Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO1826 Zaaknr: 01105/03


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 2-03-2004
Datum publicatie: 26-05-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie

2 maart 2004
Strafkamer
nr. 01105/03
SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te Haarlem, sector kanton Zaandam, van 18 februari 2003, nummer 15/400295-02, in de strafzaak tegen:
, geboren te op 1984, wonende te .


1. De bestreden uitspraak

De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8.04 lid 1 aanhef onder b van het Binnenvaartpolitiereglement" veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro, subsidiair één dag hechtenis.


2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Jense, advocaat te Purmerend, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Advocaat-Generaal.


3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1. Het cassatieberoep betreft de veroordeling tot betaling van een geldboete van EUR 50,--, subsidiair één dag hechtenis, ter zake van de hiervoor onder 1 vermelde overtreding.

3.2. Ingevolge het te dezen toepasselijke tweede en derde lid van art. 404 Sv staat tegen een ter zake van een overtreding gewezen vonnis van de Rechtbank noch hoger beroep noch beroep in cassatie open indien in de einduitspraak met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd dan wel geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van EUR 50,--, tenzij het een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam, hetgeen hier niet het geval is. Aan het voorgaande doet niet af dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting de Kantonrechter heeft medegedeeld dat tegen de bestreden uitspraak "een rechtsmiddel" openstaat.

3.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.


4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 maart 2004.


*** Conclusie ***

Nr. 01105/03
Mr. Vellinga
Zitting: 13 januari 2004

Conclusie inzake:


1. Verdachte is door de Rechtbank te Haarlem, sector Kanton te Zaandam wegens "overtreding van art. 8.04 lid 1 aanhef onder b van het Binnenvaartpolitiereglement" veroordeeld tot een geldboete van EUR 50,-, subsidiair één dag hechtenis.


2. Namens verdachte heeft mr. E. Jense, advocaat te Purmerend, twee middelen van cassatie voorgesteld.


3. Ingevolge art. 404 lid 3 Sv in samenhang met art. 404 lid 2 aanhef en sub b Sv staat tegen voormeld vonnis geen rechtsmiddel open. Verdachte kan daarom niet in het beroep worden ontvangen.


4. Deze conclusie strekt ertoe dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG