Rijksuniversiteit Groningen

060 - Dyslexie bij kleuters herkenbaar in spraak

Datum: 2 juni 2004

Dyslexie gaat niet over, maar je kunt er wel mee leren omgaan. Als op zeer jonge leeftijd wordt ontdekt dat een kind dyslectisch is, is de kans groot dat het een minder grote achterstand oploopt. Neerlandica Judith Rispens deed onderzoek naar de syntactische en fonologische aspecten van ontwikkelingsdyslexie bij kleuters, achtjarige kinderen en volwassenen. De aanname dat de taalachterstand van dyslectische kinderen mede wordt veroorzaakt doordat ze minder lezen dan hun leeftijdsgenootjes blijkt in ieder geval niet te kloppen. Verder vond ze duidelijke overeenkomsten tussen kinderen met dyslexie en kinderen met een ernstige taal- en spraakstoornis. Rispens promoveert op 10 juni 2004 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Drie tot tien procent van de Nederlanders heeft in meer of mindere mate last van ontwikkelingsdyslexie. Zij hebben een normale intelligentie, maar moeite met lezen en schrijven. Judith Rispens heeft onder andere onderzocht in hoeverre dyslexie tot uiting komt in gesproken taal. `Ik wilde weten of het mogelijk is om op basis van spraak te bepalen is of iemand dyslectisch is. Op het ogenblik kunnen we pas signaleren dat een kind dyslectisch is als het leert lezen. Vaak duurt het dan een jaar of twee voordat wordt ingegrepen. Ondertussen heeft het kind al een flinke achterstand opgelopen en is het al die jaren gewend geraakt om de slechtste van de klas te zijn. Niet alleen met lezen, maar ook met andere vakken die talig worden aangeboden.'

Foute zinnen

Met behulp van werkwoordsvervoegingen testte Rispens bij dyslectische kinderen van vijf en acht jaar of zij foutieve zinnen herkenden. Dezelfde testen voerde ze uit bij groepen niet-dyslectische kinderen en volwassenen en kinderen met een ernstige taal- en spraakstoornis. `Ik heb eerst gekeken naar het gedrag van deze groepen. Iemand die niet dyslectisch is, weet binnen ongeveer 600 milliseconden dat zinnen als "het meisje lachen" of "de clowns loopt" fout zijn. Dyslectische kinderen hebben over het algemeen meer moeite om te herkennen of dergelijke zinnen fout of goed zijn en kinderen met een taalstoornis hebben er nog meer moeite mee. Ik heb dat vervolgens gemeten met behulp van een EEG-onderzoek bij volwassenen. Met name bij hen merk je bijna geen verschil in scores op zo'n taak. Uit de EEG blijkt wel degelijk dat dyslectische volwassenen iets langer doen over het herkennen van foutieve werkwoordsvervoegingen.'

Losstaande stoornis

Een bekende aanname is dat dyslectische kinderen vanwege hun dyslexie minder lezen en daardoor verder achterlopen met gesproken taal dan nodig is. Rispens: `Het idee is dat het bevorderlijk is voor je taalontwikkeling om veel te lezen. Zodat je bijvoorbeeld typisch geschreven constructies als passieve zinnen leert gebruiken. Uit mijn onderzoek blijkt dat de grammaticale problemen bij kinderen met dyslexie daar los van staan. Natuurlijk is het goed voor dyslectische kinderen om het lezen te trainen, maar het is niet zo dat leeservaring per se leidt tot een verbetering in de grammaticale vaardigheden. Ongeacht hun leeservaring blijven dyslectische kinderen meer moeite houden met werkwoordsvervoegingen. Dat verschil zie je al als je kleuters met en zonder een verhoogde kans op dyslexie, maar die geen leeservaring hebben, met elkaar vergelijkt.'

Klanken en letters

Om te leren lezen is het van belang dat kinderen leren letters te koppelen aan klanken. `Dyslectische kinderen hebben grote moeite met rijmen en klankspelletjes,' zegt Rispens. `Ze vinden het moeilijk om de koppeling tussen letters en klanken in hun verbale geheugen vast te houden. Dat merk je bijvoorbeeld als je vraagt non-woorden na te zeggen.' De problemen met klanken zouden volgens de onderzoekster de bron kunnen zijn voor problemen met werkwoordsvervoeging. Zo zijn werkwoordsvervoegingen gerelateerd aan het klanksysteem. De vervoeging voor verleden tijd hangt bijvoorbeeld af van de laatste klank van de werkwoordsstam. Stemhebbend krijgt een d (huilen-huilde), stemloos een t (bakken-bakte). Rispens: `Uit mijn onderzoek blijkt dat scores op fonologische taken de score op zo'n werkwoordvervoegingsstaak voorspellen. In de testen scoren kinderen met dyslexie lager dan kinderen zonder dyslexie op de fonologische en
werkwoordsvervoegingsstaak, maar weer hoger dan kinderen met een taalstoornis.' Uit het EEG-onderzoek blijkt dat ook volwassenen problemen met werkwoordsvervoeging ondervinden: hun hersenen lijken wat trager te reageren op het herkennen van fouten en ook het gebied waarin dat gebeurt, lijkt wat beperkter vergeleken met volwassenen zonder dyslexie.

Vroeger dyslexie herkennen

Rispens vindt het belangrijk dat de uitkomsten van haar onderzoek in de praktijk kunnen worden gebracht. `Als je kleuters die nog niet kunnen lezen fonologisch of grammaticaal kunt onderzoeken, kun je misschien op veel jongere leeftijd al constateren dat ze dyslectisch zijn. Als je vervolgens die kleuters fonologisch en grammaticaal gaat trainen, is het wellicht mogelijk om hun taalachterstand te beperken, zodat ze uiteindelijk beter leren lezen. Hiervoor is meer onderzoek nodig.' Positief noemt ze het langlopende onderzoek naar kinderen met dyslectische ouders in Groningen, Amsterdam en Nijmegen. `In het kader van dat onderzoek worden risicokinderen vanaf de babyleeftijd getest op auditieve en visuele prikkels. Het is nog toekomstmuziek, maar het zou prachtig zijn als dat onderzoek ertoe leidt dat baby's straks al op de consultatiebureaus kunnen worden getest op dyslexie.'

Drs. Judith Rispens (Soest, juli 1972) studeerde Nederlandse Taal en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze volgde van 1997 tot 1999 een tweejarige Masters opleiding Speech and Language Pathology in Reading (Engeland), waar ze de logopedische therapiebevoegdheid heeft behaald. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de vakgroep Nederlands binnen de onderzoeksschool Behavioural and Cognitive Neurosciences (BCN) van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is inmiddels als postdoc werkzaam bij PI Research te Duivendrecht. Rispens promoveert op 10 juni 2004 tot doctor in de Letteren. Promotores zijn professor dr. F. Zwarts en professor dr. J. Hoeksema, co-promotor is dr. P. Been. De titel van haar proefschrift luidt Syntactic and phonological processing in developmental dyslexia.

Noot voor de pers

Meer informatie: Judith Rispens, telefoon (020) 774 5672 (werk), e-mail j.rispens@psy.vu.nl.