Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Coherentie Eenheid

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 25 mei 2004

Behandeld


- Tjalling Dijkstra


Kenmerk


- DGIS/CE U0152a/04

Telefoon


- 070-348 4557


Blad


- 1/1

Fax


- 070-348 6188


Bijlage(n)


- 2


- tjalling.dijkstra@minbuza.nl


Betreft


- MDG 8 rapport-

Hierbij bied ik u de eerste nationale voortgangsrapportage aan met betrekking tot de achtste Millennium Ontwikkelingsdoelstelling ("Millennium Development Goal 8: developing a global partnership for development"). Ik heb het voornemen dit rapport internationaal te lanceren tijdens de komende UNCTAD-XI conferentie die van 13 tot en met 18 juni 2004 plaatsvindt te Sao Paulo.

Vanwege de internationale verspreiding is dit rapport direct in de Engelse taal geschreven. Daarom treft U bijgaand tevens al vast een samenvatting in het Nederlands aan met daarin de politieke boodschap. De volledige Nederlandse tekst van het rapport volgt zo spoedig mogelijk.


-
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development

Samenvatting

In september 2000 namen 147 staatshoofden en regeringsleiders - en in totaal 189 landen - de Millennium Verklaring aan en zetten daarmee een aantal onderling verbonden en elkaar versterkende ontwikkelingsdoelstellingen op de agenda van de wereldgemeenschap. Voor het merendeel van deze millenniumdoelstellingen (Millennium Development Goals - MDG's) zijn kwantitatieve doelen geformuleerd die in een periode van 25 jaar - 1990 tot en met 2015 - verwezenlijkt moeten worden. MDG 8 - ontwikkelen van een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling - geeft de doelen aan die de ontwikkelde landen moeten verwezenlijken. Hieronder vallen inspanningen op een aantal belangrijke terreinen zoals hulp, handel, schuldverlichting, betaalbare noodzakelijke medicijnen en directe buitenlandse investeringen.

De Nederlandse regering heeft zich gecommitteerd een substantiële bijdrage te leveren aan het verwezenlijken van MDG 8 en daaraan gerelateerde doelen. Met het oog op volledige transparantie heeft de regering besloten verantwoording af te leggen aan de internationale gemeenschap middels een rapport over de gedane inspanningen. Ontwikkelingslanden kunnen op deze wijze zien of Nederland zich houdt aan de onderliggende politieke afspraken die in de MDG's worden weerspiegeld. De inspanningen van ontwikkelde landen in het kader van MDG 8 kunnen per slot van rekening beschouwd worden als bouwstenen die ontwikkelingslanden helpen MDG 1 tot en met 7 te verwezenlijken. Uit het rapport blijkt dat Nederland, op bilateraal vlak en als lidstaat van de Europese Unie, voortgang heeft geboekt bij het verwezenlijken van MDG 8. Het rapport toont echter ook aan dat Nederland geenszins achterover kan leunen - er valt nog heel wat werk te verzetten.

Al reeds lange tijd overtreft de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van Nederland de VN-doelstelling van 0,7% van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Slechts vier andere donorlanden zijn erin geslaagd dit doel te bereiken (Noorwegen, Denemarken, Luxemburg en Zweden). In 2002 was het ODA/BNI percentage van de gezamenlijke OESO/DAC landen 0,23% en van de gezamenlijke EU lidstaten 0,35%. Reeds in 1997 besloot het toenmalige Nederlandse kabinet het ODA budget officieel vast te zetten op 0,8% van het BNI. Daarop volgende kabinetten hebben deze doelstelling herbevestigd, voor het laatst in 2003 voor de periode tot 2007. In 2002 en 2003 was het percentage ODA/BNI 0,81%. Bij de Conferentie over financiering voor ontwikkeling in Monterrey hebben vele donorlanden, in het bijzonder de EU-lidstaten, zich verplicht meer geld beschikbaar te stellen voor officiële ontwikkelingshulp. Elke extra inspanning op dit vlak is natuurlijk welkom, maar er moet veel meer gebeuren willen de MDG's in 2015 verwezenlijkt zijn. De Nederlandse regering verzoekt andere ontwikkelde landen daarom met klem hun inspanningen te vergroten.

Ontwikkelingssamenwerking is echter niet alleen een zaak van geld, maar ook van effectief beleid. De Nederlandse regering heeft onlangs in de beleidsnotitie 'Aan Elkaar Verplicht' nieuwe lijnen uitgezet op het gebied van ontwikkelingsbeleid teneinde de kwaliteit en doeltreffendheid ervan te verhogen. Het aantal partnerlanden dat in aanmerking komt voor bilaterale hulp is teruggebracht tot 36, waarvan 15 minst ontwikkelde landen en 14 landen in sub-Sahara Afrika. De kwaliteit van de hulp aan deze landen wordt op een hoger plan gebracht. Binnen de ontwikkelingssamenwerking zijn vier prioritaire thema's onderscheiden: onderwijs, reproductieve gezondheid, HIV/AIDS-preventie en milieu & water. Nederland streeft ernaar steeds minder op basis van projecten en steeds meer volgens programma's te werken en daarnaast nadruk te leggen op coördinatie met andere donorlanden en afstemming met het beleid en de procedures van de ontvangende landen. Het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij het verbeteren van hun beleid en bestuur blijft een uitdaging. Er is een resultaatgericht monitoringsysteem ontwikkeld, gericht op diverse MDG's; dit zal eind 2004 operationeel zijn. Gestreefd wordt naar partnerschappen met bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstituten en andere instellingen om tot een bredere benadering te komen. Ontwikkelingssamenwerking omvat immers meer dan betrekkingen tussen regeringen.

Ook wordt de coherentie van het regeringsbeleid ten gunste van ontwikkeling bevorderd. Dit gebeurt door een overheidsbrede aanpak waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de effecten van andere beleidsgebieden, zoals handel, financiën en landbouw, op ontwikkeling. Nederland staat in 2004 net als in 2003 eerste op de ranglijst van het onafhankelijk Centre for Global Development. Deze publiceert jaarlijks een coherentie-index over de ontwikkelingsvriendelijkheid van het beleid van ontwikkelde landen ten opzichte van arme landen. Het betreft de beleidsterreinen hulp, handel, directe investeringen, migratie, milieu, vrede & veiligheid en technologie.

Een eerlijk, op regels gebaseerd, niet-discriminerend multilateraal handelssysteem is één van de meest cruciale maar tegelijkertijd ook één van de moeilijkste doelstellingen van MDG 8. Nederland heeft als EU-lidstaat geen nationaal handels- en landbouwbeleid meer. De regering hecht grote waarde aan de Doha-ontwikkelingsagenda in de WTO-onderhandelingen. Landbouw speelt een belangrijke rol in de Doha-ronde. Door eerdere hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU en een zekere mate van disciplinering van het landbouwbeleid in de huidige WTO Landbouwovereenkomst zijn de handelsmogelijkheden voor de ontwikkelingslanden de afgelopen jaren weliswaar verbeterd, maar er is meer nodig. Tussen 1990 en 2002 daalden de jaarlijkse (directe en indirecte) steun aan Europese landbouwproducenten van 133 naar 113 miljard dollar. Door het 'Everything But Arms' (EBA) initiatief was in 2002 het gemiddelde importtarief op landbouwproducten uit van de minst ontwikkelde landen
2,2%. Voor de overige ontwikkelingslanden was het percentage 11,1%. Voor textielproducten en kleding lagen de percentages voor overige ontwikkelingslanden op respectievelijk 5,4 en 9,6%. De Nederlandse regering onderschrijft het EU-standpunt dat bij de WTO-onderhandelingen en de (ophanden zijnde) interne hervormingen bijzondere aandacht moet worden gegeven aan producten die van belang zijn voor ontwikkelingslanden, zoals katoen en suiker. Recentelijk heeft de Europese Commissie in het kader van de WTO-onderhandelingen aangeboden om alle exportsubsidies op landbouwproducten uit te faseren indien er ook een acceptabel compromis komt ten aanzien van andere vormen van exportsteun, markttoegang en binnenlandse steun.

Een ander essentieel doel van MDG 8 is het op de lange termijn houdbaar maken van de schuldenlast van de ontwikkelingslanden. Nederland zal zich blijven inspannen voor effectieve schuldverlichting. Het aandeel schuldverlichting in de ODA nam toe van 4,6% in 1990 tot 8,9% in 2002. Tegelijkertijd nam het aandeel van de HIPC landen in de Nederlandse ODA toe van 28,3% naar 32,5%. Reeds in 1991 besloot de Nederlandse regering om bilateraal geen leningen meer te verstrekken aan ontwikkelingslanden, maar alleen nog maar schenkingen. De afgelopen jaren is er bezorgdheid ontstaan over de voortdurende vicieuze cirkel waarbij onhoudbare schulden tot schuldverlichting, nieuwe leningen en meer onhoudbare schulden leiden. Nederland ondersteunt inspanningen om deze cirkel te doorbreken door middel van een analyse van de houdbaarheid van de schuld (Debt Sustainability Analysis) en een beter schuldenbeheer.

Naast officiële ontwikkelingshulp vormen ook de middelen die langs andere officiële en niet-officiële kanalen worden verstrekt een belangrijke impuls voor de economische en sociale ontwikkeling van ontvangende landen. De jaarlijkse overboekingen door in Nederland wonende migranten verdubbelden tussen 1995 en 2002 van 331 naar 653 miljoen euro. De directe buitenlandse investeringen door Nederlandse ondernemingen in ontwikkelingslanden namen toe van 1,2 miljard euro in 1990 tot 5,4 miljard euro in 2000, om daarna weer af te nemen tot 1,7 miljard euro in 2002. Dit hing mede samen met economische conjunctuurschommelingen in de ontwikkelde landen. De schenkingen door Nederlandse maatschappelijke organisaties fluctueerden het afgelopen decennium tussen de 240 en 355 miljoen euro per jaar. In 2002 waren 136 geregistreerde organisaties actief op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Alhoewel de regering geen zeggenschap heeft over particuliere geldstromen, tracht zij deze wel te bevorderen en de doeltreffendheid ervan op ontwikkelingsgebied te vergroten.

Duurzame ontwikkeling dient een onlosmakelijk onderdeel te vormen van het beleid van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden. De wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (WSSD) te Johannesburg heeft daartoe een krachtige impuls gegeven. Het overeengekomen uitvoeringsplan van de top is door de Nederlandse regering vertaald in een actieprogramma voor duurzame ontwikkeling (Duurzame Daadkracht) met een internationale en een nationale dimensie. Nederland probeert actief de uitstoot van CO2 gassen terug te dringen zoals afgesproken in het Kyoto Protocol. Dit gebeurt door binnenlandse maatregelen en 'Clean Development Mechanism' (CDM) projecten in ontwikkelingslanden. Ons land heeft ook alle belangrijke internationale overeenkomsten op het gebied van natuurbescherming en biodiversiteit ondertekend. Het opzetten van een nationale ecologische hoofdstructuur vordert, maar loopt achter op schema door landschaarste en hoge grondprijzen. Als onderdeel van het Nederlandse ODA-doel van 0,8% van het BNI, reserveert de regering 0,1% voor milieu en ontwikkeling. De uitdaging ligt erin het beleid inzake internationaal milieubeheer en biodiversiteit te integreren in het beleid ten aanzien van duurzame armoedebestrijding.

Deze rapportage is het eerste voortgangsrapport van Nederland inzake MDG 8. De Nederlandse regering heeft het voornemen regelmatig verslag te doen over de geboekte voortgang. De MDG-doelen vormen een waardevol kader voor het plannen en controleren van de Nederlandse inspanningen, niet alleen in relatie tot de Millennium Verklaring van de VN, maar ook tot de Monterrey consensus inzake financiering voor ontwikkeling en het WSSD-implementatieplan. Ook andere ontwikkelde landen bereiden MDG 8-rapporten voor. Gebruik van een gemeenschappelijk model bij de rapportage zou de transparantie ervan verder vergroten en een vergelijking tussen donoren mogelijk maken, met name als het aantal donoren dat een rapport publiceert verder toeneemt. Op dit moment lijkt gestandaardiseerde gegevensverzameling en -analyse een probleem te vormen. De VN zouden hierbij een cruciale rol kunnen spelen.

De Nederlandse regering zal dit rapport aan haar bilaterale ontwikkelingspartners aanbieden en hen om hun mening vragen omtrent de geboekte vooruitgang. Het rapport zal tevens aan de EU worden aangeboden als input voor de EU-bijdrage aan de tussentijdse MDG-evaluatie door de VN in 2005. Het rapport zal ook aan het Nederlandse publiek worden gepresenteerd om de discussie over het nationale ontwikkelingsbeleid een stimulans te geven, verantwoording af te leggen en de maatschappelijke betrokkenheid bij de millenniumdoelstellingen te vergroten. Het verwezenlijken van de MDG's in 2015 is een formidabele opgave, zeker als het gaat om Afrika. De regering is van mening dat we opnieuw onze verplichtingen aan elkaar moeten bevestigen en onze inspanningen moeten vergroten om in een daadwerkelijk mondiaal partnerschap voor ontwikkeling alle MDG's in 2015 te verwezenlijken.

Mei 2004

===