Ministerie van Financiën

Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR DEN HAAG

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

FM 2004-00653 M

Onderwerp

Markt voor hypothecaire kredietverlening

Overstapkosten en intransparanties op de markt voor financiële diensten kunnen concurrentie tussen aanbieders beperken en nadelig zijn voor de positie van de consument als vrager op die markt. In dit kader heeft het Ministerie onderzoek laten doen naar transparantie van en overstapkosten op de hypotheekmarkt. Dit onderzoek is reeds aangekondigd in de kabinetsreactie op het MDW rapport Overstapkosten (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 24 036, nr. 259). Bijgaand stuur ik u het eindrapport van Ecorys over een onderzoek naar de markt voor hypothecaire kredietverlening. In het vervolg wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van dit rapport en mijn reactie daarop.

Het eerste deel van het rapport geeft een algemene beschrijving van de markten voor hypotheekverstrekking en voor hypotheekadvies. De conclusie van dit deel luidt dat deze markten een aantal bijzonderheden kennen die ertoe kunnen leiden dat prijsconcurrentie niet optimaal functioneert. In de eerste plaats is er op de markt voor hypotheekverstrekking sprake van overstapkosten, waardoor de disciplinerende werking van concurrentie vermindert. In de tweede plaats kan op beide markten een gebrek aan transparantie over prijs en kwaliteit van producten en adviezen een goede werking van het prijsmechanisme belemmeren. Deze algemene conclusies worden verder uitgewerkt in het tweede en derde deel van het rapport.

Het tweede deel van het rapport gaat in op overstapkosten op de markt voor hypotheekverstrekking, en in het bijzonder op het verschil tussen instap- en prolongatietarieven bij verlenging van de hypotheek. Sommige aanbieders hanteren voor hetzelfde hypotheekproduct twee verschillende rentetarieven: een instaptarief voor nieuwe klanten, en een iets hoger prolongatietarief voor bestaande klanten van wie de rentevaste periode afloopt. Dit deel van het onderzoek richtte zich op de vraag of er een economische rechtvaardiging is voor dit verschil. Bij vergelijking van instaptarieven voor vergelijkbare producten tussen hypotheekverstrekkers die wel en geen gebruik maken van venstertarieven (een verschil tussen instap- en prolongatietarieven) blijkt er geen verschil te zijn tussen de instaptarieven van deze groepen aanbieders. Dit suggereert dat het verschil tussen instap- en prolongatietarieven niet wordt ingegeven door commerciële motieven, zoals een korting op het instaptarief, maar dat er door een aantal aanbieders gebruik wordt gemaakt van het bestaan van overstapkosten. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat een groot deel van de markt (27 van de 40 aanbieders, waar 42% van de respondenten een hypotheek heeft afgesloten) geen verschil tussen instap- en prolongatietarief kent. Het is voor de consument dus goed mogelijk een hypotheek af te sluiten zonder verschil tussen instap- en prolongatietarief. Daarvoor is wel nodig dat de consument voor het sluiten van het contract op de hoogte is van dit verschil. De onderzoekers concluderen echter dat de beschikbare precontractuele informatie (noch die in de financiële bijsluiter, noch de informatie die verstrekt wordt op basis van de gedragscode hypothecair financieringen) niet volstaat om consumenten op dit verschil te wijzen. De onderzoekers bevelen dan ook aan de informatievoorziening over hypotheekvoorwaarden te verbeteren.

Daarbij moet aangetekend worden dat de financiële bijsluiter en de gedragscode hypothecair financieringen niet de enige bronnen van informatie zijn voor hypotheeknemers. De Vereniging Eigen Huis waarschuwt bijvoorbeeld voor niet concurrerende verlengingsvoorstellen, en voor de overstapkosten bij verlenging. Het feit dat bijna 60% van de steekproef een hypotheek heeft afgesloten bij een aanbieder die voor een vergelijkbaar product een venstertarief hanteert, lijkt er echter op te wijzen dat een dergelijke algemene waarschuwing niet afdoende is. In overleg met de sector zal daarom worden bezien hoe de informatieverstrekking over het al dan niet hanteren van venstertarieven kan worden verbeterd. Aanpassing van de gedragscode hypothecair financieringen en additionele regelgeving in de Wet financiële dienstverlening zijn daarvoor mogelijkheden.

Ten slotte wordt in het derde deel van het rapport ingegaan op de (transparantie van de) kwaliteit van hypothecaire advisering door het intermediair. De conclusie van dit derde onderdeel van het rapport luidt dat hypothecaire tussenpersonen zich in hun advisering mede laten leiden door provisiestructuren. Consumenten die zijn geadviseerd door tussenpersonen kiezen vaker meer complexe hypotheekproducten dan consumenten die direct bij hypotheekaanbieders een hypotheek afsluiten. Er kan hierbij sprake zijn van een complexere hypotheekwens, maar ook kan dit het gevolg zijn van een provisiegestuurde advisering naar complexere producten. Bovendien zijn er indicaties dat het verschil tussen de meest gunstige hypotheek (laagste rente bij gewenste kwaliteit) en de daadwerkelijk afgesloten hypotheek, gegeven de hypotheekvorm, groter is voor consumenten die zijn geadviseerd door tussenpersonen dan voor consumenten die direct een hypotheek bij een hypotheekaanbieder hebben afgesloten. De onduidelijkheid over de prijs en kwaliteit van het advies van tussenpersonen versterkt volgens de onderzoekers de mogelijkheden om adviezen meer af te stemmen op de financiële voordelen van tussenpersonen dan op de situatie en wensen van de consument.

Hoewel het een onderzoek met een relatief beperkte scope betreft, rechtvaardigt de aard van de conclusies serieuze aandacht. Het gaat hier om grote financiële belangen en belangrijke beslissingen voor individuele consumenten. Breder gaat het ook om het vertrouwen van de consument in de financiële markten in het algemeen en in het intermediair in het bijzonder. Vooral dit derde deel van het rapport vraagt naar mijn mening om een beleidsreactie. Momenteel overweeg ik de volgende drie beleidsopties:

· Het invoeren van verplichte transparantie over de hoogte van de provisie. Dit kan door te verplichten tot openheid over de absolute hoogte van de provisie per product, maar er zijn ook varianten denkbaar die minder ver gaan (alleen relatieve verschillen of alleen de hoogste provisie per productgroep melden)

· Het invoeren van een best advice verplichting, waardoor het intermediair verplicht (en aansprakelijk) wordt het voor de klant beste product te adviseren, en/of:

· Het reserveren van het etiket onafhankelijk voor die adviseurs die niet op provisiebasis werken of voor die adviseurs die niet alleen op provisiebasis werken maar ook op feebasis.

De komende maanden zal ik gebruiken om deze beleidsopties nader te verkennen. Ik zal de sector en de Autoriteit Financiële Markten, de gedragstoezichthouder die toezicht houdt op het gedrag van spelers op de financiële markten, hierbij betrekken. De sector heeft een eigen verantwoordelijkheid en een eigen belang bij het vertrouwen van de consument. Op basis van een inventarisatie van reacties uit de sector en van de Autoriteit Financiële Markten en een analyse van de voor- en nadelen van de verschillende opties zullen vervolgens concrete maatregelen worden ontwikkeld. Daarna zal uw kamer opnieuw geïnformeerd worden over het moment en de wijze waarop deze geïmplementeerd zullen worden.

De minister van Financiën,

G. Zalm

Bijlagen:

· Analyse van de markt

· Instap- en prolongatietarieven

· Kwaliteit van advisering