Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Parlementaire stukken - Beantwoording Kamervragen over toekomstige korpschef Amsterdam-Amstelland

Beantwoording Kamervragen over toekomstige korpschef Amsterdam-Amstelland


1 juni 2004

Gecombineerde antwoorden op vier sets vragen over de aanstelling van de toekomstige korpschef Welten van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.
---

De vragen

2030414160
Vragen van de leden Straub en van Heemst (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over de arbeidsvoorwaarden van de toekomstige Amsterdamse korpschef. (Ingezonden 12 mei 2004)


1. Vraag Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Netwerk 1) waarin aandacht werd besteed aan de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, de heer Welten?


2. Vraag Kunt u meedelen hoe de precieze overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden, met de nieuwe korpschef van het korps Amsterdam-Amstelland, luidt?


3. Vraag Wat is uw oordeel over deze arbeidsovereenkomst?


4. Vraag Vindt u hetgeen in deze arbeidsovereenkomst is overeengekomen een goede en juiste besteding van gemeenschapsgeld?


1) Netwerk, 7 mei jl.

2030414170
Vragen van het lid Algra (CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de arbeidsvoorwaarden van de toekomstige Amsterdamse korpschef. (Ingezonden 12 mei 2004)


1. Vraag Hoe verhouden de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland zich tot de arbeidsvoorwaarden van zijn voorgangers en van andere hoofdcommissarissen van politie?


2. Vraag Wordt bij de voorwaarden voor reguliere Amsterdamse politiemensen rekening gehouden met de woonsituatie? Zo ja, hoe?


3. Vraag Hoe verhouden de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe Amsterdamse korpschef zich tot de recente discussie over de salarissen van topambtenaren?

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Straub en Van Heemst (beiden PvdA) 2030414160, ingezonden 12 mei
2004.


2030414200 Vragen van de leden Vendrik en Vos (beiden GroenLinks) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de arbeidsvoorwaarden van de toekomstige Amsterdamse korpschef. (Ingezonden 12 mei 2004)


1. Vraag Is het waar dat in de aanstellingsovereenkomst met de toekomstige korpschef de bepaling is opgenomen dat, indien aan hem lopende de aanstelling eervol ontslag wordt verleend, er een salarisaanspraak bestaat tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd? Zo neen, wat zijn de afspraken dan wel?


2. Vraag Is het waar dat de heer Welten belastingvrijstelling(en) geniet? Zo ja, op welke wijze is dit geregeld en waarom? Zo nee, klopt het dat anderen dan de heer Welten bepaalde belastingheffingen voor hun rekening nemen?


3. Vraag Deelt u de mening dat dergelijke salarisafspraken in de publieke sector exorbitant te noemen zijn en niet passen in het breed uitgedragen politieke verlangen naar loonmatiging? Zo neen, waarom niet?


4. Vraag Zijn er u vergelijkbare salarisafspraken bij de politiekorpsen bekend? Bestaan er regels ten aanzien van salarisafspraken bij de politie? Zo neen, bent u van plan dergelijke regels op te stellen?

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Straub, Van Heemst en Algra, nrs. 2030414160 en 2030414170, ingezonden 12 mei 2004.

2030414230
Vragen van de leden Straub en Van Heemst (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over de arbeidsvoorwaarden van de toekomstige Amsterdamse korpschef. (Ingezonden 12 mei 2004)


1. Vraag Is naar uw oordeel het contract dat in Amsterdam is/wordt gesloten met de beoogde korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland al dan niet in strijd met de letter en de geest van de Politiewet waarin wettelijke bepalingen over arbeidsvoorwaarden en salariëring van korpschefs worden gegeven? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo neen, kunt u uiteenzetten of deze regeling past binnen de letter en de geest van de Politiewet?


2. Vraag Is de overeenkomst die is gesloten, aan u gemeld en heeft u daaraan uw toestemming gegeven? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?


3. Vraag Wat zijn de fiscale gevolgen van deze regeling voor zowel de beoogde korpschef als de gemeente Amsterdam? Wie betaalt bijvoorbeeld de OZB over het woongenotgedeelte dat voor 49½% door de gemeente Amsterdam bekostigd dient te worden? Is woongenot voor deze 49½% bijvoorbeeld ook inkomsten in natura voor de beoogde korpschef waarvoor aangifte bij de belastingdienst gedaan dient te worden? Wat is daarover in de bedoelde regeling overeengekomen?


4. Vraag Wilt u een inventarisatie laten maken van voorzieningen en regelingen die in de andere korpsen met de korpschefs zijn getroffen en deze aan de Kamer laten toekomen?


5. Vraag Kan, indien de in Amsterdam getroffen regeling met de korpschef in juridische zin toelaatbaar is, iedere politieagent/medewerker van dit regiokorps van dezelfde faciliteiten, als voor de beoogde korpschef getroffen, gebruik maken indien wordt verhuisd van een gemeente waar het relatief gezien goedkoop wonen is naar de gemeente Amsterdam waar het relatief gezien duur wonen is? Indien het niet voor iedere medewerker van het korps zou kunnen gelden, kunt u dan uiteenzetten voor welke categorieën functionarissen een dergelijke regeling wel zou kunnen gelden?

Deze schriftelijke vragen worden gesteld in aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Straub, Van Heemst, Algra, Vendrik en Vos, nrs. 2030414160,
2030414170 en 2030414200, ingezonden 12 mei 2004.

De antwoorden

Antwoord vraag 1 van de leden Straub en van Heemst (beiden PvdA), kenmerk 203414160: |Ja.

Antwoord vraag 2 van de leden Straub en van Heemst (beiden PvdA), kenmerk 203414160, vraag 1 van het lid Algra (CDA), kenmerk
2030414170, de vragen 1 en 2 van de leden Vendrik en Vos (beiden GroenLinks), kenmerk 2030414200, en vraag 3 van de leden Straub en Van Heemst, kenmerk 2030414230:

Ten aanzien van de inhoud van de aanstelling van de toekomstige Amsterdamse korpschef merk ik het volgende op. Ik kan u mededelen dat hij een salaris ontvangt dat overeenkomt met de voor de korpschef van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland gebruikelijke schaal 18 van het Besluit bezoldiging politie, inclusief enkele toelagen. De hoogte van het salaris sluit aan bij de salarisafspraken die zijn gemaakt met de huidige korpschef. De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is met de toekomstige korpschef een dienstverband voor onbepaalde tijd aangegaan. In de aanstelling is een bijzondere bepaling opgenomen die
- samengevat - het volgende inhoudt. Indien het dienstverband in beginsel ten minste zeven jaren heeft geduurd kan de korpschef, onder voorwaarden, terugtreden als korpschef en een in zwaarte vergelijkbare functie binnen het korps gaan verrichten met behoud van zijn rechten. Voorwaarde daarbij is dat hij en de korpsbeheerder gezamenlijk tot het oordeel komen dat hij - vanwege het belastende karakter van de functie of uit het oogpunt van mobiliteit - terug kan treden en kan worden benoemd in een andere functie ten dienste van het korps. Voorts maakt van de aanstelling deel uit een overeenkomst met betrekking tot de huisvesting van de korpschef. De korpschef is verhuisplichtig gesteld en om voor hem een met Groningen gelijkwaardige huisvestingssituatie te creëren is binnen de wettelijke kaders afgesproken dat de regio bij de koop van een nieuwe woning tot een maximum van 49,5% eigenaar wordt van deze woning. Bij het einde van de aanstelling ontvangt het korps 49,5% van de dan geldende marktwaarde van de woning. Dit aspect uit de aanstelling vloeit onder meer voort uit de in de aanstelling neergelegde eis dat de korpschef, die thans woonachtig is in Groningen, zijn woning dient te verkopen en een woning dient te betrekken binnen een straal van 40 km van Amsterdam. Daarmee is de korpschef formeel verhuisplichtig gesteld. De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft mij meegedeeld dat betrokkene geen belastingvrijstelling(en) geniet. Met betrokkene is overeengekomen dat slechts de eventuele, uit de verhuisplicht voortvloeiende toename van woonlasten waar het betreft heffingen en belastingen (waaronder OZB en IB/LB) voor rekening van het korps zullen komen. De OZB over het woongenotgedeelte komt derhalve in eerste instantie voor rekening van de betrokkene. Voor het geval hij aldus meer OZB zou betalen dan thans met betrekking tot zijn oude woning het geval is, is overeengekomen dat dit meerdere voor rekening van het korps komt. Denkbaar is dat participatie van het korps in de woning wordt aangemerkt als een vorm van beloning in natura en dat dat leidt tot een fiscale bijtelling. Voor zover de hier verschuldigde IB/LB meer mocht belopen dan de IB/LB die de heer Welten thans voor zijn huidige woning is verschuldigd, komt dit meerdere voor rekening van het korps.

Antwoord vragen 3 en 4 van de leden Straub en van Heemst (beiden PvdA), kenmerk 203414160, vraag 3 van de leden Vendrik en Vos (beiden GroenLinks), kenmerk 2030414200, en vragen 1 en 4 van de leden Straub en Van Heemst (kenmerk 2030414230):

Ik ben van oordeel dat de salariëring van de toekomstige Amsterdamse korpschef niet exorbitant is in verhouding tot zijn bijzondere verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De bezoldiging past in het landelijke bezoldigingssysteem van de politie. De korpschefs van de grootste korpsen verdienen in beginsel meer dan de korpschefs van de kleinere korpsen. Waar het betreft de afspraak over de mogelijkheid van het met behoud van rechten vroegtijdig terugtreden als korpschef merk ik op dat deze afspraak geen afbreuk doet aan de reguliere ontslagmogelijkheden die in de rechtspositie zijn opgenomen. Bij bijvoorbeeld disfunctioneren bestaat de garantie niet. Ik acht de afspraak zoals deze is neergelegd in de aanstelling echter niet gewenst. Het past zeker in dit tijdsgewricht niet dat vroegtijdig reeds dergelijke afspraken over mogelijke toekomstige situaties worden gemaakt. Daarnaast zou deze afspraak het overigens onjuiste beeld kunnen oproepen als zou de betrokkene zonder reële tegenprestatie tot aan zijn pensioen zijn rechten behouden. Hiervan is overigens geen sprake. Er wordt wel degelijk een tegenprestatie verwacht. Ook de participatie van het regionaal korps in de woning en de gedeeltelijke compensatie van enkele belastingheffingen zijn bijzondere aspecten in de aanstelling. Ook dienaangaande moet het aanstellingsbesluit in beginsel geacht worden te passen binnen de wettelijke bevoegdheden van de korpsbeheerder. De korpsbeheerder heeft in dit individuele geval, gelet op de betrokken belangen, gebruik gemaakt van de hardheidsclausule uit het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie. De overeenkomst met betrekking tot de huisvesting en de compensatie van belastingheffingen acht ik echter zeer uitzonderlijk. Ik meen dat hier sprake moet zijn van een eenmalige gebeurtenis die geen navolging verdient. Ik merk op dat de aanstellingen van ambtenaren bij een regionaal politiekorps de exclusieve bevoegdheid is van de korpsbeheerder van dat korps. Ik heb daarmee geen bemoeienis. Hoewel de aanstelling van de toekomstige Amsterdamse korpschef met de daarin opgenomen toelagen en voorwaarden niet strijdt met de wettelijke kaders en daarin toegekende bevoegdheden, ben ik, mede gelet op de inhoud van deze aanstelling, voornemens te inventariseren welke aanstellingsvoorwaarden er voor dergelijke ambtenaren thans gelden teneinde
een kader te ontwikkelen en aan te bieden aan de korpsbeheerders. Dit kader sluit in zekere zin aan op ontwikkelingen die zijn ingezet bij het wetsvoorstel, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2003, 29200VII, nr. 4, tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de versterking van bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie c.a., en zal een handvat bieden voor de afzonderlijke korpsbeheerders bij aanstelling van dergelijke functionarissen.

Antwoord vraag 2 van het lid Algra (CDA) met het kenmerk 2030414170, en vraag 5 van de leden Straub en Van Heemst (beiden PvdA), kenmerk
2030414230:

De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft mij bericht dat er voor reguliere Amsterdamse politieambtenaren bij de arbeidsvoorwaarden weliswaar niet in het bijzonder rekening wordt gehouden met de woonsituatie, maar dat sinds 2001 een overeenkomst met de gezamenlijke woningcorporaties bestaat om jaarlijks sociale huurwoningen met voorrang toe te wijzen aan de zogenaamde maatschappelijk noodzakelijke beroepsgroepen, waaronder de politie. De korpsbeheerder heeft mij voorts meegedeeld dat het Amsterdamse gemeentebestuur daarnaast enkele jaren geleden de zogenoemde Middensegment Hypotheek (AMH) heeft geïntroduceerd. Deze AMH is bedoeld om nieuwbouw koopwoningen bereikbaar te maken voor Amsterdamse huishoudens met een midden-inkomen. Huishoudens met een midden-inkomen kunnen daardoor een duurdere woning kopen dan waarvoor zij in aanmerking zouden komen volgens de normen van de nationale hypotheekgarantie. Deze regeling was aanvankelijk uitsluitend bedoeld voor politiepersoneel, onderwijzers en verpleegkundigen maar is inmiddels voor alle midden-inkomens opengesteld. Er ligt thans een advies voor bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam om deze regeling te continueren.

Antwoord vraag 3 van het lid Algra (CDA) met het kenmerk 2030414170:

In de aanstelling is een bezoldiging opgenomen die past binnen de wettelijke kaders. De salariëring is in casu onder het gemiddelde salarisniveau van de hoogste ambtenaren, de secretarissen-generaal.

Antwoord vraag 4 van de leden Vendrik en Vos (beiden GroenLinks) met het kenmerk 2030414200:

Ten aanzien van het salaris merk ik op dat dit past binnen het bezoldigingssysteem van de politie en vergelijkbaar is met andere hoge functionarissen in de sector Politie. Er zijn mij geen vergelijkbare gevallen bekend met betrekking tot de afspraken rond de huisvesting, de compensatie van belastingen en de mogelijkheid van terugtreden als korpschef met behoud van rechten. De regels omtrent salaris, toelagen, uitkeringen, alsmede de hoogte daarvan, zijn neergelegd in het Besluit bezoldiging politie. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4 van de leden Straub en van Heemst, kenmerk
2030414160.

Antwoord op vraag 2 van de leden Straub en Van Heemst (beiden PvdA), met het kenmerk 2030414230:

Nee. De aanstelling van ambtenaren bij een regionaal politiekorps is de exclusieve bevoegdheid van de korpsbeheerder. Ik heb daarmee geen bemoeienis.

---

---

---

---