Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Voorlichting en Communicatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

28 mei 2004

Behandeld


- Peter Fasol


Kenmerk


- DVL2004/1436

Telefoon


- 070-3484164


Blad


- 1/6

Fax


- 070-3485010


Bijlage(n)


- - peter.fasol@minbuza.nl


Betreft

RMO advies Hart voor Europa

Zeer geachte Voorzitter,

Het Kabinet heeft de RMO bij de bepaling van diens werkprogramma gevraagd "hoe vanuit het perspectief van zijn advisering over het Nederlandse sociaal beleid, ruimte en richting voor het Europese sociale beleid ter voorkoming van sociale uitsluiting kan worden geformuleerd."

In haar advies Hart voor Europa doet de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) het Kabinet aanbevelingen om de Nederlandse bevolking meer bij de EU te betrekken. Het advies is het eerste in een tweeluik. Voorjaar 2004 verschijnt een advies van de RMO over de betekenis van een Europees Sociaal Beleid voor Nederland. Voorliggend advies, het eerste van het tweeluik, is derhalve slechts indirect gerelateerd aan deze adviesaanvraag.

Het streven naar vergroting van de betrokkenheid van de burger bij Europa sluit aan op de activiteiten in het kader van de Rijksbrede Europavoorlichting, waarvan het ministerie van Buitenlandse Zaken als coördinerend departement optreedt. Om deze reden is dit een interdepartementaal kabinetsstandpunt, voorbereid door BZ in samenspraak met het ministerie van VWS.

Reactie op de constateringen, conclusies en aanbevelingen van de RMO- Constateringen-
Het advies van de RMO beoogt aan te geven op welke wijze de achteruitgang in de betrokkenheid van Nederlandse burgers bij de EU kan worden tegengegaan en een actieve betrokkenheid kan worden bevorderd.

De RMO pleit ervoor niet alleen aandacht te hebben voor formele politieke participatie en betrokkenheid via maatschappelijke organisaties, maar ook voor de symbolische en meer impliciete aspecten van betrokkenheid: gevoelens van verbondenheid en identificatie met Europa. Daarvoor is het nodig dat Europa zichtbaarder en concreter wordt.

Voor het gebrek aan betrokkenheid noemt de RMO als oorzaken onder meer de ingewikkelde en ondoorzichtige besluitvorming binnen de EU en de abstractie van veel onderwerpen. De RMO constateert dat positieve bijdragen van de EU vaak onzichtbaar blijven en dat de negatieve aspecten worden overbelicht, doordat nationale overheden successen graag zelf incasseren en mislukkingen op het conto van de EU schuiven. Voor het vraagstuk acht RMO twee dilemma's van belang:


1Is Europa wel een verkoopbaar product?


2Europa is een eenheid die weinig gemeenschappelijks heeft.


- Europa een verkoopbaar product?

De dominante ontwikkeling binnen Europa gaat in de richting van intergouvernementele samenwerking en minder naar de communautaire methode. Dit staat op gespannen voet met betrokkenheid van de burger. Het gemeenschappelijke is dan minder duidelijk zichtbaar, aldus de RMO. De analyse van de RMO is dat intergouvernementele samenwerking lagere betrokkenheid tot gevolg zou hebben dan communautaire samenwerking. Deze aanname impliceert dat de mate van betrokkenheid samenhangt met het institutionele kader waarbinnen Europese samenwerking plaatsvindt.

Hierbij is wel een kanttekening te plaatsen. De discussie over Europa wordt al jarenlang bepaald door institutionele kwesties. De groei van het aantal lidstaten en de uitbreiding van de samenwerking heeft geleid tot een complex besluitvormingsproces. Op dit besluitvormingsproces heeft de voorlichting zich in het verleden teveel gericht. De nadruk is gelegd op Europa als instituut. Gebleken is echter dat deze wijze van voorlichting slechts in beperkte mate heeft geleid tot grotere betrokkenheid. In het kader van het opstellen van de Rijksbrede communicatiestrategie voor Europavoorlichting is dan ook ingezet op concrete voorbeelden uit het dagelijks leven van de burger, die illustreren dat de EU persoonlijk relevant is. Of dit persoonlijk relevante nu het gevolg is van communautaire of intergouvernementele samenwerking is dan geen factor bij de mate van betrokkenheid.


- Europa heeft weinig gemeenschappelijke kenmerken

Identificatie op gemeenschappelijke taal, geschiedenis en ervaring gaat niet of nauwelijks op. De identiteit van de EU kan nooit gemodelleerd worden naar het voorbeeld van de natiestaat. De EU is eerder een netwerk, aldus de RMO.

Dit dilemma doet zich in meer of mindere mate voor al naargelang de schaal waarop men naar deze gemeenschappelijkheid kijkt. Europa heeft geen gemeenschappelijke taal; maar verscheidene natiestaten hebben dit evenmin. Europa kent een duidelijk ander sociaal model dan de Verenigde Staten of de landen in Azië. Op Europese schaal kan men voor grote delen van Europa wel spreken van (episoden van) gemeenschappelijke geschiedenis. RMO gaat bijvoorbeeld voorbij aan de gezamenlijke herinnering van de Tweede Wereldoorlog, directe aanleiding voor de intensieve Europese samenwerking in de 20e eeuw.

Strategie-
De RMO staat drie strategieën voor ogen om de betrokkenheid van Europa bij burgers te vergroten.


1.EU als waardengemeenschap van bewegingsvrijheid en economische vooruitgang positioneren.


2.Op korte termijn is relevantie het kernpunt. Als de EU zich bezighoudt met onderwerpen die burgers relevant achten, wekt dit betrokkenheid op.


3.Maak Europa concreet voor de burger. Betrokkenheid komt tot stand door aan te sluiten bij concrete kwesties die de burger daadwerkelijk raken.

De RMO doet ten slotte een aantal voorstellen om aan deze strategieën invulling te geven. Hieronder worden deze voorstellen becommentarieerd.

Ad 1: Waardengemeenschap

Voortdurend beklemtonen waar Europa voor staat (stabiliteit, economische ontwikkeling)

Deze boodschap is in het verleden steeds uitgedragen en is zeker van groot belang. De boodschap heeft inhoudelijk niet aan kracht ingeboet, maar heeft wel te kampen met het feit dat een groot deel van het (jongere) publiek de genoemde voordelen inmiddels als 'normaal' aanvaardt.

Gemeenschappelijk Europees onderwijsprogramma op scholen- Het Kabinet is voorstander van aandacht voor Europa in het reguliere onderwijscurriculum en probeert dit actief te bevorderen. Ook worden lesprogramma's aangeboden die curriculumvervangend zijn en daardoor geen extra belasting leggen op de docenten en scholieren. Het kabinet is geen voorstander van een gemeenschappelijk Europees onderwijsprogramma. Dit kan vanwege cultuurverschillen beter per lidstaat worden geregeld.

Politieke keuzen zichtbaar maken (bijvoorbeeld een jaarlijks debat, georganiseerd door het parlement met nationale en Europese politici)

Instrumenten als de EP-monitor (politiek-digitaal) zijn uitstekend. Hier ligt echter met name ook een taak voor het nationale parlement. Dat dient nadrukkelijk stelling te nemen waardoor de burger begrijpt waar Europa voor staat en wat er te kiezen valt.

EU-Kopstukken in beeld (uitzending van maandelijks gesprek met voorzitter EC, live uitzending van debatten van het EP)

Het vertonen van een gesprek met de voorzitter van de Europese Commissie of zittingen van het Europees parlement garandeert nog geen geïnteresseerd publiek. Dit neemt niet weg dat er een taak ligt voor de media om de relevantie van Europa inzichtelijk te maken voor het publiek.

Europese staatssecretaris naar BZK (verbetering aansluiting Europees en nationaal beleid)

De aanbeveling is van institutionele aard. Duidelijk is echter geworden dat de burger niet veel interesse heeft in institutionele aspecten.

Keerzijde van deze aanpassing is dat de samenhang tussen Europees beleid en het overige buitenlands beleid te lijden zal hebben. Vandaar dat deze positionering nergens in Europa voorkomt. Recente ontwikkelingen maken bovendien voortdurend duidelijk dat beheersing van het diplomatieke metier binnen Europa nog steeds uitermate relevant is. De verwevenheid met nationaal beleid wordt inderdaad steeds groter. De uitvoering en uitwerking daarvan blijkt echter in neutrale handen van een ministerie van Buitenlandse Zaken en het postennetwerk zeer werkbaar. Ook om die reden komt positionering van staatssecretaris bij BZK in andere landen niet voor.

Ad 2: Relevantie

Referendum over Europese grondwet (leidt tot breed maatschappelijk debat)

Inmiddels heeft de Tweede Kamer zich uitgesproken voor het houden van een referendum zodra een referendabele grondwettelijke verdragstekst voorligt.

Instituties Europeaniseren (uitwisselingsprogramma's voor scholieren, ambtenaren, ouderen)

Bevordering van uitwisselingen van jongeren, ouderen, vakbondsmensen, ambtenaren etc. is belangrijk. Dergelijke uitwisseling vindt meer en meer plaats, ook naar verdere oostgrenzen.

'Brussel Vandaag'(als tegenhanger van Den Haag Vandaag)

De keuze hiervoor is aan de journalistiek en media. Wel poogt Buitenlandse Zaken bij die media het belang van dergelijke programma's onder de aandacht te brengen. De Rijksbrede Europacampagne staat voor een belangrijk deel in het teken van mediaverbreding.

Ad 3: Concreet

Leuker kunnen we het niet maken, wel zichtbaarder (Belastingdienst specificeert op aanslag het bedrag dat aan EU wordt afgedragen en hoeveel wordt terugontvangen)

Het effect van het inzichtelijk maken van de afdrachten aan en de ontvangsten uit de EU is op voorhand onduidelijk. Enerzijds zou dit het beeld van de EU als geldverslindende bureaucratie kunnen bijstellen, anderzijds zou het de aversie tegen afdrachten aan de EU kunnen versterken. Het is daarom twijfelachtig of het verstandig is om dit voorstel uit te voeren.

Voer Engels in als lingua franca (Nederland voert vooruitlopend hierop vanaf het basisonderwijs Engels in als tweede taal)

Voor Nederland blijft het uitgangspunt van het talenregime in de EU de formele gelijkheid van alle officiële EU-talen, waaronder uiteraard het Nederlands. Daaruit vloeit allereerst voort dat de burger de mogelijkheid moet blijven houden met de instellingen te kunnen communiceren in een officiële taal naar keuze. Daarnaast brengt dit met zich dat de politieke vertegenwoordigers in de Raad een beroep moet kunnen blijven doen op een officiële taal naar keuze en dat de documenten van de Raad die de lidstaten en hun burgers direct raken (o.a. wetgeving) steeds in alle officiële talen worden opgesteld. Tevens hecht de Nederlandse regering aan de culturele diversiteit in Europa, waar taal een belangrijk kenmerk van is.

Stimuleren collectieve symbolen-
Een Europese Vlag en een officieus Europees volklied bestaan al. Paspoorten hebben al een Europese uitstraling, er is een Europese munt. Gezien de heersende opvatting in de publieke opinie dat de EU zich op hoofdzaken moet richten, is het de vraag of de EU zelf zich actief bezig moet houden met het creëren van een Europese identiteit. Her risico bestaat dat dit eerder averechts zou werken. Nederlanders hechten sterk aan de eigen identiteit en zijn wars van idee dat Brussel bepaalt ­ juist bij dit soort zaken. Het stimuleren en ondersteunen van evenementen als het Eurovisie songfestival en voetbal kan. De kracht van deze evenementen is echter juist gelegen in het feit dat zij onafhankelijk van de EU tot een succes zijn uitgegroeid, waardoor zij een veel geloofwaardiger uitdrukking zijn van betrokkenheid van de burger bij Europa.

Grensregio's als experimenteerruimte-
Deze aanbeveling sluit aan op de reeds bestaande praktijk. Zie bijvoorbeeld de Euregio Zuid Limburg of de samenwerking van Zeeuws-Vlaanderen met zijn Belgische buren.

Europese polls bij verkiezingen EP-
De vraag is of het Europees Parlement die polls zelf moet gaan organiseren. Het zou beter zijn wanneer polls door derden kunnen worden opgezet. De waarde van polls is overigens beperkt. Het zijn vrijblijvende instrumenten om interesse te wekken, maar hebben geen doorslaggevende invloed.

Virtuele deelname aan verkiezingen in andere EU-landen- Dit voorstel is te weinig specifiek geformuleerd om een inhoudelijke reactie te kunnen geven.

Verdergaande Europese samenwerking waar mogelijk- Het kabinet is hiervan voorstander. Bekeken dient te worden op welke terreinen dit wenselijk is. Het subsidiariteitsbeginsel moet daarbij leidend zijn.

Concluderende opmerking-
De analyse van de RMO m.b.t. de oorzaken van de geringe betrokkenheid van de burger bij Europa en de strategieën om deze betrokkenheid te vergroten, komen grotendeels overeen met de inzichten die binnen het kabinet op dit punt bestaan. De Rijksbrede communicatiestrategie Europese samenwerking is eveneens gebaseerd op het uitgangspunt dat de relevantie van Europese samenwerking voor de burger inzichtelijk gemaakt moet worden.


-


- De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï

===