http://www.minbuza.nl
Nederland rapporteert als eerste over Millenniumdoelen
Persbericht
Ministerie van Buitenlandse Zaken
25 mei 2004
Nederland maakt als eerste balans op van eigen bijdrage aan Millennium
Doelen
Nederland rapporteert voor het eerst over de voortgang die is gemaakt
met
de Millennium Doelen. Zowel ontwikkelingslanden als ontwikkelde landen
hebben in 2000 afgesproken om in 2015 de armoede in de wereld te
halveren. Ontwikkelingslanden rapporteren regelmatig over de voortgang
die zij boeken op deze zogenoemde Millennium Doelen, maar het is de
eerste keer dat een ontwikkeld land uitgebreid de balans opmaakt over
de eigen inspanningen.
Van de acht Millennium Doelen is er één gericht op ontwikkelde landen:
de rijke landen moeten samen met de ontwikkelingslanden een mondiaal
partnerschap voor ontwikkeling vormen, door onder meer de
ontwikkelingshulp te vergroten, de schuldenproblematiek van
ontwikkelingslanden op te lossen, arme landen toegang te geven tot de
eigen markten, en in samenwerking met de private sector
ontwikkelingslanden toegang te geven tot betaalbare medicijnen.
Premier Balkenende presenteert het rapport aan de internationale
gemeenschap om zo volledige transparantie te geven over de Nederlandse
inspanningen. 'Ontwikkelingslanden kunnen op deze wijze zien of
Nederland zich houdt aan de onderliggende politieke afspraken die in
de millenniumdoelstellingen worden weerspiegeld,'' zo stelt premier
Balkenende in het voorwoord van het rapport.
Minister Van Ardenne (ontwikkelingssamenwerking) noemt het rapport,
dat steunt op bijdragen van alle relevante departementen, een
belangrijke stap vooruit: 'Onze inspanningen voor Millennium Doel acht
zijn de bouwstenen die ontwikkelingslanden helpen de zeven andere
doelstellingen te verwezenlijken.''
Minister Van Ardenne zal het rapport over twee weken tijdens de
conferentie van de Verenigde Natie over handel en ontwikkeling
(UNCTAD) presenteren aan ontwikkelingslanden en aan haar collega's uit
de ontwikkelde landen. 'We hebben al zo'n vijftig rapporten gezien van
ontwikkelingslanden over hun prestaties. Nu wordt het tijd dat wij hen
helderheid bieden over onze inspanningen. Niet alleen op hulpgebied,
maar ook over de coherentie van ons beleid op andere terreinen.'' Van
Ardenne zal haar collega's uit OESO-landen vragen ook te rapporteren
over hun inspanningen. Zij beveelt daarbij het model aan dat Nederland
na overleg met een aantal andere OESO-landen ontwikkeld heeft.
Het rapport gaat onder andere in op de Nederlandse prestaties op het
gebied van ontwikkelingshulp, handel en subsidies, schuldverlichting,
duurzame ontwikkeling, en de inspanningen van
ontwikkelingsorganisaties.
Nederland scoort traditioneel hoog op het gebied van officiële hulp.
Om de Millennium Doelen te halen, zouden rijke landen ten minste 0,7
procent van het bruto nationaal inkomen aan ontwikkelingslanden moeten
besteden. De Nederlandse regering trekt daarbovenop 0,1 procent uit
voor milieu- en wateractiviteiten in de derde wereld, en zit daarom op
0,8 procent. De hoeveelheid gebonden hulp, waarbij het ontvangende
land verplicht wordt producten aan te schaffen in het schenkende land,
is drastisch afgenomen in de afgelopen tien jaar. Hierdoor is de hulp
effectiever en efficiënter geworden. Ook is het buitenlands beleid
meer geïntegreerd, waardoor buitenlandse politieke doelstellingen
beter aansluiten bij ontwikkelingssamenwerking en vice versa. Een
voorbeeld van een concreet instrument is het Stabiliteitsfonds, dat
begin dit jaar van start is gegaan.
Behalve op hulp worden rijke landen in 2015 ook afgerekend op hun
inspanningen om eerlijke spelregels voor handel op te stellen en
handel met ontwikkelingslanden te bevorderen. De importtarieven en
interne en exportsubsidies van de Europese Unie vormen nog steeds een
grote handelsbelemmering voor ontwikkelingslanden. Het uitblijven van
een nieuw akkoord in Wereldhandelsorganisatie (WTO) kost
ontwikkelingslanden veel meer dan ze aan ontwikkelingshulp krijgen. De
Nederlandse regering spant zich daarom bij de WTO-onderhandelingen en
interne EU-hervormingen in voor producten die van belang zijn voor
ontwikkelingslanden, zoals katoen en suiker.
De inspanningen op het gebied van schuldkwijtschelding zijn de
afgelopen twaalf jaar bijna verdubbeld. Bijna negen procent van het
ontwikkelingsbudget wordt besteed aan het saneren van schulden van
landen die ernstig in de problemen zijn gekomen. Een punt van aandacht
zal zijn om de juiste balans te vinden tussen schuldkwijtschelding,
nieuwe leningen en nieuwe giften.
Het rapport gaat ook in op het Kyotoprotocol. Nederland zet daarbij in
op effectiviteit: door het systeem van de Europese Unie om
emissierechten te verhandelen kan er met hetzelfde geld meer reductie
van CO2-uitstoot bereikt worden.
Tot slot de financiële middelen van de particuliere sector. In
aanvulling op de eigen middelen, stelt de Nederlandse regering
ongeveer twintig procent van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget
beschikbaar aan ontwikkelingsorganisaties in eigen land. Zij kunnen
dat geld gebruiken om het maatschappelijk middenveld in
ontwikkelingslanden te versterken.
De uitgaven die in Nederland wonende migranten in ontwikkelingslanden
deden stegen de afgelopen jaren flink: van 331 miljoen dollar in 1996
naar 653 miljoen in 2002. Dit komt niet alleen omdat het aantal
migranten is toegenomen: ook de overboekingen per migrant zijn hoger
geworden.
Het rapport, Developing a global partnership for development (MDG-8);
Progress report by the Netherlands, dat vandaag naar de Eerste en
Tweede Kamer is gestuurd, zal aan internationale organisaties,
regeringen van OESO-landen en van ontwikkelingslanden worden
aangeboden.
Ministerie van Buitenlandse Zaken