Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

kamervragen over het vervolgen van oplichters en fraudeurs door politie en justitie

Antwoorden op kamervragen over het vervolgen van oplichters en fraudeurs door politie en justitie

2 juni 2004

Vragen van de leden Externe link De Wit (SP) en Externe link Van Heemst (PvdA) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het vervolgen van oplichters en fraudeurs door politie en justitie. (Ingezonden 7 april 2004)
---

Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 2 juni 2004)


1. Vraag Herkent u het beeld dat in de uitzending "Opgelicht" wordt geschetst dat politie en justitie niet bij machte zijn oplichters en fraudeurs adequaat te vervolgen en aangevers van strafbare feiten zoals oplichting en verduistering bij de politie geen gehoor vinden? 1)


1. Antwoord Ik herken dit beeld niet.


2. Vraag Wat is uw oordeel over de tip van een agent (27 jaar in dienst) om naar Peter R. de Vries te gaan omdat de politie geen capaciteit heeft om fraudezaken te onderzoeken?


2. Antwoord Het gaat hier om de uitspraak van een individuele medewerker; de uitspraak van deze medewerker mag niet als representatief voor de Nederlandse politie worden beschouwd. Ik bestrijd het beeld dat de politie geen capaciteit voor dergelijke zaken heeft. De politie heeft op verschillende niveaus capaciteit voor de aanpak van fraudezaken beschikbaar. De regionale zaken worden, indien de zaken voldoen aan de eisen zoals gesteld in «de aanwijzing voor de opsporing» opgepakt door de regiokorpsen. Daarnaast is er ook op bovenregionaal niveau (BRT/IFT) en op nationaal niveau (NR) capaciteit beschikbaar om dit soort zaken op te pakken. Juist op het bovenregionaal niveau (BRT/IFT) zijn gespecialiseerde fraude-eenheden IFT's bij de zes BRT's ondergebracht om complexe fraudezaken aan te pakken.


3. Vraag Wat vindt u van het in de uitzending naar voren gebrachte beeld dat de Nederlandse politieagent te weinig wetskennis en redactionele vaardigheden heeft om een behoorlijk proces verbaal op te maken?


3. Antwoord Politieagenten moeten met de opleiding die ze hebben genoten voldoende in staat zijn een proces-verbaal te maken. In het politieonderwijs wordt op verschillende facetten van het maken van een proces-verbaal ingegaan. Het handelen conform wet- en regelgeving, vaardigheden als taal, gesprekstechnieken, tekstverwerking en gebruik van het bedrijfsprocessensysteem, informatie inwinnen, de afweging van zelf oppakken of doorverwijzen en het inschakelen van de juiste instanties zijn competenties waarover de aspirant moet beschikken, wil hij/zij de proeve van bekwaamheid met goed gevolg afleggen. Het ligt in de verantwoordelijkheid van het korps om met zittende agenten die deze competenties onvoldoende beheersen, afspraken te maken. Dat kan bijvoorbeeld zijn door het volgen van een training. In de maatwerktrainingen die het LSOP aan korpsen aanbiedt, wordt op verzoek van korpsen expliciet aandacht besteed aan het schrijven van een proces-verbaal.


4. Vraag Hoeveel aangiften worden er per jaar bij de politie gedaan van oplichting? Hoeveel zaken daarvan worden er bij het OM aan gebracht? Hoeveel zaken daarvan leiden tot een veroordeling in een strafzaak?

4. Antwoord
Er zijn geen politiecijfers beschikbaar die een exact landelijk beeld geven van het aantal aangiften van oplichting op jaarbasis, wel is bekend hoeveel zaken er bij het OM worden aangeleverd door de politie. Uit COMPAS-gegevens van het Openbaar Ministerie blijkt dat er in de jaren 2001, 2002, 2003 respectievelijk 1784, 1859, 1763 zaken ter zake van oplichting en flessentrekkerij door het Openbaar Ministerie zijn ontvangen. Daarvan werden in die jaren respectievelijk 204, 281 en 294 zaken ter zake van oplichting via een transactie afgedaan en over die jaren zijn thans respectievelijk 1001, 1005, en 640 van de zaken waarin het Openbaar Ministerie een dagvaarding heeft uitgebracht geëindigd met een rechterlijk vonnis.


5. Vraag Mag een agent een aangifte van oplichting weigeren? Welke richtlijnen gelden er voor de opname van een aangifte?

5. Antwoord
Een agent is verplicht aangifte op te nemen van een strafbaar feit (artikel 163, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dit betekent overigens niet dat iedere aangifte ook automatisch tot een opsporingsinspanning leidt, hiervoor heeft het OM de «aanwijzing voor de opsporing » doen uitgaan. Ten aanzien van de verplichting aangifte op te nemen kan nog een nuancering worden aangebracht. Indien er geen sprake is van een misdrijf, maar het gaat om een civielrechtelijke kwestie, behoeft de agent geen aangifte op te nemen. Voor het opnemen van aangiften heeft het Openbaar Ministerie geen specifieke richtlijnen vastgesteld.


6. Vraag Hoe staat het met het fraudemeldpunt en het frauderegistratiesysteem? Welke resultaten vallen hier binnen afzienbare termijn van te verwachten?

6. Antwoord
De fraudemeldpunten zijn volledig ingericht en genereren in samenhang met de politie informatie. Op basis van deze informatie worden er door het Openbaar Ministerie keuzes gemaakt in zaken waarvan het OM vindt dat ze voor vervolging in aanmerking komen. Vervolgens wordt door de politie in samenspraak met de coördinator van het fraudemeldpunt een projectvoorstel gemaakt dat beoordeeld wordt door (de fraudekamer van) het Bovenregionaal Recherche Overleg. Wat het frauderegistratiesysteem betreft, de private partners (de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en de Telecomsector) zijn zo ver dat hun signalen in het FRIS (het frauderegistratie en -informatiesysteem) kunnen worden aangeleverd. De technische voorzieningen zijn vrijwel uitgerold en de verwachting is dat 1 juni van dit jaar alle technische voorzieningen klaar zullen zijn. Er is een project gestart over faillissementsfraude en afgelopen jaar is onder meer een project gedraaid rond verzekeringsfraude (reisverzekeringen).


1) TROS Tv-programma "Opgelicht", 3 april jl.
---

---

---

---