27 mei 2004
Geen verandering beleid ten aanzien van militairen
Het Openbaar Ministerie (OM) brengt, anders dan in de media wordt
gesuggereerd, geen verandering in zijn beleid ten opzichte van
militairen die hun vuurwapen gebruiken. Wel wordt de bestaande
praktijk vastgelegd in een beleidsregel die gaat gelden voor
officieren van justitie en voor de opsporingsdiensten, waaronder de
Koninklijke marechaussee. Dit gebeurt in samenspraak met minister
Donner (Justitie).
Het OM reageert hiermee op berichten in de media als zou het OM zijn
beleid op dit punt wijzigen. Dit is niet het geval. In samenspraak met
minister Donner wordt slechts overgegaan tot het vastleggen van de
werkwijze die reeds lange tijd wordt gebruikt. Die werkwijze komt
overigens overeen met het beleid dat bestaat ten opzichte van
politiemensen die hun dienstwapen gebruiken. Omdat politiemensen en
militairen in sommige gevallen de bevoegdheid hebben geweld te
gebruiken, worden zij in die gevallen niet automatisch tot verdachte
gemaakt, maar worden zij als getuige gehoord. Pas als er twijfel
bestaat over de rechtmatigheid van het handelen krijgt de betrokken
politieman of militair de status van verdachte.
Het College van procureurs-generaal heeft in juni 2000 een instructie
(een interne beleidsregel) uitgevaardigd waarin het beleid ten
opzichte van geweldsaanwending door politiemensen werd vastgelegd. In
de recente discussie rond het onderzoek naar een schietincident in
Irak waarbij een Nederlandse militair is betrokken, werd de suggestie
geopperd de bestaande praktijk vast te leggen in een beleidsregel. Dit
om de kenbaarheid voor militairen te vergroten. Het College heeft
hiermee ingestemd. Thans wordt hieraan gewerkt.
Openbaar Ministerie