Ministerie van Buitenlandse Zaken

Artikel NRC-Handelsblad,

Donderdag 27 mei 2004

Atzo Nicolaï

Staatssecretaris voor Europese Zaken

Samenvatting

Nu de verzoening van Frankrijk en Duitsland en de vereniging van Oost en West zijn volbracht, moet de Europese Unie zich op haar bestaansgrond herbezinnen. In een opinieartikel in het NRC-Handelsblad hield Atzo Nicolaï, Staatssecretaris voor Europese Zaken, een pleidooi om Europa te beschouwen als een middel om welvaart en veiligheid te vergroten. Een zakelijker benadering draagt volgens Nicolaï bij aan de herkenbaarheid van de Unie voor de burger.

De Europese Unie laat haar invloed op steeds meer beleidsterreinen gelden. Beperkte Europa zich aanvankelijk alleen tot de interne markt, inmiddels spreekt zij mee over zulke uiteenlopende zaken als asiel, milieu en ontwikkelingssamenwerking. En haar invloedsfeer breidt zich alleen maar uit. Europa is allang geen buitenland meer.

Op zijn beurt heeft Nederland in toenemende mate belang bij Europa. Problemen zijn steeds vaker grensoverstijgend. Nauwere samenwerking is dan noodzakelijk. En dat geldt zeker voor een land als Nederland, dat met zijn naar buiten gerichte aard en beperkte omvang meer dan gemiddeld op het buitenland is aangewezen.

Maar terwijl Nederland en Europa elkaar steeds dichter tegen de borst drukken, betoont de burger zich almaar sceptischer over de onderlinge toenadering. Volgens de Eurobarometer kelderde de steun voor het EU-lidmaatschap in Nederland vorig najaar met elf procent. De Nederlandse burger lijkt de omhelzing als een houdgreep te ervaren. Zijn scepsis is deels een uiting van een breder onbehagen over politiek en bestuur, maar ook specifiek gericht op Europa.

Europa heeft zowel de verzoening van Frankrijk en Duitsland als de vereniging van Oost en West mogelijk gemaakt. De noodzaak daarvan was overweldigend en aan het nut van Europa bij de verwezenlijking ervan hoefde niet te worden getwijfeld. Nu verzoening en vereniging volbracht zijn, moet de Unie zich op haar bestaansgrond herbezinnen.

Het is moeilijk afstand te nemen van de oude legitimatie voor de eenmaking. Ingewijden kunnen een gevoel van verontwaardiging niet onderdrukken als blijkt dat Europa ­ ondanks haar enorme bijdrage aan onze veiligheid, stabiliteit en welvaart ­ niet op de onvoorwaardelijke steun van de burger kan rekenen. Maar volharden in het prediken van het Europees evangelie is zinloos.

De tijden waarin ideologieën richtinggevend waren voor het denken zijn voorbij. Het collectieve idealisme van vroeger heeft plaatsgemaakt voor de individualistische werkelijkheidszin van nu. Nederlandse burgers vinden vrede nog steeds belangrijk. Die wordt ondertussen vanzelfsprekend gevonden. Maar zij zien niet in waarom zij voor die vrede vijfmaal zoveel moeten betalen als hun Deense mede-Europeanen. Om het vertrouwen van de burger te herstellen, moeten we ophouden Europa van de kansel te verkondigen. Net zomin als gemeente, provincie en rijk is Europa een doel. Europa is een middel.

De discussie over doel en middel is even oud als de Europese eenwording zelf. Met enig gevoel voor overdrijving kunnen Jean Monnet en Robert Schuman, de grondleggers van Europa, als exponenten van beide stromingen worden aangemerkt. Voor Monnet was de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) meer een tussenstap op weg naar de verwezenlijking van de 'Verenigde Staten van Europa'. Voor Schuman was zij primair een middel om het snel ontluikend wirtschaftswunder aan Frankrijk te binden.

De meer deductieve benadering ­ vanuit het ideaal, de blauwdruk ­ heeft lange tijd de toon gezet. En met succes. Democratie, de rechtstaat en het respect voor mensenrechten zijn teruggekeerd in gebieden waaruit zij lange tijd verdreven waren en zetten hun opmars daarbuiten voort. En nu eens is niet geweld de drijvende kracht achter de verspreiding van ons ideeëngoed, maar nabootsing. Landen zijn bereid langdurig offers te brengen om te voldoen aan de hoge standaard die toegang biedt tot Europa. De veroveraar wordt veroverd.

Maar hoe bijzonder ook, Europa kan haar legitimatie niet alleen aan deze zegetocht ontlenen. Eerder al sneefden pogingen om de burger een Europese identiteit aan te praten met behulp van gemeenschappelijke symbolen, zoals een Europese vlag en een Europees volkslied. De ontelbare brochures die in de loop der tijd over de werking van de Europese instituties het licht zagen, slaagden er evenmin in de vonk te doen overslaan.

De huidige situatie na verzoening en vereniging en de nieuwe tijdgeest dwingen tot een zakelijker benadering van Europa. In de lijn van Schuman moeten we Europa primair inductief benaderen, als werk in uitvoering. Europa als werktuig waarmee we problemen kunnen oplossen. Alleen zo kan worden voorkomen dat de Europese bestuurslaag onthecht raakt van de bevolking.

Afstand nemen van het blauwdrukdenken schept ruimte om te bepalen wat we als Nederland precies met Europa willen. Welbegrepen eigenbelang ­ hetgeen zeker niet hetzelfde is als kortzichtig nationalisme - is daarbij de leidraad.

Allereerst moet Nederland heldere prioriteiten en posterioriteiten durven stellen. Als een duidelijk nationaal belang in het geding is, dan is vasthoudendheid geboden. En daarbij moeten we in de Unie zonder scrupules coalities sluiten om onze belangen te behartigen.

Daarnaast moet Nederland de aandacht blijven vestigen op de naleving van gemaakte afspraken. Niet als moraalridder, maar vanwege ons beperkte gewicht en als middel om machtspolitiek te beperken, heeft Nederland er baat bij dat het spel volgens de regels wordt gespeeld.

Nederland moet zich voortdurend afvragen of Europa de geëigende bestuurslaag is om een gegeven probleem op te lossen. Uitgangspunt bij die afweging is dat we Europa alleen inschakelen als daar echt reden toe is. De gedachte dat Europa doel is, kan de rationele verdeling van taken tussen bestuurslagen in de weg gestaan. Wie Europa beschouwt als middel, vindt subsidiariteit niet langer lastig, maar juist logisch.

Ook nu weer moet Nederland de vervolgstap durven zetten. Als na zorgvuldige toetsing blijkt dat Europa daadwerkelijk de aangewezen bestuurslaag is om een bepaald probleem op te lossen, dan moet een enkele lidstaat dat niet kunnen dwarsbomen ­ zeker in een groeiende Unie met steeds meer kleine landen. Met andere woorden, besluiten bij meerderheid moet het uitgangspunt zijn.

Het nieuw Grondwettelijk Verdrag komt Nederland daarbij tegemoet. Het verdrag voorziet namelijk in vergroting van de rol van nationale parlementen, uitbreiding van meerderheidsbesluitvorming in de Raad en versterking van de Commissie en van het Europees Parlement.

De kansen van Nederland om zijn eigenbelang via Europa succesvol te behartigen kunnen gaan stijgen. Maar op welke Europese doelen moet Nederland zich richten? Wat is na verzoening en vereniging de legitimatie voor Europa?

Allereerst is dat welvaart. De open Nederlandse economie heeft bij uitstek baat bij Europese integratie. Volgens berekeningen van de Commissie is de Europese welvaart dankzij de integratie de afgelopen tien jaar met 877 miljard euro toegenomen. Dit betekent ongeveer 2,5 miljoen extra banen.

Op het ogenblik is de omvang van het BNP van alle EU-landen tezamen nog de grootste ter wereld. Maar hoelang kan Europa deze koppositie behouden? De Verenigde Staten zijn dicht genaderd. En als China en India hun huidig groeitempo weten vast te houden, zijn zelfs hun economieën rond het midden van deze eeuw groter dan die van de EU.

Nederland kan het tij als eenling niet keren. Europa als gemeenschap kan dit wel.

Dan dient wel de interne markt te worden voltooid, dient de regeldrift van de Unie te worden beteugeld en moeten de fondsen van de Unie beter worden besteed.

Daarnaast is dat veiligheid. De Europese integratie is een uiterst succesvolle vredesstichter gebleken. Maar inmiddels dienen zich nieuwe bedreigingen aan.

De aanslagen in Madrid van 11 maart jl. hebben pijnlijk duidelijk gemaakt dat Europa niet immuun is voor moslimterrorisme. De bommen mogen dan in de Spaanse hoofdstad zijn ontploft, heel Europa was doelwit. De bestrijding van terreur dient dan ook geen zaak van afzonderlijke lidstaten te zijn, maar van Europa als collectief. Datzelfde geldt voor zaken als criminaliteit en asiel.

Je kunt de wereld niet buitensluiten. En juist daarom moet Europa zich niet beperken tot de bescherming van haar burgers, maar ook buiten het continent verantwoordelijkheid durven nemen. Niet alleen omdat een actieve rol beter recht doet aan het economisch gewicht van Europa in de wereld, maar ook omdat Europa die wereld veel te bieden heeft.

Europa is van ver gekomen. Door nationale zeggenschap over te dragen aan een hogere autoriteit is ons continent na eeuwen van verscheurdheid tot een eenheid omgesmeed. Dat is een prestatie van formaat, die ons recht van spreken geeft. Europa is het aan haar stand verplicht haar eigen internationale verantwoordelijkheid te nemen. We kunnen de Amerikanen niet langer alleen het werk laten doen.

Dan zal wel het Europees mandaat moet worden uitgebreid. Europa dient één zetel in de Veiligheidsraad te bezetten en de lidstaten zullen bereid moeten zijn ook op het gebied van buitenlandse politiek het veto op te geven. Per saldo levert dat voor alle partijen meer invloed op.

Nederland dient Europa te gebruiken als een werktuig om het welbegrepen eigenbelang te bevorderen. De oude doelen dienen herijkt te worden. De burger dient zich te herkennen in Europa.

Voortgestuwd door de uitbreiding heeft de Unie de laatste jaren een grondige gedaanteverwisseling ondergaan. De burger heeft moeite het tempo bij te houden. Een zakelijker aanpak kan bijdragen het contact met de burger te herstellen.

Zodra Europa niet langer doel, maar middel is, stelt zij zich open voor kritiek. Want als Europa geen blauwdruk meer is, dan is kritiek niet langer een uiting van ongeloof, maar een teken van vitaliteit.

Maar dat is slechts een begin. De politiek moet daarnaast maximale openheid betrachten ten aanzien van haar Europese standpunten. Europa moet begrijpelijk en betrouwbaar zijn en fundamentele beslissingen niet ongemerkt nemen. Het Europees debat moet worden gevoerd als er nog wat te kiezen valt. Juist de verkiezingscampagnes in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement op 10 juni as. bieden daarvoor een uitstekend podium.

Uiteindelijk zal het oordeel van de burger over Europa afhangen van de mate waarin zij erin slaagt problemen op te lossen. Europa zal opnieuw moeten bewijzen een middel te zijn om zowel welvaart als veiligheid te vergroten. Doet zij dat, dan zal de burger Europa weer meer omarmen.

===