Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

- Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken

Afdeling Justitiële en Politiële Samenwerking

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

- 4 juni 2004

Behandeld

- Marjo Crompvoets

Kenmerk

- DPV/JP-174/04

Telefoon

- + 31 (0)70 348 4862

Blad

- 1/6

Fax

- + 31 (0)70 348 4006

Bijlage(n)

- 1

- marjo.crompvoets@minbuza.nl

Betreft

- Beantwoording vragen van het lidTjon-A-Ten over het Unicef-rapport over mensenhandel in Afrika

-

Graag - bieden wiju hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Tjon-A-Tenover - het Unicef-rapport over mensenhandel in Afrika. Deze vragen werden ingezonden op - 6 mei 2004met kenmerk - 2030413790.

- De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Tjon-A-Ten over het Unicef-rapport over mensenhandel in Afrika

Vraag 1-

Heeft u kennisgenomen van het UNICEF-rapport ' Trafficking in human beings, especially woman and children, in Africa'?

Antwoord-

Ja.

Vraag 2-

Is het u bekend dat landen op het Afrikaanse continent een rol spelen als herkomst-, doorvoer- of bestemmingsland voor kinderhandel?

Antwoord-

Ja.

Vraag 3

Is het u bekend of ook overheidsfunctionarissen uit Afrikaanse landen betrokken zijn bij dergelijke praktijken? Zo ja, kunt u dit nader onderzoeken en de Kamer hierover informeren?

Antwoord

Afgezien van het algemene beeld dat in het UNICEF-rapport wordt geschetst, hebben wij geen specifieke aanwijzingen van betrokkenheid van overheidsfunctionarissen uit Afrikaanse landen met betrekking tot op Nederland gerichte vormen van kinderhandel.

Vraag 4

Bent u bereid Afrikaanse overheden die genoemd worden als herkomst-, doorvoer- of bestemmingsland voor kinderhandel, te ondersteunen met expertise op het gebied van kinderhandel om deze praktijken een halt toe te roepen?

Antwoord

Ja. Ondersteuning aan de Child Protection Alliance in Gambia is daar een voorbeeld van.

Vraag 5

Bent u de mening toegedaan dat de in het rapport gepresenteerde gegevens een schrijnend licht werpen op de omstandigheden waaraan kinderen, in het bijzonder in Afrika, kennelijk zijn blootgesteld? Zo ja, bent u bereid te pleiten voor een wereldwijde aanpak om handel in kinderen te bestrijden? Bent u ook bereid om dit in EU-verband aan de orde te stellen?

Vraag 6

In hoeverre heeft de internationale gemeenschap mogelijkheden om de bestrijding van kinderhandel wereldwijd aan te pakken?

Antwoord
De inderdaad schrijnende situatie waaraan kinderen, onder andere in Afrika, zijn blootgesteld komt reeds in wereldwijd verband aan de orde. Afgezien van de activiteiten van UNICEF zelf kan gewezen worden op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarvan in het bijzonder de artikelen 32 en verdere bindende bepalingen bevatten ten aanzien van uitbuiting van kinderen. Daarnaast is in 2000 een Facultatief Protocol bij dit Verdrag aangenomen, waarin een verbod op verkoop van kinderen is opgenomen, alsmede een verbod op kinderprostitutie en kinderpornografie. Toezicht op de naleving van dit verdrag is in handen van het VN-Comité inzake de Rechten van het Kind. In het kader van de discussie die de VN-Mensenrechtencommissie en de Derde Commissie van de AVVN jaarlijks voeren over mensenhandel, wordt eveneens specifiek aandacht besteed aan de positie van kinderen. Dit komt onder andere tot uiting in de resoluties die deze VN-organen hierover jaarlijks aannemen.

Het VN Palermo Protocol to prevent, suppress and punish trafficking in persons, especially women and children voorziet daarnaast in de noodzakelijke bepalingen voor de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel met de vereiste aandacht voor de meest kwetsbare groepen, vrouwen en kinderen. Nederland hoopt de UN Convention on Transnational Organised Crime, waaraan voornoemd Protocol is opgehangen, op zeer korte termijn te kunnen ratificeren.

De EU treedt al zoveel mogelijk gecoördineerd op in VN-kader. Het UNICEF-rapport zal tijdens dergelijk overleg zeker een rol spelen.

Vraag 7

Bent u bereid ratificatie en implementatie van internationale verdragen blijvend onder de aandacht te brengen van Afrikaanse landen, in het bijzonder die waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie heeft?

Antwoord

Ja. In dit verband hebben wij recentelijk tijdens de ministeriële EU Troika ECOWAS in Dublin van 10 mei jl. aandacht gevraagd voor dit fenomeen en de hoop uitgesproken dat de recentelijk door de VN Mensenrechtencommissie benoemde Speciale Vertegenwoordiger Mensenhandel bijzondere aandacht zal geven aan Afrika.

Vraag 8

Bent u van mening dat kinderhandel i.c. de georganiseerde uitbuiting van kinderen, in het bijzonder met het oog op seksuele misbruikpraktijken, een schending is van de mensenrechten? Zo ja, deelt u de opvatting dat kinderhandel i.c. de georganiseerde uitbuiting van kinderen, erkend moet worden als een misdaad tegen de mensheid? Zo ja, welke acties wilt u ondernemen om deze erkenning om te zetten in daden?

Antwoord

Kinderhandel is in de eerste plaats een strafbaar feit. Duidelijk is voorts dat kinderhandel een ernstige belemmering vormt voor de rechten van het kind. Voor zover overheden bij kinderhandel betrokken zijn, of daartegen onvoldoende actie ondernemen, maken zij zich schuldig aan schending van de mensenrechten. Voorts wordt kinderhandel op grond van artikel 7, lid 2c van het Statuut van het Internationaal Strafhof beschouwd als vorm van slavernij en daarmee als misdaad tegen de menselijkheid. Voorzover er op nationaal niveau niet wordt opgetreden tegen kinderhandel, is het Internationaal Strafhof derhalve bevoegd tot vervolging van betrokkenen over te gaan.

===