http://www.minvrom.nl
EMBARGO TOT DONDERDAG 27 MEI, 13.00 UUR
Buiten bouwen: evenwicht tussen restricties en vrijheid
Bouwen in het buitengebied kan een betekenisvolle bijdrage leveren aan
het landschap. Maar het is niet gewenst om ongeclausuleerd de poorten
open te zetten voor bebouwing in het buitengebied. Buiten bouwen
behoort het landschap te verrijken, niet op te souperen. Een
.nee-tenzij.-regime met garanties voor kwaliteit en met een vorm van
geoormerkte verevening is nodig. Het is aan de provincies en gemeenten
om dit subtiele evenwicht in trefzeker beleid te vertalen. Dat
schrijft de VROM-raad in zijn advies .Buiten Bouwen. dat vandaag
tijdens een slotmanifestatie aan de minister van VROM wordt
aangeboden.
Aanleidingen buiten bouwen
Vóór 1920 was bouwen in het buitengebied eeuwenlang gebruikelijk.
Sinds de jaren .20 is het contrast stad-land een vast thema geweest in
de ruimtelijke ordening. De motieven wisselden, zoals het tegengaan
van ongecontroleerde verstedelijking, het veiligstellen van agrarische
productieruimte en het veiligstellen van natuurschoon. De restricties
op buiten bouwen ontstonden op goede gronden, maar ook voor goede
gronden kan een tijd komen van heroverweging.
Moeten de mogelijkheden van buiten bouwen worden verruimd zoals het
kabinet in de Nota Ruimte voorstelt, of juist niet? Hierover gaat het
advies Buiten Bouwen van de VROM-raad. Ter voorbereiding ging de
VROM-raad zelf naar buiten voor een reeks werkbezoeken en
regiodebatten het land. De bevindingen van deze tournee hebben het
advies gevoed.
Regionale diversiteit
In de tournee van de VROM-raad kwam een geweldige verscheidenheid aan
meningen naar voren over buiten bouwen. Zowel de perceptie van
problemen verschilt per regio als de wijze waarop deze aangepakt
moeten worden.
In alle regio.s is er gewezen op de noodzaak om voorzichtig om te gaan
het met landschap: om de kip met de gouden eieren niet te slachten. Er
is behoefte aan rust, ruimte, natuur en landschap. Ook de vraag naar
landelijk wonen kan niet worden genegeerd. Er circuleren uiteenlopende
cijfers over de behoefte aan landelijk wonen. De raad meent dat deze
vraag voor een groot deel uit de eigen regio komt. Soms is die vraag
vooral gericht op goedkopere woningen (starters, ouderen), soms naar
middeldure woningen. De vraag naar landgoederen in het exclusieve
segment is klein. Het beeld dat duizenden randstedelingen zich op het
landelijk gebied zouden werpen, hield tijdens de regiodebatten geen
stand. Wel is er veel behoefte aan groene woonmilieus.
In de meer perifeer gelegen regio.s is de wens om het buiten bouwen
een economische impuls te laten zijn. Dit is hard nodig: er stoppen 9
boerenbedrijven per dag in Nederland. Buiten bouwen kan zeker die
impuls geven, maar heeft een bijsluiter nodig. Reële risico.s zijn de
leegloop van omliggende dorpen en steden, sociale verschillen tussen
de autochtone bevolking en nieuwkomers en een spreiding van
ouderenzorg in de toekomst. De verscheidenheid in landschap,
problematiek en woningvraag is regionaal. De eerste aanbeveling van de
raad is dat het ongewenst is om generiek beleid vanuit het rijk over
buiten bouwen te stempelen over het gehele land. Ieder landschap
vraagt om een andere manier van occuperen, om een eigen aanpak.
Naar een nieuw evenwicht
Het is noodzakelijk dat buiten bouwen een bijdrage levert aan de
kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied. Er is vraag naar
aantrekkelijk en toegankelijk landelijk gebied, maar de budgetten zijn
beperkt. Geoormerkte verevening is volgens de raad een voorwaarde voor
buiten bouwen. Het gaat daarbij om de winsten die gemaakt worden bij
de verandering van bestemming in woningbouw te investeren in het
landelijk gebied. Dit kan op verschillende wijzen: van directe
investering in bos, natuur en beplantingen tot het herstellen van
openbaarheid van het landschap. Verevening mag geen vrijbrief zijn om
de ruimtelijke kwaliteit te verwaarlozen. Ruimte bieden en sturen op
kwaliteit is nodig, en niet nieuw gezien de fantastische
buitenplaatsen uit het verleden.
Buiten bouwen vraagt om restricties en vrijheid. Die combinatie biedt
zicht op kwaliteit. De raad bepleit het hanteren van een .nee-tenzij.
principe. .Nee. slaat in de eerste plaats op gebieden waar niet
gebouwd mag worden. .Nee, tenzij. slaat op die gebieden waar buiten
bouwen onder duidelijke voorwaarden is toegestaan. De bewijslast
kwaliteit te kunnen toevoegen wordt hierdoor bij de initiatiefnemer
gelegd. Provincies spelen daarin een centrale rol. Zij zijn vanouds de
regisseur op regionaal niveau en behoren die voorwaarden vooraf en
transparant vast te leggen.
Landschapsstructuurvisie
De nadere uitwerking van het provinciale beleid voor buiten bouwen
hangt vooral af van de omvang van de regionale vraag naar landelijk
wonen. Daarom stelt de VROM-raad twee strategieën voor. In
hogedrukgebieden moet het gaan om het aanwijzen van echte nee-gebieden
en nee-tenzijgebieden. Vervolgens bepleit de raad dat de provincies
het instrument van de structuurvisie omzetten naar een
landschapsstructuurvisie die een robuuste onderlegger biedt voor een
geleidelijke invulling van het bouwprogramma en die deze gebieden
landschappelijk mooier maakt. In de lagedrukgebieden is de eerste stap
hieraan gelijk, maar zou men die toetsing van individuele
bouwaanvragen door een commissie moeten laten plaatsvinden. Die
commissie toetst op een eenvoudige manier in hoeverre het individuele
initiatief iets terug geeft aan het landschap. Het gaat om het
prikkelen van initiatiefnemers zoals gemeenten, particulieren en
projectontwikkelaars.
Tenslotte de vraag: waarom zo moeilijk doen? Het antwoord is simpel:
omdat het anders te makkelijk kan. Buiten bouwen moet ongeveer met
evenveel aandacht gerealiseerd worden als het inbreiden in steden,
stadjes en dorpen. Vanwege de gewenste kwaliteit maar ook omdat we
willen voorkomen dat de investeerders de bestaande kernen de rug toe
keren en het buitengebied als de .makkelijke. variant kiezen.
.0.0.0.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer