Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie Schultz van Haegen, op het congres Toekomst van de luchtvaart in Nederland, in Amsterdam op woensdag 26 mei 2004 om 10.10 uur.

Dames en heren,

Als je de folder van dit congres moet geloven, pakken zich op dit moment wel heel donkere wolken samen boven de Nederlandse luchtvaart. Formuleringen als een vrije val, of erger nog: het einde van de Nederlandse luchtvaart suggereren op zijn minst dat we het hoofd maar beter in de schoot kunnen leggen, omdat we vechten voor een verloren zaak. Het staat er weliswaar met vraagtekens, maar toch. Ik hoop dat u hier niet met dezelfde gevoelens naar toe gekomen bent. In ieder geval zal ik die dan niet bevestigen, want naar mijn stellige overtuiging heeft de luchtvaart in Nederland wel degelijk toekomst! En daar zet ik een uitroepteken achter, geen vraagteken.

Je kunt de vraag ook anders stellen: is er een toekomst denkbaar zonder luchtvaart in Nederland? Nee natuurlijk! Vliegen hoort bij een open en hoogontwikkelde markteconomie als de onze. Nederlanders zullen ook in de toekomst blijven vliegen en buitenlanders zullen om allerlei zakelijke en toeristische redenen naar ons land blijven komen. Dat kunnen we toch wel met zekerheid zeggen. Met die zekerheid als vertrekpunt, denk ik dat er geen reden is voor zwaar pessimisme.

Bezorgdheid mag wel, en alert moeten we zelfs zijn. Want natuurlijk zijn er grote bedreigingen. De internationale concurrentie is moordend, dat is geen geheim. De marges staan enorm onder druk, onder andere door de opkomst van de low cost carriers en de mondiale trend naar liberalisering en schaalvergroting. Swiss Air en Sabena zijn onder al dat geweld al bezweken. Maar zelfs in deze markt zijn er kansen. Kansen om overeind te blijven en klaar te staan voor de toekomst. En ook kansen op heel behoorlijke bedrijfsresultaten, zoals de laatste cijfers van KLM en Air France laten zien.

Om maar meteen aan te sluiten bij de aanleiding voor dit congres: de fusie tussen KLM en Air France is precies een voorbeeld van zon kans. Nationale uitverkoop, zeggen sommigen Die mensen zijn bang dat KLM binnen een paar jaar niet meer herkenbaar is als Nederlands bedrijf en dat Schiphol een bijkantoor wordt van Charles de Gaulle. Ik zeg: geen uitverkoop maar zakelijk realisme. Nationale trots is in deze een slechte raadgever. De toekomst van de Nederlandse luchtvaart is een internationaal thema en de realiteit is dat het wereldwijd slecht gaat in de luchtvaart. Fusies zijn aan de orde van de dag en KLM dreigde in het internationale alliantiespel de boot te missen. Air France is de sterke partner die KLM zakelijk en realistisch gesproken nodig heeft. Is dat een garantie dat Schiphol geen dependance van Charles de Gaulle wordt? Nee, en garanties kan ook niemand geven. Maar wat ik wel weet is dat KLM en Schiphol sterke merken zijn. En met de afspraken die er liggen hebben we ook nog eens tijd gekocht voor Schiphol en KLM om zich verder te versterken en verbeteren. Dat is dus één van die kansen waar ik het net over had.

Ik ben dus positief, als we de vinger maar aan de pols houden. Met we bedoel ik niet alleen de sector zelf, maar ook de overheid. Niet dat ik op de stoel van directies wil gaan zitten. Dat past niet bij mijn liberale aard. Maar met de luchtvaart zijn zoveel en ook grote publieke belangen gemoeid, dat je als overheid niet aan de zijlijn kunt blijven staan.

Bij die publieke belangen denken we natuurlijk allereerst aan de veiligheid en direct daarna aan het beperken van milieu- en geluidsoverlast. Dat zijn zaken die je als overheid als bewaker van het publieke belang simpelweg in normen en regels moet vatten. De Schipholwet doet dat bijvoorbeeld door aan te geven hoeveel geluid en emissies Schiphol in totaal mag produceren. Daarbinnen heeft Schiphol veel vrijheid. We sturen dus niet meer op het aantal vluchten, zoals voor de Schipholwet, maar op een gewone milieuvergunning. Dat is en blijft winst, omdat je de sector daarmee uitdaagt om bijvoorbeeld te investeren in schonere en stillere vliegtuigen. Daardoor ontstaat er ruimte voor groei zonder dat de overlast toeneemt. En ook al botsen theorie en praktijk wel eens met elkaar zodat aanpassingen nodig zijn, het principe blijft rechtovereind staan.

Geluid en emissies horen bij een mainport, maar het zijn wel lasten. De lusten dus de economische voordelen van een luchthaven vertegenwoordigen ook een publiek belang van de eerste orde. Ik geef een voorbeeld. Schiphol was in 2003 goed voor 120.000 directe en indirecte arbeidsplaatsen. De schattingen voor 2010 lopen op naar maximaal 156.000 en voor 2030 zelfs naar 246.000, mits we in de mainport blijven investeren. Dat zijn cijfers die we niet zomaar naast ons neer kunnen leggen, zeker niet in een tijd als deze, met een stagnerende economie. Maar ook niet als het straks weer beter gaat. Want een gunstige conjunctuur hou je langer vast en de dalen zijn minder diep als je beschikt over een sterke luchthaven. Simpelweg omdat je daarmee veel clusters van bedrijvigheid kunt trekken.

Schiphol is nu de op vier na grootste luchthaven binnen Europa en Amsterdam staat Europees op een heel behoorlijke vijfde plaat als aantrekkelijkste vestigingsplaats voor bedrijven. Natuurlijk zijn dit soort lijstjes geen doel op zich en het gaat al helemaal niet om een soort wedstrijdje dat we in Europa met elkaar spelen. Maar wat ik met deze opmerking wel wil aangeven, is dat internationaal opererende bedrijven niet Amsterdam en Utrecht tegen elkaar afwegen als vestigingsplaats, maar Amsterdam en Brussel, Frankfurt en al die andere belangrijke Europese centra. Onderzoek wijst steevast uit dat de aanwezigheid van een grote luchthaven voor internationale bedrijven een belangrijke factor is bij de beslissing om zich al dan niet ergens te vestigen.

Een sterke luchtvaartsector zorgt dus voor werkgelegenheid en een betere internationale concurrentiepositie. Uit recent publieksonderzoek blijkt dat 93 procent van alle Nederlanders dit feit onderkent. Het kabinet neemt dit publieke belang dan ook heel serieus. Daarom heb ik me ook zo intensief bemoeid met de fusieonderhandelingen tussen KLM en Air France. Daarom heb ik ook een internationale benchmark laten uitvoeren om te kunnen bepalen of Schiphol vanwege nationale regelgeving meer kosten moet maken dan de concurrentie, waardoor het level playing field verstoord zou worden. En daarom kijk ik ook zo zorgvuldig naar de publieke belangen die bij een eventuele privatisering van Schiphol een rol spelen.

Met dat laatste bedoel ik dat je er als overheid juist vanwege het publieke belang voor moet waken dat het bedrijf Schiphol geen beslissingen neemt die de luchthavenfunctie in gevaar brengen. Dat klinkt misschien raar, want welk bedrijf prijst nu zichzelf uit de markt? Maar als je het slecht regelt, kan er een situatie ontstaan waarin een beursgenoteerd Schiphol meer verdient aan winkels en kantoren, dan aan starts en landingen. In die situatie moeten er bijvoorbeeld garanties zijn dat de investeringen in onderhoud van het banenstelsel op peil blijven. Nogmaals: ik vind niet dat de overheid een rol moet hebben in primaire bedrijfsprocessen, maar we moeten wel kunnen bijsturen als het gaat om de publieke belangen.

Dames en heren, voor dit kabinet weegt het economisch belang dus zwaar. Ik weet niet of u de Nota Ruimte al gelezen hebt, maar de Mainport Schiphol staat daar nadrukkelijk in genoemd als motor voor de Nederlandse economie. Dat economische mainportbelang wordt verder uitgewerkt in de Nota Mobiliteit die dit najaar verschijnt, want die motor moet blijven draaien.

Precies met dat doel zijn we gestart met het Mainportproject. De ontwikkelingen in de luchtvaartsector gaan zo snel en de veranderingen zijn zo ingrijpend, dat er een goed onderbouwde langetermijnvisie nodig is om beslissingen te kunnen nemen. Anders dreigt het gevaar van paniekvoetbal, en daar is niemand bij gebaat. Die visie ontwikkelen we in het Mainportproject. Het doel is om in 2005 een samenhangende strategie te presenteren, waarmee we onze internationale concurrentiepositie kunnen versterken. We kijken dus niet alleen naar Schiphol, KLM of de technische ontwikkelingen in de luchtvaart. We kijken juist breder naar de onderwerpen die u op het scherm ziet. De mainport en het mainportbelang zijn nu eenmaal groter dan de luchtvaart alleen. Het Mainportproject is dus ook een interdepartementaal project, waarin Verkeer en Waterstaat samenwerkt met EZ en VROM. Dat is helemaal in de geest van de notas Ruimte en Mobiliteit.

Over de internationale ontwikkelingen en het level playing field heb ik net al iets gezegd. Het is belangrijk dat we goed inspelen op internationale ontwikkelingen. De fusie KLM-Air France mag u van mij ook als een signaal zien dat we onze ogen niet sluiten voor wat er buiten dit land gebeurt. Het Mainportproject is erop gericht dat we ook in de toekomst onze ogen openhouden. In dat licht moet u ook de internationale benchmark zien waar ik het net over had. Als de luchthaventarieven van Schiphol hoger zijn dan elders, of Schiphol moet meer kosten maken om aan alle regels te voldoen dan concurrenten, dan prijzen we onszelf uit de markt. Dat vraagt allereerst om een goed inzicht in de internationale stand van zaken en als dat nodig is, ook om maatregelen. Ook daar richt het Mainportproject zich op.

Voor wat betreft de landzijdige bereikbaarheid van Schiphol ligt er een lijst van 15 infrastructuurprojecten die helpen om de mainport bereikbaar en aantrekkelijk te houden. Dat is voor internationale bedrijven een heel belangrijke vestigingsfactor en eerlijk is eerlijk: op dit punt scoort de regio Schiphol relatief slecht ten opzichte van de concurrentie. Daarom investeren we in de HSL Zuid, de Tweede Coentunnel en de Westrandweg, de N201 naar Aalsmeer, De Zuidas en de verbreding van de A4 tussen Burgerveen en Leiden. In combinatie met de plannen die we straks met de Nota Mobiliteit presenteren, moeten we er zo in kunnen slagen om de Schipholregio in de toekomst bereikbaar te houden.

Voor de luchtzijdige bereikbaarheid is de ontwikkeling naar een Single European Sky van enorm belang. Als we er Europees in slagen de huidige lappendeken van nationale afspreken en regelingen te vervangen door één uniform systeem, dan profiteert een drukke luchthaven als Schiphol daar enorm van. U kent vast wel de kreet geen files meer in de lucht. Dat is misschien heel eenvoudig gesteld, maar in wezen komt het Single Sky-verhaal daar wel op neer: minder tijdverlies, minder kosten en dus een grotere aantrekkelijkheid van de Schipholregio. Daar gaan we dus voor.

Tot slot richt het mainportproject zich ook op de aantrekkelijkheid van andere vestigingsfactoren in de regio. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de ontwikkeling van bedrijventerreinen en dergelijke, een onderwerp waar vooral mijn collega van hard aan trekt.

Dames en heren,

De toekomst van Nederlandse luchtvaart houdt u bezig, anders zat u hier vandaag niet. Ieder van u heeft vanuit zijn of haar positie een eigen kijk op dit onderwerp, en dat is ook goed. Maar hoe verschillend de belangen van de verschillende luchtvaartpartijen ook mogen zijn, we hebben wel allemaal hetzelfde belang: een concurrerende en sterke luchtvaartsector in Nederland. Daarvoor zijn we van elkaar afhankelijk en dus moeten we de samenwerking opzoeken. Als we dat doen, en niet bij de pakken gaan neerzitten, heb ik er alle vertrouwen in dat de vraagtekens in de congresfolder onterecht zullen blijken. Ik ga in ieder geval voor het uitroepteken, want volgens mij heeft de Nederlandse luchtvaart zeker toekomst!

Dank u wel.