Erasmus
24-05-04: Ambulante bloeddrukregistratie
Marinel Cavelaars promoveert woensdag 26 mei 2004 (Erasmus MC,
faculteitsgebouw, collegezaal 7) op haar proefschrift Ambulante
bloeddrukregistratie, effecten van lichamelijke activiteit.
Ambulante bloeddrukregistratie maakt het mogelijk om het 24-uurs
bloeddrukprofiel van een persoon te meten tijdens diens normale
dagelijkse leven. Deze ambulante bloeddrukmetingen geven een betere
indruk van de bloeddruk dan één of enkele metingen in de speekkamer
van de arts. Zo is aangetoond dat de gemiddelde waarde van de
bloeddruk die gedurende 24 uur onder ambulante omstandigheden is
gemeten een betere voorspeller is van hart- en vaatziekten dan de
spreekkamerbloeddruk. Daarnaast is aangetoond dat personen bij wie s
nachts de bloeddruk niet of weinig daalt (zogenaamde non-dippers) een
grotere kans hebben op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten dan
personen met een normale nachtelijke bloeddrukdaling (zogenaamde
dippers). Ondanks de toegevoegde waarde van de 24-uurs ambulante
bloeddrukmeting wordt deze techniek nog relatief weinig gebruikt in de
klinische praktijk.
Een reden hiervoor is dat de ambulant gemeten bloeddruk aanzienlijk
kan variëren tijdens de dag, waardoor de interpretatie van deze
metingen niet altijd eenvoudig is. Er is nog weinig bekend over de
oorzaken van deze bloeddrukvariatie, maar er zijn aanwijzingen dat
lichaamshouding en lichamelijke activiteit belangrijke factoren zijn.
In de studies die zijn beschreven in het proefschrift zijn de effecten
van deze factoren op de ambulant gemeten bloeddruk en op de
nachtelijke bloeddrukdaling bestudeerd.
Om houding en activiteit betrouwbaar te meten, is gebruik gemaakt van
versnellingssensoren die op de huid waren bevestigd. Om bloeddruk te
meten zijn verschillende methoden gebruikt: een indirecte methode
waarbij met tussenpozen de bloeddruk wordt gemeten met behulp van een
armmanchet en een directe methode waarbij de bloeddruk continu wordt
gemeten via een katheter in het bloedvat. Uit de studies is gebleken
dat tijdens ambulante monitoring slechts een deel van de
bloeddrukvariatie overdag verklaard kan worden door variatie in
houding en lichamelijke activiteit; bij de indirecte methode was dat
deel ongeveer 13 procent en bij de directe methode ongeveer 30
procent. Houding en lichamelijke activiteit hadden echter een relatief
groot effect op de hemodynamische variabelen die ten grondslag liggen
aan bloeddruk (zoals hartfrequentie en hartminuutvolume).
Bloeddrukmetingen tijdens de nacht bleken beïnvloed te worden door de
houding waarin werd geslapen. Om nauwkeurig met een manchet de
bloeddruk te kunnen meten, dient deze zich op harthoogte te bevinden.
Tijdens de nacht bleken echter 28 procent van de bloeddrukmetingen te
zijn uitgevoerd terwijl personen op hun zij lagen met de manchet boven
hartniveau. Hierdoor werd de nachtelijke bloeddruk onderschat met
gemiddeld 3 mmHg en werd het aantal non-dippers onderschat met 13
procent.
Promotor: prof.dr.ir. J.H. van Bemmel, Medische informatica