---

Brieven aan de Kamer
---

Verzoek VCD over spanningen SFIR

19-5-2004 9:22:00

Op 29 april jl. heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht haar te informeren over spanningen die zouden bestaan tussen militairen van verschillende krijgsmachtdelen die gezamenlijk aan vredesoperaties hebben deelgenomen c.q. deelnemen. Tevens heeft de commissie verzocht om een afschrift van een brief van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee aan de chef Defensiestaf en de andere bevelhebbers over spanningen tussen militairen van verschillende krijgsmachtdelen tijdens vredesoperaties, alsmede om een afschrift van eventuele correspondentie van de chef Defensiestaf en de bevelhebbers naar aanleiding daarvan. Met deze brief voldoe ik aan deze verzoeken.

De Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee heeft op 18 november twee notas verzonden aan de chef Defensiestaf die betrekking hebben op voornoemd onderwerp. Deze twee notas doe ik u hierbij vertrouwelijk toekomen. Er is geen correspondentie geweest tussen de chef Defensiestaf en de bevelhebbers over deze notas. Zoals in deze brief wordt uiteengezet, zijn de gesignaleerde problemen in mondeling overleg aan de orde gekomen. Daarop zijn maatregelen in gang gezet om de problemen aan te pakken.

De reden voor de vertrouwelijkheid is gelegen in het feit dat er in de notas persoonlijke beleidsopvattingen zijn verwerkt. Ambtenaren moeten er bij hun beleidsadvisering vanuit kunnen gaan dat hun adviezen vertrouwelijk zullen blijven. Als dat niet het geval zou zijn, zou dat ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van de advisering en, daarmee, van de kwaliteit van het bestuur. De Wet Openbaarheid van Bestuur maakt om die reden ook een uitzondering voor de openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen.

Ter toelichting op de notas merk ik het volgende op.

In het najaar van 2003 bereikten de chef Defensiestaf, de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen en mijzelf langs verschillende wegen signalen over problemen tussen groepen militairen van verschillende krijgsmachtsdelen die deel uitmaakten van SFIR-1 in Irak. Ik heb van deze problemen persoonlijk kennisgenomen tijdens een bezoek dat ik in september 2003, samen met enkele bevelhebbers onder wie de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee, aan Irak heb gebracht. De Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee heeft de problemen in november nog eens uitdrukkelijk, dat wil zeggen schriftelijk, aan de orde gesteld bij de chef Defensiestaf en zijn collega-bevelhebbers.

De problemen betroffen het volgende. Tussen groepen militairen van verschillende krijgsmachtdelen (Korps mariniers, Koninklijke landmacht, Koninklijke luchtmacht, Koninklijke marechaussee) van SFIR-I waren er spanningen die af en toe uitmondden in bejegeningen die niet door de beugel konden, zelfs tot beledigingen aan toe. De onderlinge spanningen zijn toe te schrijven aan cultuurverschillen tussen de krijgsmachtdelen, maar ook aan de moeilijke omstandigheden in Irak die een zware wissel trokken op de militairen daar.

Cultuurverschillen en onderlinge concurrentie zijn inherent aan het naast elkaar bestaan van verschillende krijgsmachtdelen. Deze concurrentie kan een positieve uitwerking hebben. Uiteraard moet worden voorkomen dat de cultuurverschillen onder operationele omstandigheden zouden leiden tot slechte onderlinge verhoudingen. Dit zou afbreuk kunnen doen aan het resultaat van de missie. Ik ben er overigens van overtuigd dat dit in Irak niet het geval is geweest.

Verder is gebleken dat sommige commandanten in Irak incidenten soms zelf afhandelden terwijl zij de Koninklijke marechaussee hadden moeten inlichten. Het ging daarbij bijvoorbeeld om aanrijdingen waarbij geen andere mensen waren betrokken. Niet de commandanten, maar de Koninklijke marechaussee dient te bepalen of in voorkomend geval een strafrechtelijk onderzoek geboden is. Daarnaast waren militairen door de sterke sociale controle soms onvoldoende bereid om aangifte te doen van mogelijke strafbare feiten.

De genoemde problemen zijn weliswaar verklaarbaar, maar worden beslist niet gebagatelliseerd. Direct nadat de problemen waren geconstateerd zijn er dan ook maatregelen genomen.

De vier bevelhebbers hebben onder leiding van de chef Defensiestaf de kwestie besproken. Als uitvloeisel daarvan wordt bij bezoeken van de chef Defensiestaf, bevelhebbers en functionarissen van de Defensiestaf aan de Nederlandse militairen in Irak speciale aandacht besteed aan de verhoudingen tussen de verschillende groepen militairen. Dit geldt overigens ook voor de bezoeken die de staatssecretaris en ik zelf regelmatig aan Irak brengen. De chef Defensiestaf en ik hebben uiteraard intensief contact over alle onderwerpen die voor de krijgsmacht van belang zijn.

Bij de voorbereiding van SFIR-2, die is ontplooid in november 2003, en SFIR-3 is op verschillende niveaus veel aandacht besteed aan de onderlinge verhoudingen. Zo heeft de Krijgsmachtadjudant met de hogere onderofficieren overlegd over de cultuurverschillen en over de noodzaak eventuele nadelige gevolgen daarvan te bestrijden. Daarnaast heeft de Defensiestaf bij de voorbereiding van de hogere officieren dit onderwerp aan de orde gesteld, en is er bij de eindoefeningen vlak voor de uitzending speciale aandacht aan besteed. De chef Defensiestaf en de bevelhebbers, ten slotte, stellen het onderwerp aan de orde in het gesprek dat zij hebben met de hoogste commandanten van het detachement vlak voor de uitzending.

Bij al deze gesprekken is nadrukkelijk aandacht besteed aan de bijzondere verantwoordelijkheid van de Koninklijke marechaussee als onafhankelijke opsporingsinstantie en de noodzaak elk incident te melden. De taken van de Koninklijke marechaussee zijn ook aan de orde gekomen tijdens speciaal daartoe georganiseerde bijeenkomsten van de Defensiestaf.

Al deze inspanningen gedurende de voorbereiding van SFIR-2 en SFIR-3 hebben tijdens de uitzending hun vruchten afgeworpen. Het schietincident van eind december en de arrestatie van een militair hebben echter bij SFIR-2 veel ophef veroorzaakt. Dit heeft enige tijd afbreuk gedaan aan de verhoudingen tussen de Koninklijke marechaussee en de andere militairen. De Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee en de Commandant van het Korps mariniers hebben in een gesprek naar aanleiding van de bovengenoemde ophef opnieuw bevestigd dat militairen van harte medewerking zullen verlenen aan onderzoeken van de Koninklijke marechaussee.

Om structureel de aandacht voor de verhoudingen tussen eenheden van de krijgsmachtdelen te vergroten, heb ik besloten dat voortaan bij de evaluaties van uitzendingen voor crisisbeheersingsoperaties apart aandacht wordt besteed aan dit aspect. Een eerste resultaat daarvan treft u aan in de tussentijdse evaluatie van SFIR die vandaag in het kader van de derde woensdag in mei naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Eind vorige maand heb ik opnieuw een bezoek gebracht aan de militairen in Irak. Ik heb kunnen constateren dat de onderlinge verhoudingen bij SFIR-3 uitstekend zijn. Zo heeft de Koninklijke marechaussee na de schietincidenten in de afgelopen weken haar gebruikelijke taken, zoals het doen van onderzoek, kunnen verrichten en hebben de betrokken militairen hun werk gewoon voortgezet.

Door alert te blijven en ongewenste situaties snel te redresseren, kunnen ongewenste spanningen onder militairen tijdens uitzendingen zoveel mogelijk worden voorkomen. De Nederlandse militairen van SFIR verdienen veel waardering voor de wijze waarop zij sinds de zomer van vorig jaar onder vaak moeilijke en gevaarlijke omstandigheden een belangrijke taak op bewonderenswaardige wijze hebben vervuld.

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

H.G.J. Kamp