Vervolgacties
In de tussenevaluatie wordt gesignaleerd dat verbeteringen aangebracht moeten worden met
betrekking tot onder meer de ICT, de doelmatigheid van UWV en SVB en in mindere mate
van CWI, de rechtmatigheid en tijdigheid van enkele regelingen en de kwaliteit van de
verantwoording. Verbeteringen op deze punten zijn essentieel met het oog op het slagen van
de SUWI-doelstellingen. Hieronder beschrijven we op hoofdlijnen hoe wij de verbeteringen
willen aanpakken.
Een stelsel in beweging
De implementatie van de Wet SUWI dient op 1 januari 2006 grotendeels te zijn afgerond.
Dit gegeven is leidend bij de aansturing van de uitvoeringsorganisaties in 2004 en 2005.
Met de invoering van de Wet SUWI in 2002 is het denken over het stelsel uiteraard niet
gestopt. In de afgelopen twee jaar is vooral hard gewerkt aan het opbouwen van de nieuwe
of vernieuwde organisaties en aan de samenwerking tussen die organisaties. In dit proces
worden uiteraard ervaringen opgedaan die binnen de organisaties tot bijsturing hebben
geleid, maar ook worden ervaringen opgedaan die hebben geleid tot andere accenten in onze
aansturing.
Vermeldenswaard in dit kader is de brief aan de Tweede Kamer van 30 maart 2004 over
versterking van aansturing en toezicht op de uitvoeringsorganisaties. Maar ook het denken
over de beste vormgeving van de samenwerking in de praktijk is aan verandering
onderhevig. Zo is aan de Wet SUWI inmiddels een experimenteerartikel toegevoegd.
Hiermee is het mogelijk gemaakt te experimenteren in de taakverdeling tussen ketenpartners
met de bemiddeling en de uitkeringsintake. En ook wordt er hard gewerkt aan de
voorbereiding van de overheveling van de premie-inning door UWV aan de Belastingdienst
en een nieuwe polisadministratie (de wetsvoorstellen Walvis en WFSV).
Intensivering ketensamenwerking en ICT-ondersteuning, van focus naar synergie
De ervaringen in de afgelopen twee jaar hebben ons ertoe gebracht de ketensamenwerking
opnieuw richting te geven. De ketenpartners hebben een eigen visie op de toekomst
ontwikkeld die door ons van harte ondersteund wordt. Na de start van SUWI richtte de
samenwerking zich eerst op het verkrijgen van de gezamenlijke focus. Nu deze focus vanuit
het klantperspectief is bepaald, dient het bereiken van synergie centraal te staan.
De ketenpartners willen als één keten naar de klant opereren, aansluitend en aanvullend aan
elkaar, zonder dubbelingen. Daarbij geven zij een aantal gemeenschappelijke
uitgangspunten weer, die aansluiten bij de doelen van de Wet SUWI. Het hoofddoel van
SUWI, werk boven inkomen, is ook voor de ketenpartners het startpunt. Ketenpartners zijn
daarbij elkaars poortwachter. De samenwerking in de keten staat ten dienste van de klant,
waarbij de klant de dienstverlening krijgt die aansluit bij zijn situatie en
verantwoordelijkheid. De klant ontmoet de keten op lokaal en regionaal niveau. Daar moet
de ketensamenwerking zich verder ontwikkelen, uiteraard binnen landelijke kaders. Het
6
optimaliseren van de samenwerking wordt gecombineerd met de introductie van nieuw
activerend beleid via de WWB, WW, WAO.
De ketenpartners hebben vijf gezamenlijke en samenhangende ambities geformuleerd, die
verder zullen worden uitgewerkt:
1. Gezamenlijk definiëren van ketenprestatie-indicatoren, waardoor zichtbaar en meetbaar
gemaakt wordt of de keten naar behoren presteert. De prestatie-indicatoren per
organisatie moeten daarbij niet met elkaar in tegenspraak zijn en elkaar juist versterken.
In 2005 gaan de ketenpartners werken met gezamenlijke prestatie-indicatoren voor de
keten.
2. Afstemmen van ICT-investeringen. Wezenlijk is dat de ketenpartners hun eigen ICT-
inspanningen nadrukkelijk afstemmen en beslissingen nemen die ook in het belang van
de andere ketenpartners en de keten als geheel zijn. Uitgangspunt bij ICT is dat zo veel
mogelijk één keer informatie door de klant gegeven behoeft te worden.
3. Gezamenlijke aanpak van reïntegratie voor de verschillende doelgroepen (zowel
bijstand, werklozen als arbeidsongeschikten), waarbij ketenpartners gezamenlijk hun
financiële middelen kunnen inzetten.
4. Vorming van bedrijfsverzamelgebouwen. De ketenpartners geven aan dat de
ketensamenwerking merkbaar wordt gestimuleerd als partijen bij elkaar op een locatie
gehuisvest zijn.
5. Gezamenlijke handhaving. Er wordt groot belang gehecht aan de ontwikkeling en
toepassing van klantprofielen en risico-analyses.
De bijdrage van CWI, UWV, VNG en Divosa wordt door ons beschouwd als een
belangrijke basis voor de nu volgende fase van ketensamenwerking. De uitgangspunten en
ambities worden door de ketenpartners gezamenlijk geconcretiseerd in een nieuw
ketenprogramma.
Door op lokaal en regionaal niveau te experimenteren ligt de nadruk niet op het realiseren
van een (nieuw) `grand-design' voor de keteninformatisering. Het vraagt juist om een
stapsgewijze ontwikkeling en optimalisatie die gebruik maakt van de ontwikkelde
functionaliteiten van Suwinet, en die aansluit op het groeipad van de interne ontwikkelpaden
van de zbo's.
Voor de toekomst biedt de ingebruikname van Sonar, het heringerichte IB en de systeem-
integratie van UWV een steviger basis voor elektronische gegevensuitwisseling dan
voorheen aanwezig. Daarbij richten de partijen zich in toenemende mate op het perspectief
van de cliënt. Hierbij wordt aangesloten en gebruikgemaakt van breder ingezette initiatieven
die de elektronische dienstverlening aan burgers en bedrijven faciliteren. SZW heeft hierbij
een structurerende, sturende en faciliterende rol, met name door inbreng ten behoeve van de
sector in interdepartementale besluitvorming en het zorgdragen voor passende wetgeving.
Overige prioriteiten
Naast de hierboven genoemde koerswijziging voor de ketensamenwerking zijn door ons
uiteraard ook per organisatie prioriteiten te onderkennen. Aan het slot van de
tussenevaluatie zijn deze per organisatie toegelicht:
- prioriteiten CWI: verbeteren werkgeversbenadering, dienstverlening werkzoekenden,
doelmatigheid en handhaving;
7
- prioriteiten UWV: verbeteren resultaatgerichtheid, kwaliteit uitvoering en
doelmatigheid en parallel daaraan voorbereiden op uitvoering wetsvoorstellen WIA,
Walvis en WFSV;
- prioriteiten SVB: aansluiting op keten, verbeteren klantgerichtheid en doelmatigheid;
- prioriteiten BKWI: operationeel maken stabiel en bedrijfszeker Suwinet;
- prioriteiten IB: groeitraject naar adequate ondersteuning gemeenten bij
fraudebestrijding via bestandsvergelijkingen en elektronische gegevensuitwisseling.
4. Goedkeuring jaarrekeningen
CWI, UWV, SVB, BKWI en RWI hebben hun jaarrekening met accountantsverklaring ter
goedkeuring voorgelegd. De besluiten tot vaststelling van de jaarrekening van CWI, UWV,
SVB, BKWI en RWI zijn heden door ons goedgekeurd.
5. Tot slot
Voorafgaand aan de integrale evaluatie van SUWI in 2006 zult u ook volgend jaar rond deze
tijd een tussenevaluatie SUWI ontvangen. Uiteraard hebben wij continu aandacht voor de
realisatie van de beleidsdoelen en kunnen eventuele knelpunten waar nodig tussentijds tot
aanpassing van beleid en aansturing leiden. Via de toezending van de kwartaalverslagen
zullen we u hiervan op de hoogte houden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid