Opschorting en intrekking bijstandsuitkering; is betrokkene Nederlander en kan zelfstandig het Nederlanderschap worden getoetst
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 24-05-2004

Ingevolge artikel 19 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) is elk met de uitvoering van enige wettelijke regeling belast orgaan gebonden aan een onherroepelijk geworden beschikking, gegeven naar aanleiding van een door een betrokkene op artikel 17 RWN gebaseerd verzoek tot vaststelling van zijn Nederlanderschap. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt dat andere rechterlijke instanties niet gehouden zijn het oordeel omtrent het Nederlanderschap over te nemen. Ingevolge artikel 20 lid 1 RWN kan de rechter, indien in enige voor een rechterlijke instantie in Nederland aanhangige zaak onzeker is of een bij de zaak betrokkene al dan niet het Nederlanderschap bezit of op een vroeger tijdstip bezat, terzake het advies van de Minister van Justitie vragen. De Raad stelt voorop dat het college van B&W op grond van artikel 19 RWN niet de vrijheid toekomt zelfstandig te beoordelen of betrokkene ten tijde in geding het Nederlanderschap bezat. Naar het oordeel van de Raad moet het college inzake de verlening van bijstand afgaan op de onherroepelijk geworden beschikking van 4 maart 1998 van de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij het namens betrokkene ingediende verzoek tot vaststelling van zijn Nederlanderschap is afgewezen. Gelet op de thans beschikbare stukken bestaat er naar het oordeel van de Raad geen onzekerheid dat betrokkene niet het Nederlanderschap bezit, zodat de Raad geen termen aanwezig acht terzake advies aan de Minister van Justitie te vragen.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO8713

Zie het origineel