Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
SV/A&L/04/40884

Onderwerp Datum
antwoorden t.b.v. debat arbeid en ziekte 11 juni 2004

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de door de leden van de PvdA-fractie gestelde schriftelijke vragen, ter voorbereiding van het debat met uw Kamer over arbeid en ziekte.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2

Antwoorden op de gestelde vragen.

Voorafgaand aan de beantwoording merk ik op, naar aanleiding van de opmerking van de leden van de PvdA-fractie dat een beoordeling van de kabinetsvoornemens ten aanzien van herziening van de WAO wordt bemoeilijkt, dat het kabinet hecht aan een zorgvuldige en transparante procedure, waarbij het parlement wordt geïnformeerd over relevante stappen in het traject. In dat kader heeft het kabinet op 12 maart zijn kabinetsstandpunt met de hoofdlijnen van de plannen gepresenteerd en wordt thans gewerkt aan de uitwerking van het wetsvoorstel dat een dezer dagen voor commentaar wordt voorgelegd aan onder meer het UWV. Het wetsvoorstel zal naar verwachting na de zomer kunnen worden ingediend; alsdan is het mogelijk om de uitwerking van de voornemens aan de hand van een wetsvoorstel te bespreken met het parlement.

I.
De leden van de PvdA-fractie vragen om een reactie op de stelling van uitvoerder UWV dat er ten aanzien van het WAO-instroomvolume gesproken kan worden van een `trendbreuk', in de zin dat dit volume nu al geruime tijd daalt en deze tendens zich lijkt voort te zetten. Wat zijn de meest actuele prognoses als deze trendbreuk doorzet, zo vragen zij. Voorts vragen zij of de minister verwacht dat het wettelijke vervolgtraject op de Wet Verlenging deze ontwikkeling nog verder zal versterken en zo ja, in welke mate.

Het aantal nieuwe WAO'ers (de instroom) is vanaf begin 2002 gaan dalen. In 2001 bedroeg het aantal nieuwe WAO'ers ruim 104.000. In 2002 bedroeg het aantal nieuwe WAO- uitkeringen nog 92.000 en in 2003 is dit teruggelopen tot 66.000. Aan die daling liggen deels structurele factoren (zoals de Wet Verbetering Poortwachter) ten grondslag, maar mogelijk deels ook incidentele factoren (zoals de huidige laagconjunctuur en het aankondigingeffect van de stelselwijziging). De verlenging van de loondoorbetalingsperiode naar twee jaar heeft een verlagend effect op de WAO-instroom vanaf 2006 vanwege het herstel van zieke werknemers in het tweede ziektejaar. Het herstel gedurende het tweede ziektejaar (voorheen eerste WAO-jaar) lag in het verleden op circa 15% van de instroom. Deze 15% kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar de toekomst, omdat mogelijk reeds een groter dan verwachte verschuiving van het herstel heeft plaatsgevonden van het tweede naar het eerste ziektejaar als gevolg van de Wet Verbetering Poortwachter en het aankondigingseffect van de stelselwijziging (waaronder de verlenging van de loondoorbetalingsperiode).
De langetermijnperspectieven blijven ondanks de huidige instroomdaling in de WAO echter ongunstig. Hierbij spelen drie factoren een rol. Ten eerste zal volgens het CPB de beroepsbevolking verder groeien, wat een opwaarts effect op het instroom volume heeft. De overige twee factoren betreffen de stijging van het aandeel ouderen en het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking zoals het CPB die voorziet. De beroepsbevolking zal gemiddeld ouder worden. Ouderen hebben een hoger WAO-risico dan jongeren, zodat hierdoor extra druk op de arbeidsongeschiktheidsregelingen kan ontstaan. Ditzelfde geldt voor de toename van het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking, omdat vrouwen meer kans hebben om in de WAO te komen dan mannen.

II.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de stelling correct is dat het beoogde uitkeringensysteem uit het wetsvoorstel WGA gedifferentieerder is en dus voor de uitvoerder complexer dan de WAO met zijn (zeven) gefixeerde uitkeringsklassen, en zo ja,

3

of de minister bereid is een onafhankelijke uitvoeringstoets te laten uitvoeren en deze bij de presentatie van de nieuwe regelingen bij te voegen. Voorts vragen deze leden hoe de minister de uitvoeringskosten van de WAO c.q. IVA/WGA voor en na de stelselherziening prognosticeert, en of de minister daarbij ceteris paribus uitgaat van een toename, een afname of een ongeveer gelijkblijvende uitvoeringskostenpost.

In het wetsvoorstel Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), dat momenteel op mijn departement wordt voorbereid, zal in het uitkeringssysteem voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten tot uiting worden gebracht dat werken moet lonen. Dit is een kernpunt van de beoogde stelselherziening en draagt bij aan versterking van de activerende werking daarvan. Dit is als volgt uitgewerkt. In het uitkeringsregime voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (de WGA) zal ­ evenals in de huidige WAO ­ onderscheid worden gemaakt tussen een loongerelateerde fase en een fase daarna. In de loongerelateerde fase heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte een uitkering die 70% bedraagt van het verschil tussen het (gemaximeerde) dagloon en het met werken verdiende inkomen. Na de loongerelateerde fase heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte ­anders dan nu- aanspraak op loonaanvulling, wanneer hij zijn resterende verdiencapaciteit benut of een lagere WGA-vervolguitkering wanneer hij zijn resterende verdiencapaciteit niet benut. Of dit uitkeringssysteem complexer is ten opzichte van de huidige situatie is niet op voorhand te zeggen. Enerzijds is sprake van vereenvoudiging. Het uitkeringssysteem heeft namelijk tot gevolg dat gedeeltelijk arbeidsgeschikten die tevens werkloos zijn, naast hun loongerelateerde WGA-uitkering geen beroep behoeven te doen op de WW, omdat deze is geïncorporeerd in de WGA. Dit betekent ten opzichte van de huidige situatie niet alleen een vergaande vereenvoudiging voor de uitvoerder, maar ook voor de gedeeltelijk arbeidsgeschikten zelf. Anderzijds is het nieuwe uitkeringssysteem minder simpel omdat wijzigingen in het inkomen direct doorwerken in de uitkeringshoogte, hetgeen met de herziening ook wordt beoogd. Wat per saldo het effect zal zijn dient mede te worden beoordeeld aan de hand van een toets door de uitvoering. Ik zal het wetsvoorstel een dezer dagen aan het UWV voorleggen voor een onafhankelijke uitvoeringstoets. Daarnaast zal het wetsvoorstel ook voor commentaar worden voorgelegd aan Actal en IWI. Vanzelfsprekend ben ik bereid het commentaar te voegen bij het wetsvoorstel dat ik bij het parlement zal indienen. Naar huidig inzicht zal dit na de zomer zijn.

In de memorie van toelichting op het betreffende wetsvoorstel zal ik tevens een prognose geven van de uitvoeringskosten en aangeven welke veronderstellingen daaraan ten grondslag liggen.

III
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de Tweede Kamer meermalen is gesproken over de mogelijkheid van een vervroegde WAO-uitkering van de werknemer die claimt duurzaam volledig arbeidsongeschikt te zijn. Zij vragen of het juist is dat de minister de invoering hiervan overweegt en zo ja op welke termijn. Voorts vragen zij wat dit betekent of zou behoren te betekenen, voor de na 1 januari 2004 uitgevallen werknemer van wie achteraf komt vast te staan dat hij al geruime tijd duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. Krijgt zijn werkgever in dat geval de loondoorbetaling na bijvoorbeeld drie maanden gerestitueerd, zo vragen zij tot slot.

Ik ben, zoals ook verwoord is in het kabinetsstandpunt van 12 maart, voornemens in het wetsvoorstel WIA de mogelijkheid van een vervroegde uitkering voor degenen die volledig

4

en duurzaam arbeidsongeschikt zijn op te nemen. Een dergelijke flexibele keuring is alleen mogelijk onder strikte voorwaarden en indien het evident is dat de personen die volledig arbeidsongeschikt zijn in een stabiele situatie van mogelijkheden verkeren waarbij er geen herstelkans is. De nadere vormgeving van de mogelijkheid van een flexibel keuringsmoment en daarbij behorende randvoorwaarden zal in het wetsvoorstel worden neergelegd.