Ministerie Tewerkstelling en Arbeid Belgie
Nieuwe Europese grondwet moet overal in Europa vooruitstrevend en hervormend
sociaal beleid mogelijk maken
Om van de Europese uitbreiding ook een sociaal-economisch succes te
maken, moet onze arbeidsmarkt dynamischer worden en onze sociale
zekerheid moderner. De EU moet waar nodig haar verantwoordelijkheid
opnemen en gemeenschappelijke spelregels uitwerken. Anderzijds moeten
de lidstaten voldoende controle houden over hun eigen, plaatselijke
invulling van die spelregels. De interne markt mag dus geen jungle
worden waarin geen sociale spelregels overeind blijven. Dat zei
minister van Werk Frank Vandenbroucke vandaag op de "Brusselse
ontmoeting", een conferentie die de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg organiseerde in Gent met de collega's van
Vandenbroucke uit Oost- en Centraal Europa. De inhoud van zijn speech
had hij eerder op de dag besproken met delegaties uit de
uitbreidingslanden.
"De uitbreiding van de Europese Unie is ontegensprekelijk een enorm
politiek succes. Ze opent ook enorme kansen. Nu staan we voor de
uitdaging om er ook een ook een sociaal-economisch succesverhaal te
maken" zei Vandenbroucke vandaag. Om daarin in te lukken moeten de
oude lidstaten - en zeker België - hun arbeidsmarkten dynamischer en
soepler maken. Dat wil echter niet zeggen dat de lidstaten de
instrumenten van hun werkgelegenheids- en sociaal beleid uit handen
moeten geven, en alles overlaten aan de vrije concurrentie op de
interne markt.
Vandenbroucke ontwikkelt daarbij het idee van een "stappenplan":
bepaalde elementen van dat plan moeten op het niveau van de Unie
gerealiseerd worden (een sterke Grondwet en een ambitieuze "Europese
Sociale Agenda"), andere door de "oude" lidstaten (voldoende middelen
voorzien voor de nieuwkomers, vrij verkeer voor werknemers uit de
uitbreidingslanden voorbereiden) en nog andere door de nieuwe landen
(verdere omzetting van het de Europese regels, met nadruk op de
sociale dialoog).
In verband met de Grondwet is minister Vandenbroucke zeer concreet.
Wat bereikt is tijdens de Europese Conventie, mag door de
Intergouvernementele Conferentie niet in vraag gesteld worden.
Verwijzend naar lopende discussies in de IGC zegde Vandenbroucke dat
de nieuwe Europese Grondwet aan een aantal precieze voorwaarden moet
voldoen:
1. Eén, de opname van een "horizontale sociale clausule", die er voor
zorgt dat in alle initiatieven van de Europese Unie rekening wordt
gehouden met het belang van sociaal beleid, evenals het behoud van de
bepalingen over de diensten van algemeen belang die door de Europese
Conventie voorzien waren;
2. Twee, het sociaal beleid moet een gedeelde bevoegdheid van de Unie
blijven. De tendens binnen de IGC om inzake sociale politiek de
initiatieven van de Unie slechts een aanvullend karakter toe te kennen
is inderdaad onaanvaardbaar. Sommige zaken kunnen immers alleen op het
niveau van de Unie worden gerealiseerd, gewoon omdat ze de grenzen van
ons land overschrijden. (Bijvoorbeeld: regels die ervoor zorgen dat
als je ziek wordt in het buitenland, het duidelijk is wie je
gezondheidskosten betaalt; of nog: de rechten van werknemers in geval
van detachering. Voor ander zaken kunnen de landen eigenlijk hun plan
trekken maar zijn afspraken in de praktijk toch nodig zijn om ervoor
te zorgen dat de eengemaakte markt inderdaad een correcte en eerlijke
markt is. Bijvoorbeeld: minimale sociale normen en voorschriften over
arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, met name inzake veiligheid en
gezondheid op het werk, of nog, non-discriminatie.)
3. Ten derde, inzake sociale zekerheid van migrerende werknemers moet
de Europese Unie in laatste instantie met gekwalificeerde meerderheid
kunnen beslissen. Als we de spelregels voor de coördinatie van de
sociale rechten van mensen die over de nationale grenzen gaan (de zgn.
"verordening 1408/71"), soepel willen kunnen aanpassen aan nieuwe
sociale evoluties, dan mogen de besprekingen daarover niet verlamd
worden door het unanimiteitsprincipe. Want dat betekent dat één
lidstaat elke vooruitgang kan blokkeren. (Tijdens de IGC werd immers,
vooral onder invloed van Verenigd Koninkrijk, Ierland en de
toetredingslanden, een "emergency break mechanism" voorgesteld dat
voorziet in arbitrage door de Europese Raad indien lidstaten menen dat
hun essentiële belangen worden geschonden ten gevolge van een
meerderheidsbeslissing. Problematisch hierbij is dat deze procedure
geen oplossing biedt voor het geval de betwisting ook in de Europese
Raad niet kan getrancheerd worden. De vraag om verwijzing naar de
Europese Raad komt dus in feite neer op het uitstel sine die, en zelfs
een terugkeer naar unanimiteit. Het is inderdaad cruciaal dat indien
het voorgestelde mechanisme van "noodrem" zou gehandhaafd worden
inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers, er tevens
voorzien wordt dat de kwestie binnen redelijke termijn door de
Europese raad voor beslissing teruggezonden wordt naar de bevoegde
Raadsformatie). Ook inzake de strijd tegen fiscale fraude mag de
schuchtere vooruitgang die de Conventie maakte op het vlak van
meerderheidsbeslissing niet teruggeschroefd worden door het invoeren
van veel te stringente voorwaarden.
4. Ten slotte, de zogenaamde "passerelles", waarbij bij unanimiteit
kan beslist worden om voor de besluitvorming over bepaalde
beleidsdomeinen over te gaan naar meerderheidsbeslissingen, moeten
bewaard worden zonder herziening van de Grondwet. En ze moeten
effectief bruikbaar zijn.
back