Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
W&B/URP/04/39055
Onderwerp Datum
Jurisprudentie verblijf in het buitenland 2 juni 2004
In het wetgevingsoverleg d.d. 1 juni 2004 over het wetsvoorstel Veegwet Wet werk en bijstand
heb ik toegezegd u de jurisprudentie over het verblijf in het buitenland met behoud van een
bijstandsuitkering in relatie tot de ontheffing van de arbeidsverplichtingen van personen van 57,5
jaar en ouder op grond van de Algemene bijstandswet te doen toekomen. Deze jurisprudentie doe
ik u hierbij toekomen.
CRvB 3 september 2002, JABW 2002/189
De Raad stelt vast dat twee groepen bijstandsgerechtigden in vergelijkbare omstandigheden
verkeren als personen van 57,5 jaar of ouder, te weten degenen met een ontheffing om redenen
van medische of sociale aard en bijstandsouders met een volledige verzorgende taak en kinderen
jonger dan vijf jaar.
In de geschiedenis van totstandkoming van artikel 9 Abw en de Regeling gebruikelijke
vakantieduur heeft de Raad geen argumenten aangetroffen ter rechtvaardiging van het onderscheid
naar leeftijd tussen enerzijds bijstandsgerechtigden van 57,5 jaar of ouder en anderzijds jongere
bijstandsgerechtigden ten aanzien van wie buiten twijfel is dat het voldoen aan de
arbeidsverplichtingen niet, althans niet (meer) mag worden gevergd voor de beoordeling van
verblijf in het buitenland. Indien de aanvrager moet worden gerekend tot de groep jongere
bijstandsgerechtigden met een ontheffing kan volgens de Raad niet worden gezegd dat het
gemaakte onderscheid naar leeftijd gerechtvaardigd wordt door
objectieve en redelijke gronden. In dit geval dient de Regeling gebruikelijke vakantieduur wegens
strijd met artikel 1 Grondwet en artikel 26 IVBPR buiten toepassing te worden gelaten.
Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage 22 augustus 2001, JABW 2001/172
In de Regeling wordt een onderscheid gemaakt naar leeftijd, zijnde discriminatie "op welke grond
dan ook" als bedoeld in artikel 1 Grondwet. Indien daarvoor redelijke en objectieve gronden
bestaan is het maken van onderscheid naar leeftijd evenwel geoorloofd. Een bijstandsgerechtigde
die wegens de zorg voor haar kind jonger dan 5 jaar is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen,
2
verkeert voor de toepassing van de Abw in dezelfde omstandigheden als een bijstandsgerechtigde
van 57,5 jaar of ouder met een vrijstelling. Dat kan anders zijn als het kind de leeftijd van vijf jaar
zal bereiken, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Nu dergelijke redelijke en objectieve
gronden ontbreken kon het onderscheid niet worden gemaakt zonder in strijd te komen met artikel
1 Grondwet.
Arrondissementsrechtbank Maastricht 13 januari 2000, JABW 2000/43
In geschil is de vraag of het leeftijdscriterium in de Regeling gebruikelijke vakantieduur Abw in
strijd is met het discriminatieverbod. Een betrokkene, waarvan vaststaat dat hij permanent
arbeidsongeschikt is en die is ontheven van de arbeidsverplichtingen, verkeert voor de toepassing
van de Abw in dezelfde omstandigheden als de bijstandsgerechtigde
van 57,5 jaar of ouder, die ook is ontheven van de arbeidsverplichtingen. De gemeente had de
Regeling niet ten grondslag mogen leggen aan het thans bestreden besluit, nu het onderscheid naar
leeftijd in die regeling niet op objectieve en redelijke gronden berust. In gevallen als deze dient de
regeling wegens strijd met artikel 1 Grondwet buiten toepassing te worden gelaten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid