Nederlandse Politiebond
Het gedoe om het prepensioen (2)
Gepubliceerd: dinsdag 25 mei 2004.
Op woensdag 19 mei heeft de NPB een eerste infobulletin uitgegeven
naar aanleiding van het mislukken van de voorjaarsonderhandelingen
tussen de zogenaamde sociale partners (werkgevers en werknemers) en
het kabinet. In deze nieuwsbrief behandelen we op hoofdlijnen de
complexe materie van het pensioen, VUT et cetera. Zonder die
achtergrondkennis is het knap lastig om de positie van de FNV en
andere vakbonden goed te kunnen beoordelen.
In een volgend infobulletin gaan we dieper in op kwesties als AFUP
(prepensioen) en TOR. Daarna volgt nog een brief waarin de huidige
situatie wordt toegelicht en tot slot worden de NPB-leden in de
gelegenheid gesteld per post, telefoon of e-mail hun persoonlijk
oordeel te geven.
Pensioen
Bij het woord pensioen wordt meestal gedacht aan het zogenaamde
ouderdomspensioen. Dat pensioen gaat bij de overheid in op 65-jarige
leeftijd en sluit aan op de AOW. De pensioenregeling voor de overheid
(en dus ook de politie) dateert uit het midden van de jaren twintig
van de vorige eeuw. De AOW bestond toen nog niet en overheidspersoneel
maakte werkweken van 48 uur of meer. De achterliggende gedachte van de
pensioenregeling was dat je na 40 jaar werken op 65-jarige leeftijd
moest kunnen stoppen met een inkomen van 70 procent. Je zou daar dan
nog enkele jaren rustig van kunnen genieten.
Inmiddels loopt de gemiddelde leeftijd waarop mensen sterven richting
de 80 jaar. Bij de politie is dat niet echt anders. Gepensioneerde
politieambtenaren genieten dus gemiddeld meer dan 10 jaar van hun
pensioen. De gestegen levensverwachting in de afgelopen decennia leidt
wel tot een kostenstijging voor het pensioenfonds. Er moet immers
langer pensioen worden uitgekeerd dan was voorzien. Die hogere kosten
worden betaald uit een (hogere) premie en rendement op de beleggingen
van het pensioenfonds.
Pensioenaanspraken
De pensioenaanspraken zitten opgesloten in het pensioenreglement.
Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de opbouw van je ouderdomspensioen op
65-jarige leeftijd elk jaar plaatsvindt met 1,75 procent van je
salaris. Na 40 jaar heb je dus 70 procent gespaard. Tot eind vorig
jaar werd het pensioen berekend over het eindloon. Vooral leuk voor
mensen die in de laatste fase van hun carrière nog even een leuke
promotie maakten. Voor de collega's met een gemiddelde loopbaan zat
daarin geen voordeel. Eigenlijk betaalden zij de kosten van de
collega's met flitsende carrières. Om kosten te reduceren en de
ongelijkheid tussen gemiddelde loopbanen en flitsende loopbanen weg te
nemen is het eindloon met ingang van 1 januari 2004 vervangen door een
berekening via het middelloon.
Nabestaanden- en invaliditeitspensioen
In de zeventiger jaren ontstond een emancipatiebeweging onder vrouwen.
Meer economische zelfstandigheid door bijvoorbeeld gelijke rechten op
arbeid, gelijk loon voor gelijk werk, gelijke loopbaankansen. Door te
gaan werken bouwen vrouwen vanaf dat moment ook zelf rechten op een
ouderdomspensioen op. Tot voor kort zat in de aanspraken ook het
nabestaandenpensioen. Dat is voor een steeds groter wordende groep dus
niet meer noodzakelijk. De meeste mensen bouwen inmiddels aan een
eigen ouderdomspensioen. Om de kosten te verlagen is de aanspraak op
nabestaandenpensioen met ingang van 1 januari 2004 gehalveerd. Maar
ook hier geldt dat er belangrijke uitzonderingen zijn op de regel.
Feitelijk betekent de wijziging dat deze kosten (voor een aanvullend
nabestaandenpensioen) zijn verlegd naar de individuele ambtenaren.
Daarnaast wordt er ook premie betaald voor wezenpensioen.
Tot slot is er ook nog zoiets als een invaliditeitspensioen. Als je
niet meer door te werken in je inkomen kunt voorzien, heb je onder
bepaalde voorwaarden aanspraak op een invaliditeitspensioen tot
65-jarige leeftijd.
Premie
In dit leven is niets gratis. Pensioenaanspraken kosten dus ook geld,
veel geld zelfs. De premie wordt in onze collectieve regeling
opgebracht door de werkgever en de werknemers. Zij betalen allebei hun
aandeel in de zogenaamde doorsneepremie. Die premie is een soort
gemiddelde over je hele loopbaan. Als je jong bent, betaal je relatief
meer en naarmate je ouder wordt relatief minder. Over je gehele
loopbaan betaal je gemiddeld niet te veel en niet te weinig.
Je bouwt met kapitaaldekking je eigen aanspraak op ouderdomspensioen
op. Door tegenvallende rendementen en toenemende kosten is de totale
premie inmiddels gestegen tot bijna 22 procent van het inkomen minus
de franchise. (De franchise is het deel waarover je geen premie
betaalt en ook geen pensioenaanspraken opbouwt.) Als vorig najaar de
pensioenaanspraken niet zouden zijn verminderd, zou de premie
inmiddels al op 27 procent staan.
Van die 22 procent betaalt de werkgever driekwart en de werknemer
éénkwart. Maar dat driekwart deel komt natuurlijk wel uit de
loonruimte. Anders gezegd: andere verbeteringen in inkomen of
arbeidsvoorwaarden hebben plaatsgemaakt voor die pensioenpremie. Er is
nog geruime tijd nodig voordat het ABP weer op een algemeen
geaccepteerd vermogen kan steunen.
Verplicht
Deelname in ons pensioenfonds is verplicht. Je kunt er alleen vanaf
als je de politie (of de overheid) verlaat en bij een andere werkgever
gaat werken. In dat geval loop je grote kans om terecht te komen bij
een ander pensioenfonds waaraan ook verplicht moet worden deelgenomen.
De achtergrond van die verplichting is dat je heel lang moet sparen om
op je 65-ste over een behoorlijk pensioen te kunnen beschikken.
Meestal 40 jaar! Vanaf je 25-ste jaar heb je dus elk werkzaam jaar
nodig om die 40 opbouwjaren te halen. Minder jaren betekent een lager
pensioen.
Daarnaast is een deel van de aanspraken op risicodekking gebaseerd.
Als je zelf zou kunnen kiezen en je kosten om te leven hoog zijn, zou
je wel eens geneigd kunnen zijn om te denken: dat pensioen komt wel
Dat maakt een doorsneepremie onmogelijk. Voor elke leeftijd zou dan
een aparte premie moeten worden berekend. Naarmate je ouder bent,
wordt die premiedruk dan steeds zwaarder omdat dan ook bepaalde
risico's of de noodzakelijke dekking toenemen.
Mensen die van werkgever veranderen krijgen een korte periode om het
kapitaal van het ene pensioenfonds over te hevelen naar het andere
fonds. Je krijgt je opgebouwde rechten alleen voortijdig uitbetaald
als je emigreert.
Vervroegd pensioen
Tot de wijziging van de Pensioenwet in het midden van de zestiger
jaren bestond er voor functies met een slijtend karakter een zogenaamd
vervroegd pensioen. Bij de politie kenden we in die tijd drie
categorieën. Een deel ging op 55-jarige leeftijd, een deel op
60-jarige en een deel op 65-jarige leeftijd, afhankelijk van de
veronderstelde slijtage die de functie met zich meebracht. Omdat men
meende dat het eerlijker was om de werkgever te laten opdraaien voor
de gevolgen van slijtende functies werd het vervroegde pensioen
afgeschaft en kwam daarvoor het FLO (functioneel leeftijdsontslag) in
de plaats, geheel voor rekening van de werkgever. In de toen gevoerde
onderhandelingen werd voor al het executieve politiepersoneel de
leeftijd van 60 jaar vastgesteld als verplichte ontslagleeftijd.
Kapitaaldekking
De pensioensystematiek in Nederland is tientallen jaren uniek geweest
in Europa en daarbuiten. De meeste andere landen kennen een
pensioenstelsel op basis van omslagfinanciering. Dat betekent dat de
huidige werkende generatie de kosten betaalt van de
pensioenvoorziening van de groep die nu oud is. Aangezien die groep
steeds groter wordt en de groep werkenden minder snel stijgt, nemen de
lasten verhoudingsgewijs toe. In Frankrijk en Duitsland is men niet zo
lang geleden tot de conclusie gekomen dat de ombouw naar een systeem
zoals in Nederland bij zorg, overheid en grote bedrijven,
onvermijdelijk is. Op kapitaal baseren dus. Zoiets gaat niet van de
ene op de andere dag. Op dit moment brengen de politieambtenaren in
Duitsland grote offers om die opbouw te realiseren. Dat gaat vele
jaren duren.
VUT
Na de oliecrisis in het begin van de zeventiger jaren en de recessie
in de jaren daarna ontstond er veel (jeugd)werkloosheid. Om de arbeid
eerlijker te verdelen over de leeftijdscohorten werd de zogenaamde VUT
ingevoerd. Deze vervroegde uittreding was mogelijk bij 40 dienstjaren.
Aanvankelijk werd hiervoor geen premie geheven, nadien wel. Het bleek
een succesvolle regeling. Oudere werknemers gingen soms op 56 of
57-jarige leeftijd in de VUT. De deelname bleek veel groter dan men
had gedacht. Bij de politie was dat evenzeer het geval. In het begin
van de jaren negentig werd duidelijk dat deze 'tijdelijke' regeling
niet langer kon voortbestaan. De ombouw naar de zogenaamde FPU kwam
tot stand. Nog steeds zijn er collega's die deze verandering als
onrechtvaardig bestempelen.
In het volgende bulletin: AFUP, TOR, economie, levensloop et cetera.
Overname van deze informatie is toegestaan mits met bronvermelding. ©
25 05 2004 NPB