Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kabinetsstandpunt op het Commissievoorstel Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren 2004

De Commissie heeft op 7 april 2004 een voorstel gepresenteerd voor de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2004. Op basis van het Joint Employment Report en de conclusies van de Europese Voorjaarsraad van 2003 en 2004 heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd waarbij de richtsnoeren identiek blijven aan die van 2003. Daarnaast stelt de Commissie voor, langs de lijnen van het rapport van de Employment Taskforce uit 2003, met name aandacht te besteden aan het vergroten van het aanpassingsvermogen, het vergroten van het arbeidsaanbod, het verbeteren van scholing en leven lang leren, en aan het verbeteren van de implementatie van beleid. Dit voorstel zal worden besproken in de ECOFIN Raad en de Onderwijs Raad en de Raad WSBVC zal de definitieve werkgelegenheidsrichtsnoeren en landenspecifieke aanbevelingen vaststellen.

Tot slot stelt de Commissie voor elke lidstaat en toetredende lidstaat een aantal landenspecifieke aanbevelingen voor, waarin thema's worden benoemd waaraan de hoogste prioriteit gegeven zou moeten worden. Deze sluiten aan bij de bovengenoemde prioritaire aandachtsgebieden. Voor Nederland zijn de aanbevelingen:

· het uitvoeren en monitoren van de loonmatiging zoals afgesproken in het Najaarsakkoord 2003
· het systematisch beoordelen van mensen in de WAO op de mogelijkheid om te kunnen werken, en deze te ondersteunen in het vinden van geschikt werk, waarbij specifiek aandacht geschonken moet worden aan groepen die een groter dan gemiddeld gebruik maken van de regeling.
· het verbeteren van de sluitende aanpak voor volwassenen en het vergroten van de effectiviteit van activeringsbeleid voor uitkeringsgerechtigden en groepen met de grootste kansen op inactiviteit. Daarnaast moet ook de integratie van buitenlanders bevorderd worden.
· Het beëindigen van prepensioneringssystemen combineren met maatregelen die werknemers stimuleren om langer aan het werk te blijven en scholing te volgen, met name voor laaggeschoold personeel.

· het vergemakkelijken van de transitie van parttime naar fulltime werkgelegenheid, het krachtig bestrijden van de oorzaken van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen en het vergroten van de beschikbaarheid van kinderopvang.

· Bestrijding van voortijdig schoolverlaten en het versterken van stimulansen voor leven lang leren en grotere participatie in training, met name voor laaggeschoolden en inactieven.

Kabinetsstandpunt

· Het kabinet ondersteunt van harte het middellange termijn perspectief dat gekozen wordt door de richtsnoeren meerdere jaren niet te wijzigen, alsmede de grotere nadruk op implementatie en het leren van andere lidstaten op specifieke beleidsterreinen.

· In de Nationale Actieplannen Werkgelegenheid (NAPs) zal de focus dan ook met name moeten liggen in het uiteenzetten van het beleid in reactie op de landenspecifieke aanbevelingen en de prioritaire aandachtgebieden waarop deze betrekking hebben. De NAPs dienen zich daarbij te concentreren op de inhoud en resultaten van de beleidsmaatregelen en niet zozeer op het budgettaire beslag van arbeidsmarktbeleid.

· Het kabinet onderschrijft de algemene lijn die reeds is ingezet door de Taskforce Werkgelegenheid o.l.v. W.Kok, en nu navolging krijgt in het door de Europese Commissie opgestelde voorstel voor richtsnoeren. Het kabinet ondersteunt daarbij met name de prioritering binnen de werkgelegenheidsrichtsnoeren die het door de Taskforce Werkgelegenheid gestelde kader volgen. De aandacht zal met name gericht moeten worden op de genoemde prioriteiten van vergroting van het aanpassingsvermogen, vergroting van het arbeidsaanbod, meer investeren in human capital en betere implementatie van hervormingen. Deze prioriteiten moeten vooral tot uitdrukking komen in de landenspecifieke aanbevelingen, waarin de concrete beleidsprioriteiten die het meest cruciaal zijn voor het behalen van de Lissabondoelstellingen moeten worden benoemd.
· Op een groot aantal terreinen van beleid hebben, naast het kabinet, ook de sociale partners en lokale overheden een eigen verantwoordelijkheid in het realiseren van de noodzakelijke beleidsmaatregelen.


· Het kabinet onderschrijft in hoofdlijnen de aanbevelingen die aan Nederland worden gericht. Loonmatiging is van groot belang om de concurrentiepositie te herstellen die in de afgelopen jaren is verzwakt door een loonontwikkeling die uit de pas liep met de productiviteits-ontwikkeling. Bij de WAO is naast het terugbrengen van de instroom ook het bevorderen van de uitstroom belangrijk door te focussen op wat mensen nog wél kunnen en de mogelijkheden voor reïntegratie, met name ook door het opstellen van prestatiecontracten voor het reïntegreren van moeilijker bemiddelbare groepen. Daarbij zullen werkgevers, werknemers en uitkeringsgerechtigden ook zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om uitval te voorkomen en de reïntegratie te verbeteren.
· De verbetering van de integratie van allochtonen is een thema dat om aandacht vraagt. Het kabinet onderschrijft het belang van de integratie van minderheden en zal specifiek ingaan op de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt in haar standpunt over de uitkomsten van de Commissie Blok.
· Met de invoering van de Wet Werk en Bijstand hebben gemeenten een extra prikkel gekregen om de sluitende aanpak uit te voeren. De verantwoordelijkheden en prikkels zijn zo dicht mogelijk bij de actoren gelegd om zo maatwerk mogelijk te maken en de effectiviteit te verhogen.
· Naar verwachting zal de arbeidsparticipatie van vrouwen nog toenemen als gevolg van de doorwerking van het geheel aan regelgeving op het terrein van arbeid en zorg zoals dat de laatste jaren vorm heeft gekregen en nog wordt ontwikkeld in het levensloopbeleid. Ook nieuwe wetgeving zoals op het gebied van kinderopvang kan daaraan bijdragen. Daarnaast geeft het kabinet specifiek impulsen aan de participatie van herintreedsters en allochtone vrouwen. Beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen die het gevolg zijn van discriminatie zijn verboden. Gezamenlijk met sociale partners en de Commissie gelijke behandeling worden niet gerechtvaardigde verschillen aangepakt.

· De kabinetsvoornemens ten aanzien van vut en prepensioen zijn erop gericht om de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten en om de budgettaire situatie op orde te brengen. Hiertoe wordt overeenstemming gezocht met de sociale partners om het draagvlak voor het beleid, dat in 2006 in zal gaan, te vergroten.

· Het kabinet onderkent dat de bestrijding van voortijdig schoolverlaten van groot belang is om te voorkomen dat mensen op de arbeidsmarkt komen met onvoldoende mogelijkheden om daar volwaardig te participeren. Op regionaal niveau wordt gewerkt aan een sluitende registratie van voortijdig schoolverlaten om het probleem in kaart te brengen. Om voortijdig schoolverlaten terug te dringen wordt het onderwijs aantrekkelijker gemaakt door het verbreden van leerwerktrajecten en het vergemakkelijken van de overstap tussen mbo en vmbo. In aanvulling op het regulier beleid van OCenW ten aanzien van voortijdig schoolverlaten is, als gezamenlijk initiatief van OCenW en SZW, hiervoor ook een Taskforce Jeugdwerkloosheid ingesteld.

· Het kabinet zal in het NAP 2004 een inhoudelijke reactie geven op de werkgelegenheidsrichtsnoeren en nader ingaan op het beleid naar aanleiding van de landenspecifieke aanbevelingen.