Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AP0225 Zaaknr: 38865
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 28-05-2004
Datum publicatie: 28-05-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.865
28 mei 2004
EC
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch
van 3 oktober 2002, nr. 99/30407, betreffende na te melden aan X te Z
opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 104.592.
Vervolgens is haar over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar
een belastbaar inkomen van f 107.403, welke aanslag, na daartegen
gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de
Inspecteur alsmede de navorderingsaanslag vernietigd. De uitspraak van
het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep
in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest
gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat ultimo 1990 met onvoldoende
zekerheid vaststond dat en tot welk bedrag belanghebbende haar rechten
uit hoofde van haar tegoed op de ledenrekening zou kunnen realiseren
om te kunnen oordelen dat zij te dier zake enig voordeel tot haar
winst uit onderneming over dat jaar moest rekenen. Het Hof heeft
daarbij in het bijzonder van belang geacht dat op grond van het
bepaalde in artikel 32, lid 8, en artikel 33 van de destijds geldende
statuten van de Coöperatie A (hierna: A) een lid dat ophoudt een
onderneming in de vorm van een apotheek uit te oefenen weliswaar
bevoegd was zijn 'aandelen' aan A te vervreemden tegen de nominale
waarde vermeerderd met het tegoed op de ledenrekening, maar dat deze
bevoegdheid gekoppeld was aan door het bestuur van A te stellen
voorwaarden en alleen gold als in het boekjaar van aanbieding van de
'aandelen' niet reeds vijf percent van het totale nominale bedrag van
de aandelen was terugbetaald. Het Hof heeft op die grond de door de
Inspecteur bepleite toepassing van de foutenleer verworpen.
3.2. Het door het Hof genoemde artikel 32, lid 8, van de, tot de
gedingstukken behorende, statuten van A houdt in dat een lid dat
ophoudt een onderneming in de vorm van een apotheek uit te oefenen,
voor elk aandeel de in lid 6 van het artikel bedoelde vergoeding
ontvangt, mits het lid volgens door het bestuur van A vast te stellen
normen verklaart niet opnieuw een zodanige onderneming uit te oefenen.
Op grond van artikel 33 van de statuten bestaat de mogelijkheid dat
het bestuur van A de door een lid aan haar aangeboden aandelen niet in
het jaar van aanbieding behoeft af te nemen, maar pas in het daarop
volgende jaar. Niet valt in te zien dat op grond van deze bepalingen
onzekerheid bestond omtrent het beloop en/of de mogelijkheid tot
realisatie van belanghebbendes rechten uit hoofde van haar tegoed op
de ledenrekening. 's Hofs andersluidende oordeel is onbegrijpelijk.
Het middel slaagt.
3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet
volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent
het griffierecht en de proceskosten, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere
behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der
Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot
en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E.
Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2004.