Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA Den Haag
Uw brief Ons kenmerk
AV/IR/2004/30138
Onderwerp Datum
Aanbieding jaarrapportage Ontslagstatistiek 25 mei 2004
2003 en een notitie over heroverweging van
het lifobeginsel bij bedrijfseconomisch
ontslag
Inleiding
In artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen '45 (BBA) is bepaald dat
de Centrale organisatie Werk & Inkomen (CWI) de bestuurlijke preventieve ontslagtoets
uitvoert en aan mij verslag uitbrengt over de wijze waarop de bevoegdheid tot het verlenen
van toestemming tot het beëindigen van de arbeidsverhouding is uitgeoefend. Hierover treft
./. u bijgaand ter informatie de jaarrapportage Ontslagstatistiek 2003 aan.
Met betrekking tot deze ontslagtoets via de CWI heeft de Tweede Kamer bij de
begrotingsbehandeling SZW op 18 december 2004 een motie van de leden Verburg,
Weekers, Bakker en Noorman-den Uyl aanvaard (Kamerstukken II, 2004-2004, 29200 XV,
nr. 46), waarin de regering wordt verzocht het last-in/first-out beginsel (hierna: lifo-
beginsel) bij bedrijfs-economisch ontslag te heroverwegen. In de eveneens bijgevoegde
notitie hierover is een voorstel ontwikkeld waarover inmiddels advies is gevraagd aan de
Stichting van de Arbeid.
Onderstaand wordt kort ingegaan op de belangrijkste bevindingen van de jaarrapportage
Ontslagstatistiek 2003 en op het voorstel te komen tot andere selectiecriteria voor de
beoordeling welke werknemer bij het vervallen van arbeidsplaatsen voor ontslag in
aanmerking dient te komen.
Jaarrapportage Ontslagstatistiek 2003
Uit de jaarrapportage Ontslagstatistiek 2003, met door de CWI verstrekte gegevens over de
bij hen ingediende, afgehandelde en verleende ontslagaanvragen, blijkt, dat in 2003 bij de
CWI voor ruim 85.000 werknemers een ontslagaanvraag is ingediend. Ten opzichte van
2002 is dat een stijging met 21%. Deze ontslagaanvragen hadden voor 69% betrekking op
bedrijfseconomische redenen, voor 25 % op arbeidsongeschiktheid en voor 6% op niet-
bedrijfseconomische redenen. Het aantal ontslagaanvragen wegens bedrijfseconomische
redenen is in vergelijking met 2002 met 35 % gestegen. Wat betreft het aandeel
ontslagaanvragen wegens arbeidsongeschiktheid valt op dat het aantal bij oudere werkne-
mers hoger ligt dan bij jongere werknemers en bij vrouwen hoger dan bij mannen.
Van de 77.000 afgehandelde ontslagaanvragen werd in 2003 84% verleend, 6% geweigerd
en 10% ingetrokken. Het aantal verleende ontslagvergunningen betrof ruim 64.000
personen, een stijging van 26% ten opzichte van 2002. Uit cijfers betreffende het aantal door
de CWI verleende ontslagvergunningen wegens bedrijfseconomische redenen blijkt, dat in
de verschillende leeftijdscategorieën jonger dan 55 jaar (m.u.v. de leeftijdscategorie van 15-
24 jaar) meer ontslagvergunningen zijn verleend, dan voor personen van 55 jaar en ouder.
Dit kan het gevolg zijn van de toepassing van het lifo-beginsel. De beschikbare gegevens
zijn echter niet toereikend om in dat opzicht hieraan conclusies aan te verbinden, omdat zij
betrekking hebben op het landelijk totaal (macro-niveau). Zoals bekend vindt de toepassing
van het lifo-beginsel plaats op het niveau van de onderneming of vestigingen daarvan.
Notitie heroverweging van het last in/first out beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag
In deze notitie wordt geconcludeerd, dat het lifo-beginsel voordelen heeft maar ook nadelen
kent, zoals een ongelijkmatige ontslagbescherming van de diverse beschermingswaardige
groepen van werknemers (jongeren, herintreders, ouderen). Verder kan het beginsel leiden
tot een disincentive om te investeren in eigen kunnen vanwege de aan het aantal dienstjaren
te ontlenen ontslagbescherming en belemmeringen opwerpen om te komen tot meer
flexibiliteit en mobiliteit van werknemers binnen en buiten de eigen arbeidsorganisatie
vanwege het verlies van anciënniteit die daarmee gepaard gaat.
Er is mijns inziens dan ook reden om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om te komen
tot andere selectiecriteria bij bedrijfseconomisch ontslag, waarmee meer recht wordt gedaan
aan de belangen van de diverse groepen van werknemers en aan die van werkgevers. In de
./.. bijgevoegde notitie is daartoe een voorstel ontwikkeld. Hierin wordt meer nadruk gelegd op
de toepassing van (het te verbeteren) afspiegelingsbeginsel en tevens voorzien in de
mogelijkheid voor werkgevers- en werknemersorganisaties om via een CAO eigen
ontslagcriteria te ontwikkelen waarbij rekening gehouden kan worden met de specifieke
omstandigheden in een onderneming of bedrijfstak en kennis, vaardigheden en functioneren
van werknemers bij de ontslagkeuze mede kunnen worden betrokken. Ik wil hiervoor ruimte
scheppen in het vertrouwen dat hiermee op een verantwoorde wijze zal worden omgegaan.
Met dit voorstel wordt mijns inziens op een adequate wijze tegemoet gekomen aan de in de
hiervoor genoemde motie geuite wens om te komen tot meer flexibiliteit en diversiteit. Ik
acht het echter van belang dat hiervoor draagvlak bestaat bij werkgevers(organisaties) en
werknemers(organisaties) en heb daarom de Stichting van de Arbeid gevraagd mij hierover
te adviseren. Tevens heb ik de CWI de vraag voorgelegd om het voorstel te toetsen op
uitvoeringstechnische aspecten. Na ontvangst van de adviezen zal ik een definitief besluit
nemen en u hierover nader informeren.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid