Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AP0227 Zaaknr: 38978


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 28-05-2004
Datum publicatie: 28-05-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie

Nr. 38.978
28 mei 2004
az

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2002, nr. 99/01177, betreffende na te melden aanslag in een baatbelasting van de gemeente Roermond.


1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak a-straat 1 te Z een aanslag in de baatbelasting winkelpromenade Hamstraat II van de gemeente Roermond opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de directeur van de sector bedrijfsmiddelen en organisatie van de gemeente Roermond is verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 9495. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.


2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeesters en wethouders van gemeente Roermond (hierna: B en W) heeft een verweerschrift ingediend.


3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. De onderhavige baatbelasting wordt geheven ter zake van de herinrichting van de Hamstraat c.a. te Roermond door het aanbrengen van een sierbestrating, van verlichting, van kunststof mantelbuizen voor het doortrekken van kabels voor sierverlichting, geluidsinstallaties en alarmsystemen, en van wegmeubilair (banken, papierbakken, e.d.). Tegelijkertijd met het herinrichten van de Hamstraat zijn werkzaamheden aan de riolering in dit gebied uitgevoerd.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat de gemeente de aanleg van de voorzieningen heeft gecombineerd met het vernieuwen van de riolering, er niet aan in de weg staat dat de kosten van de voorzieningen, daaronder begrepen de kosten van opbreken en herbestraten, door middel van de baatbelasting kunnen worden verhaald.

3.3. Bij de beoordeling van de tegen dit oordeel gerichte klacht moet het volgende worden vooropgesteld (vgl. HR 8 augustus 2003, nr. 36766, BNB 2003/338).
Onder het tot stand brengen van voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet is mede te verstaan een wijziging of vervanging van bestaande voorzieningen, mits zulks in een verbetering van de bestaande voorzieningen resulteert. Indien, zoals in het onderhavige geval, de door de gemeente uitgevoerde werkzaamheden de herinrichting van een gebied betreffen, is slechts sprake van een als voorziening in de zin van genoemde wetsbepaling aan te merken verbetering - en niet van (groot) onderhoud - , indien en voorzover door de herinrichting het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de toestand waarin dit zich bij de oorspronkelijke inrichting of de laatste herinrichting bevond, wezenlijk veranderd is, waardoor het naar inrichting, aard of omvang een wijziging heeft ondergaan. Indien bij herinrichtingswerkzaamheden zowel (groot) onderhoud als verbetering plaatsvindt, moeten de kosten daarvan worden gesplitst in onderhoudskosten en kosten van verbetering. Slechts de kosten van verbetering kunnen door middel van de heffing van baatbelasting worden verhaald.

3.4. Met zijn hiervoor onder 3.2 weergegeven oordeel heeft het Hof geen inzicht in zijn gedachtegang gegeven. Niet duidelijk is of het Hof bij dit oordeel is uitgegaan van de hiervoor onder 3.3 vermelde regels. Indien dat wel het geval is, behoefde dit oordeel nadere motivering in het licht van belanghebbendes stelling dat de kosten van het opbreken van de bestrating moeten worden beschouwd als kosten in het kader van regulier rioolonderhoud. Aldus is 's Hofs uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3.5. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.


4. Proceskosten

B en W zullen worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.


5. Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, gelast dat de gemeente Roermond aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 46, en
veroordeelt B en W in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op EUR 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Gemeente Roermond aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2004.