Kamerstuk, 28-5-2004
Reactie IGZ-/CVZ rapport huisartsenpost
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/EZ-2475987
28 mei 2004
Uw schrijven van18 mei jl., kenmerk VWS/o4/38/LD heb ik in goede orde
ontvangen.
Daarin verzoekt u mij om een eerste reactie op het onlangs verschenen
rapport van de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ) inzake de
bereikbaarheid van huisartsenposten, alsmede op het rapport van het
College voor Zorgverzekeringen (CVZ) naar de doelmatigheid en sturing
door zorgverzekeraars van de huisartsendienstenstructuren.
Deze brief vormt daarop het antwoord.
Het rapport van de IGZ heeft betrekking op de zorgverlening, spreiding
en toegankelijkheid van de huisartsenposten. Dit is het éérste
onderzoek waarin aspecten van structuur, organisatie en proces van de
huisartsenposten zijn onderzocht. De IGZ concludeert dat op veel
huisartsenposten niet wordt voldaan aan voorwaarden voor verantwoorde
zorg. Tekortkomingen doen zich met name voor in het proces van de
triage, de organisatie van de posten, de beschikbaarheid van de
medische gegevens en de telefonische toegankelijkheid.
Ook de spreiding van de huisartsenposten over Nederland en de
bereikbaarheid kan beter.
Het rapport van de IGZ heeft als ondertitel "nieuwe structuren met
veel kinderziekten".
Het onderzoek van de IGZ geeft geen oordeel over de feitelijk
geleverde zorg maar doet vooral een uitspraak over het proces van de
zorgverlening en het niveau van de randvoorwaarden die noodzakelijk
zijn om te komen tot verantwoorde zorg. Uit een recent onderzoek in
Nijmegen blijkt dat de meeste gebruikers van de huisartsenposten
tevreden zijn over de dienstverlening van de post. Een
tevredenheidsonderzoek onder de gebruikers van huisartsenposten,
gehouden door het Nivel en de Consumentenbond bevestigen dat beeld:
80% van de gebruikers van de huisartsenposten blijkt tevreden te zijn
over de dienstverlening van de post.
De door de IGZ genoemde tekortkomingen neem ik serieus. Het rapport
van de IGZ is voor mij dan ook een belangrijk signaal dat er
verbeteringen noodzakelijk zijn. Deze liggen echter grotendeels binnen
de verantwoordelijkheden en de bedrijfsvoering van de instellingen
zelf, hetgeen door partijen ook wordt onderkend. Met name gaat het
hierbij om kwaliteitseisen die de organisatie en bedrijfsvoering van
de huisartsenposten/huisartsendienstenstructuren betreffen (goede
protocollering, supervisie, telefonische toegankelijkheid, heldere
bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling op de huisartsenpost
en in relatie tot de huisartsendienstenstructuur). Ik juich het dan
ook toe dat door de koepel van de huisartsendienstenstructuren bij de
Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) in samenspraak met
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) inmiddels kwaliteitscriteria voor de
huisartsenposten zijn ontwikkeld. Ook de IGZ en de Nederlandse
Patiënten- en Consumenten Federatie (NPCF) zijn hierbij betrokken. Met
de sector ben ik inmiddels in gesprek getreden, met name over een
snelle implementatie daarvan.
Het CVZ-onderzoek laat zien dat er verschillende mogelijkheden zijn om
- op onderdelen - de doelmatigheid te verhogen in de regionale
situatie. Samenwerking binnen de keten van acute zorg (bijvoorbeeld
een huisartsenpost als voorportaal van de spoedeisende eerste hulp bij
ziekenhuizen (SEH)) kan op termijn kostenbesparingen opleveren, zo
meent zij. Deze constructie levert de juiste zorg op de juiste plaats
en komt ook tegemoet aan de wensen van de patiënt naar één loket voor
de acute zorg. Het CVZ meent voorts, hetgeen ik onderschrijf, dat de
sturing van de huisartsenzorg in de avond-, nacht- en weekenddiensten
in een regionale setting moet plaatsvinden. Kwalitatieve
randvoorwaarden en uitkomstmaten op het terrein van de
toegankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid zijn daarvoor
noodzakelijk. In het licht daarvan vind ik het dan ook een goede zaak
dat het CVZ binnenkort in samenwerking met LHV en ZN op basis van de
gegevens uit het doelmatigheidsonderzoek een benchmark zal gaan
opstarten. Vanuit het veld wordt overwogen een aantal experimenten
binnen de keten van de acute zorg te gaan uitvoeren, bij de monitoring
waarvan CVZ eventueel een rol zou kunnen gaan spelen. Dit als opmaat
voor het formuleren van uitkomstmaten en prestatie-indicatoren door de
regionale partijen, te weten zorgver-zekeraars, beroepsbeoefenaren en
patiëntenorganisaties.
Het CVZ-rapport ten slotte, biedt partijen in CTG-verband bouwstenen
om te komen tot een budgettair neutrale normering van de kosten van de
huisartsendienstenstructuren.
Het IGZ-rapport zal daarbij worden betrokken. Op die manier kan worden
gewaarborgd dat binnen de gestelde kaders kwalitatief verantwoorde
huisartsenzorg in de avond-, nacht- en weekenduren wordt geleverd. De
nadere voorstellen van het CTG over de voorgenomen normering van
infrastructurele kosten van de huisartsendienstenstructuren wacht ik
af.
Inmiddels ben ik naar aanleiding van de rapporten van CVZ en IGZ met
de betrokken partijen in gesprek getreden. Onder andere komt daarbij
aan de orde de wijze waarop de implementatie van voornoemde acties zo
spoedig mogelijk in gang gezet kan worden.
Ik zal u hier na het zomerreces nader over rapporteren. In de - u
toegezegde - brief over de versterking van de eerstelijns
gezondheidszorg wordt hierop reeds ingegaan.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport