Provincie Zuid-Holland

Gebiedsprogramma's

Leefbaarheid en voorzieningen onder druk
25 May 2004


Provinciaal onderzoek bevestigt beeld
De leefbaarheid in de Zuid-Hollandse steden staat onder druk door de slechte kwaliteit van de woningen en de sociale onveiligheid. In het landelijk gebied knelt vooral het lage niveau van de voorzieningen, waaronder de huisartsenzorg.
Een relatief groot deel van de voortijdig schoolverlaters zijn allochtone leerlingen. In de regio Rijnmond is tweederde gedeelte van de schoolverlaters allochtoon, terwijl het landelijk gemiddelde eenderde bedraagt. Ook de arbeidsparticipatie van allochtonen is laag in Rijnmond en Zuid-Holland Zuid.
In 2003 was 25% van de Zuid-Hollandse bevolking 55 jaar of ouder. In 2015 zal 30% - ruim 1 miljoen inwoners - 55-plusser zijn. In vergelijking met andere provincies telt Zuid-Holland het grootste aantal mensen dat op zoek is naar een woning waar zorg aan huis wordt geboden.

Dit zijn enkele conclusies uit de eerste `Staat van de Zuid-Hollandse samenleving', die Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) hebben vastgesteld. Het is voor de eerste maal dat Zuid-Hollandse samenleving op deze manier is doorgelicht. Voortaan zal dit iedere twee jaar gebeuren.

Het rapport dient als basis voor gesprekken met gemeenten en maatschappelijke organisaties in de verschillende regio's. Het is de bedoeling om gezamenlijk de belangrijkste conclusies te bespreken en te bezien welke initiatieven nodig zijn om knellende, sociale vraagstukken aan te pakken. Het kan daarbij gaan om de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten, de maatschappelijke tweedeling of de (te verwachten) woon- en zorgtekorten. De overleggen moeten leiden tot integrale regionale agenda's `Samenleving'.

De provincie heeft 3,5 miljoen euro beschikbaar voor regionaal sociaal beleid, zorg- en stedenbeleid. Als eerste wordt gestart met de regio Zuid-Holland Oost, die de Rijnstreek, Midden-Holland en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden omvat.

Samenvatting

Staat van de Zuid-Hollandse samenleving 2004

Het collegewerkprogramma 2003-2007 vermeldt dat de provincie Zuid-Holland voornemens is `De Staat van de Zuid-Hollandse Samenleving' uit te brengen. Dit is de eerste versie. Deze nieuwe Staat integreert de voormalige Staat van de Zorg, de Sociale Staat van Zuid-Holland en de Staat van Cultuur. De Staat is bedoeld om zicht te hebben en houden op relevante maatschappelijke ontwikkelingen in het sociale domein en daarmee houvast te bieden voor het stellen van prioriteiten op basis van aard en omvang van de maatschappelijke problematiek.

In deze samenvatting worden enkele saillante bevindingen uitgelicht.

Jeugd in de Zuid-Hollandse Samenleving
De provincie Zuid-Holland telt ongeveer 763 duizend jongeren in de leeftijd van 0-18 jaar op weg naar maatschappelijke zelfstandigheid. Voor deze jongeren is een stabiel en veilig opvoedingsklimaat belangrijk. Door factoren in de omgeving, zoals gebroken gezinnen, geweld in en om huis en werkloosheid van de ouders, is zo'n klimaat niet voor alle jongeren aanwezig. Een punt van aandacht is daarom de mate waarin jongeren in de provincie opgroeien in éénoudergezinnen. Veertien procent van de gezinnen, waarvan het jongste kind jonger is dan zes, is een éénoudergezin (landelijk 10%). In de jeugdzorgregio's Haaglanden en Rijnmond ligt dit percentage nog hoger. Naarmate de jongeren ouder worden neemt de kans dat ze opgroeien in éénoudergezin toe. Van de 6-12 jarigen in Haaglanden en Rijnmond groeit bijna een kwart op in een éénoudergezin. Een goede opleiding en het hebben van betaald werk is behalve een stabiel en veilig opvoedingsklimaat van belang voor de ontwikkeling van de jongere tot een zelfstandige volwassene. Het opleidingsniveau van ouders is een voorspeller van de kansen die kinderen later hebben op een goede opleiding en betaald werk. In dit verband is vermeldenswaard dat in 2003 relatieve concentraties (>20 procent) van kinderen met laag opgeleide autochtone ouders zijn te vinden in de kleinere gemeenten van Zuid-Holland. Tegelijk worden hoge concentraties van kinderen met laag opgeleide allochtone ouders aangetroffen in met name de (grote) steden. In absolute getallen zijn de meeste kinderen met laagopgeleide ouders te vinden in de grote steden.

Zoals een hoog opleidingsniveau van ouders een positieve voorspeller is voor de ontwikkelingskansen van jongeren, zo voorspelt schooluitval van jongeren zelf juist de kans op toekomstig probleemgedrag. Dergelijke risico's liggen op de loer voor forse groepen jongeren. In het schooljaar 2001-2002 zijn in Zuid-Holland ruim twintigduizend nieuwe voortijdig schoolverlaters geregistreerd (landelijk ruim 70.000). Onder hen bevinden zich relatief veel jongeren van allochtone afkomst. Dit geldt vooral in de RMC regio Rijnmond waar ongeveer tweederde van de voortijdig schoolverlaters allochtoon is (landelijk ongeveer een derde). Slechts een zesde van deze voortijdig schoolverlaters is in het bezit van een startkwalificatie, waardoor velen van hen weinig kansrijk zijn op de arbeidsmarkt. In combinatie met het gegeven dat de regio Rijnmond een bovengemiddeld aantal leerlingen met laagopgeleide allochtone ouders kent, is in dit gebied het risico van opeenvolgende generaties met te geringe opleiding en een daardoor grotere kans op werkloosheid aanwezig.

Zoals gezegd is het hebben van (betaald) werk belangrijk. Zuid-Holland kent in 2003 ruim 13.000 werkzoekenden onder de drieëntwintig jaar. Het aantal jongeren in de leeftijd van 15-24 jaar met een werkloosheidsuitkering is de afgelopen twee jaar toegenomen met ruim een kwart tot ongeveer 1.800 (landelijke toename 33%). De toename was het grootst in de jeugdzorgregio Zuid, waar het aantal werkloze jongeren ruim verdubbelde. Het aantal jongeren tot 25 jaar met een bijstandsuitkering bedroeg in 2002 ruim 9.000. Ten opzichte van twee jaar eerder steeg het aantal bijstandsontvangers met negen procent (landelijk 8%). Ook hier is de situatie in de jeugdzorgregio Zuid het meest zorgwekkend (toename van ruim een kwart).

Zestig procent van de jongeren is lid van een sportvereniging. Ook op andere manieren participeren jongeren in de leeftijdsgroep van 12-23 jaar intensief in het openbaar leven. Dit brengt ook risico's met zich mee, in het maatschappelijk verkeer lopen zij een grote kans om slachtoffer te worden van veelvoorkomende criminaliteit. In 2003 wordt in Zuid-Holland bijna tweederde deel van de 18 tot 23 jarigen slachtoffer van een of meer misdrijven. Niettemin is in vergelijking met 2001 het slachtofferpercentage onder deze groep afgenomen, de daling is het grootst onder jongeren in de politieregio Rotterdam Rijnmond. Slachtofferschap van misdrijven kan echter ook binnenshuis veroorzaakt worden. In 2003 ontvingen de Advies- en meldpunten Kindermishandeling in de provincie zo'n 1600 meldingen van mogelijke gevallen van kindermishandeling. Over andere vormen van geweld achter de voordeur zijn momenteel nog geen cijfers voorhanden.

Behalve slachtoffer kunnen jongeren ook dader zijn. Van elke tien gehoorde verdachten in 2002 zijn er twee minderjarig (12-17 jaar). In Zuid-Holland zijn in 2002 in totaal 14.000 minderjarigen gehoord. Tegen deze verdachten zijn ruim 9.000 processen-verbaal opgemaakt.

Problemen van jongeren komen gedeeltelijk tot uitdrukking in de vraag naar jeugdzorg. In 2003 hebben ruim 7.000 jeugdigen zich gemeld bij de bureau's jeugdzorg dat de indicatiestelling verzorgt. Bekeken per regio zijn de wachtlijsten voor geïndiceerde jeugdzorg in de regio Rotterdam relatief gezien het sterkst afgenomen. Uit de populatiegegevens van de jeugdzorgcliënten blijkt dat allochtone jongeren zijn oververtegenwoordigd in de dagbehandeling (20% allochtone cliënten) en de residentiële zorg (24%). Het percentage allochtone cliënten is het hoogst in de jeugdzorgregio midden. Gemiddeld is dertien procent van de jongeren tot 18 jaar in de drie provinciale jeugdzorgregio's allochtoon.

Tot allochtonen worden hier jongeren gerekend afkomstig uit een `doelgroepland'. Een land is doelgroepland land op grond van het inkomen per hoofd van de bevolking. Het bovenstaande percentage is exclusief de twee Grootstedelijke regio's Haaglanden en Rotterdam, wat het relatief lage percentage verklaart. Landelijk behoort 17 procent van de potentiële jeugdzorgcliënten (tot 18 jaar) tot de allochtone doelgroep.

Integratie en Participatie
In Zuid-Holland heeft in 2003 zestien procent van de bevolking een niet-westerse achtergrond. De streekplanregio Rijnmond telt de meeste niet-westerse allochtonen, gevolgd door de eveneens sterk verstedelijkte regio West. De niet-westerse allochtonen wonen vooral in Rotterdam en Den Haag. Beide steden kennen met respectievelijk 34 en 30 procent de grootste concentraties niet-westerse allochtonen. In deze steden liggen de binnengemeentelijke ruimtelijke segregatie-indexen hoger dan in Amsterdam en Utrecht. Niettemin neemt de ruimtelijke segregatie van minderheden er af door een sterke doorstroming naar de voorheen vrijwel blanke naoorlogse buurten.

De mate waarin allochtonen participeren op de arbeidsmarkt is een belangrijke aanwijzing van de mate van integratie. In 2002 bedraagt de netto arbeidsparticipatie in Zuid-Holland bij allochtonen 56 procent, terwijl die bij autochtonen 69 procent bedraagt. Dit is conform het landelijk beeld. In de streekplangebieden Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid is de participatiegraad van allochtonen het meest zorgwekkend. Gezien de regionale spreiding van allochtonen manifesteert dit verschijnsel zich vooral rond Rotterdam en de Drechtsteden.

Behalve met arbeidsparticipatie heeft integratie ook van doen met actieve deelname aan maatschappelijke voorzieningen op het terrein van cultuur, sport, recreatie en het gebruik van maatschappelijke diensten. Zo opgevat ligt de maatschappelijke participatie van niet-westerse allochtonen in 1999 ruim onder die van de autochtone inwoners in Zuid-Holland. Het gebruik van maatschappelijke diensten als verpleegartikelen en kinderopvang laat juist een omgekeerd beeld zien. Allochtone inwoners maken hiervan vaker gebruik dan autochtone inwoners.

Behalve allochtonen, kent Zuid-Holland andere groepen die vanuit het oogpunt van maatschappelijke participatie kwetsbaar zijn en het risico lopen in een sociaal isolement te raken. Opvallend is dat de maatschappelijke participatie van senioren en gehandicapten in de streekplanregio Rijnmond en de participatie van senioren en burgers met een laaginkomen uit de regio Oost duidelijk achterblijven bij die van de regio's West en Zuid-Holland-Zuid. De kans dat senioren, gehandicapten en burgers met een laag inkomen vereenzamen is het kleinst in streekplangebied West, waar deze groepen het actiefst in het maatschappelijk verkeer zijn.

Leefbaar en Veilig
Leefbaarheid heeft in de eerste plaats van doen met de belevingen van burgers, zoals de tevredenheid met de eigen woning, de woonomgeving en de beleefde sociale veiligheid in hun direct leefomgeving. Zo beschouwd beoordelen bewoners de provincie Zuid-Holland als minder leefbaar dan bewoners van andere provincies. Hoewel 80 procent van de huishoudens in Zuid-Holland tevreden is met de eigen woning, ligt dit percentage lager dan in andere provincies. Positief is niettemin dat de tevredenheid de laatste jaren is toegenomen. Deze positieve trend geldt niet voor het oordeel van de huishoudens over hun directe woonomgeving. Dit is voornamelijk te herleiden tot een afnemend aantal tevreden huishoudens in de grootstedelijke gebieden Den Haag en Rijnmond.
Ook de sociale veiligheid staat sterker onder druk dan in andere provincies, alhoewel ook hier sprake is van een kentering ten goede. Recente cijfers laten zien dat de streekplanregio Rijnmond van alle regio's het meest ongunstig uit de bus komt. De problemen concentreren zich in de stad Rotterdam en met name in de aandachtswijken. De regio Zuid-Holland-Zuid laat de meest gunstige scores zien. De slachtofferpercentages laten in alle regio's een forse verbetering zien. Het meest pregnant is de daling in de regio Zuid. Maar ook hiervoor geldt nog steeds dat burgers uit Zuid-Holland meer dan gemiddeld slachtoffer worden.

Leefbaarheid heeft behalve met belevingen van burgers van doen met kenmerken die objectief zijn vast te stellen zoals de beschikbaarheid van voorzieningen. De knelpunten in Zuid-Holland spitsen zich toe op de beschikbare woningvoorraad en de toegankelijkheid van huisarts- en tandartsenzorg in vooral de kleinere kernen. Met name in de grootstedelijke gebieden bestaat er een kloof tussen de woningvoorraad en de wensen en behoeften van bewoners. Dit geldt voor senioren die hun (te) grote woning willen verruilen voor een appartement, maar ook voor die huishoudens die geen goedkope woning kunnen vinden omdat de huidige bewoners van deze (goedkope) panden geen geschikte duurdere woning kunnen vinden om naar door te stromen.

Concluderend zijn er twee typen gebieden waar de leefbaarheid vooral onder druk lijkt te staan. Ten eerste in de grootstedelijke gebieden en in het bijzonder in de aandachtswijken in Den Haag en Rotterdam. Ten tweede in de landelijke gemeenten in het bijzonder in de kleine kernen. Wordt in de aandachtswijken de leefbaarheid vooral negatief beïnvloed door de kwaliteit van de woningvoorraad en de sociale veiligheid, in de kleine kernen heeft het vooral te maken met de te geringe aanwezigheid van voorzieningen, waaronder huisartsen en tandartsenzorg.

Zelfstandig en Vitaal
In de provincie Zuid-Holland wonen in 2003 zo'n 840.000 55-plussers. Zij vormen 25 procent van de bevolking. In 2015 zal het aantal 55-plussers naar verwachting ruim één miljoen personen omvatten. Dit is 30 procent van de totale bevolking (gelijk aan het landelijk percentage). De senioren wonen nu goed gespreid over de provincie met een accent op de zorgregio's Den Haag en Omstreken en Rijnmond. Naast senioren telt Zuid-Holland ongeveer driekwart miljoen mensen met een lichamelijke beperking en 680.000 mensen met een psychische stoornis. Zij wonen gelijkmatig verdeeld over de regio's. Het aantal persoonsgebonden budgethouders is in 2002 in vergelijking tot 2001 met bijna tweeduizend toegenomen van ongeveer 6700 naar 8600. Deze vorm van financiering is met name in trek voor verpleeg- en verzorgingskosten.

Voor ouderen, chronisch zieken en mensen met een functiebeperking die (met hulp) zelfstandig willen blijven wonen, is het allereerst belangrijk dat er voldoende geschikte woningen zijn. In Zuid-Holland zijn in 2003 26.500 woningen beschikbaar voor verzorgd wonen, waarbij men een beroep kan doen op speciale diensten. Daarnaast zijn er 384.000 geschikte ouderenwoningen. Gezien de vraag is er een tekort van 10.000 woningen met diensten. Daarnaast is er een overschot aan overige voor ouderen geschikte woningen. De provincie Zuid-Holland telt, vergeleken met de andere provincies, de meeste urgent woningzoekende huishoudens naar woningen met zorg en welzijndiensten. Door de bevolkingsontwikkeling zal deze vraag verder toenemen, met alle risico's voor de tekortsituatie. Deze behoefte manifesteert zich het duidelijkst in de regio Den Haag en Omstreken.

Naast geschikte woningen zijn er extramurale zorgvoorzieningen nodig om zelfstandig te kunnen wonen. Op dit moment is er een grote behoefte aan zorg thuis, zoals huishoudelijke en gespecialiseerde verzorging, alpha hulpen en verpleging. Onbekend is het aanbod en de beschikbaarheid van zorg op afroep en 24-uurszorg. In de regio's Den Haag en Omstreken en Rijnmond Centrum zijn de wachtlijsten voor deze voorzieningen het langst. Ook de beschikbaarheid van voldoende mantelzorgers is van belang. Zuid-Holland telt ongeveer 300.000 mantelzorgers. Opvallend is dat circa 33 procent van de mantelzorgers lichamelijk of psychische problemen heeft door het verlenen van mantelzorg. Dit onderstreept het belang van de aanwezigheid van steunpunten mantelzorg. De behoefte aan steunpunten is op dit moment het sterkst in de regio Zuid-Holland-Zuid en Midden-Holland. Gegevens over het aanbod van voor ouderen belangrijke diensten zoals alarmering, maaltijdvoorzieningen, informatiepunten en overige welzijnsdiensten zijn niet beschikbaar.

Niet iedereen wil of kan met hulp zelfstandig blijven wonen. Voor die ouderen, cliënten van de geestelijke gezondheidszorg en gehandicapten dienen er voldoende intramurale voorzieningen te zijn. In 2002 bedraagt de wachttijd voor een plaats in een verzorgingstehuis in Zuid-Holland gemiddeld een jaar. Voor verpleeghuizen ligt dit iets gunstiger. Zuid-Holland-Noord kent de langste wachttijden. Niettemin is er in vergelijking met het jaar 2001 sprake van een daling van wachtlijsten in alle regio's. De daling is het sterkst in de regio Midden-Holland en Nieuwe Waterweg Noord en in Delft-Westland-Oostland voor wat betreft de verzorgingstehuizen. Het aantal beschikbare bedden in psychiatrische inrichtingen is in Zuid-Holland gelijk aan het landelijk gemiddelde van 1,7 per 1.000 inwoners. De gemiddelde verpleegduur is er de afgelopen jaar duidelijk afgenomen. Of dit geleid heeft tot een toename aan extramurale voorzieningen voor deze doelgroep is niet bekend. Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.

Tot slot
De staat is gebaseerd op bestaande gegevens en heeft daardoor zijn beperkingen. Daar waar de beschikbare gegevens het niet toestonden steekhoudende conclusies te trekken, zijn onderwerpen niet aan bod gekomen. De staat bevat daardoor nog witten plekken, die in de komende afleveringen mede op basis van aanvullend onderzoek moeten worden ingekleurd. Dit is met name het geval in het hoofdstuk Integratie en participatie, daar etniciteit - laat staan de verblijfsduur in Nederland - bij veel onderwerpen niet wordt geregistreerd. Maar ook zaken als het aanbod van welzijnsvoorzieningen en extramurale zorg aan ouderen of recidive van jeugdcriminaliteit zijn op dit moment onvoldoende in beeld. In dit opzicht is de staat als product continu in ontwikkeling, mede daar deze de vinger aan de pols dient te houden voor opdoemende vraagstukken.

Bron: afdeling Communicatie 070 - 441 66 22