De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2004/1633
datum
11-06-2004
onderwerp
Beleidsreactie rapport Commissie Evaluatie Staatsbosbeheer
TRC 2004/4388
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In mijn brief van 30 januari jongstleden (nr. Lnv0400051) heb ik u
toegezegd mijn reactie te sturen op de rapportage van de Commissie
Evaluatie Staatsbosbeheer. Deze Commissie heeft uitvoering gegeven aan
mijn opdracht verslag uit te brengen over de doeltreffendheid en
doelmatigheid van het functioneren van Staatsbosbeheer. Met het
toezenden van het verslag aan de Staten-Generaal heb ik voldaan aan
hetgeen is bepaald in artikel 32 van de Wet verzelfstandiging
Staatsbosbeheer. Het is de eerste rapportage na inwerkingtreding van
de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. Volgende rapportages
ontvangt u telkens na vier jaar.
In deze reactie geef ik eerst mijn algemene reactie op het rapport
zelf en het algemeen oordeel van de Commissie. Daarna ga ik
achtereenvolgens in op een aantal hoofdthema's, waarbij ik mij vooral
heb laten leiden door de opzet die de Commissie in haar rapportage
heeft gekozen. Deze reactie heb ik afgestemd met mijn collega van
Economische Zaken in verband met de regels omtrent marktactiviteiten
van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van
overheidswege over een bijzondere positie beschikken. U bent bij brief
van 12 februari 2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28050, nr.
7) over het omgaan met deze regels geïnformeerd.
Eveneens heb ik deze beleidsreactie besproken met de Raad van Toezicht
van Staatsbosbeheer. Met de door Staatsbosbeheer uit te voeren
activiteiten die in deze brief zijn genoemd, heeft de Raad van
Toezicht ingestemd.
datum
11-06-2004
kenmerk
DN. 2004/1633
bijlage
Algemeen
Allereerst wil ik u laten weten dat ik de Commissie gecomplimenteerd
heb met haar gedegen aanpak en heldere rapportage. De conclusies en
aanbevelingen zijn helder en geven onomwonden en concreet aan wat er
naar de mening van de Commissie moet gebeuren. Ook de aanpak die de
Commissie gekozen heeft, namelijk het interviewen van vele betrokken
interne en externe actoren, spreekt mij erg aan. Immers, mede daardoor
is een beter beeld te verkrijgen van de vermaatschappelijking van
Staatsbosbeheer.
De Commissie heeft haar rapport de titel 'Vooruit op eigen benen'
meegegeven. Deze titel geeft goed weer wat ook mijn beeld is van
Staatsbosbeheer na lezing van het rapport. Er is waardering voor
hetgeen Staatsbosbeheer sedert de verzelfstandiging heeft bereikt en
het gaat de goede kant op, maar er dient met nadruk nog het één en
ander te gebeuren. Het begrip 'vooruit' heeft geen vrijblijvend
karakter.
De Commissie is daarom in haar algemeen oordeel van mening dat, willen
de oorspronkelijke doelstellingen van de verzelfstandiging bereikt
worden, er enkele wezenlijke veranderingen moeten worden aangebracht.
Zij noemt daarbij twee veranderingen die betrekking hebben op de
relatie tussen Staatsbosbeheer en mijn departement:
1. Staatsbosbeheer dient zelfstandiger en op meer afstand van het
ministerie te staan teneinde de doelstellingen van de wet te
realiseren, waarbij de rol, taken en verantwoordelijkheden van de
Raad van Toezicht ook wettelijk verankerd moeten worden en
verbreed tot het toezicht houden op de integrale bedrijfsvoering;
2. Staatsbosbeheer dient als een zelfstandige onderneming in de markt
te opereren en bedrijfsmatig te werken.
Alhoewel ik met de Commissie van mening ben dat er nog een aantal
wezenlijke veranderingen moet plaatsvinden teneinde de doelstellingen
van de Wet te realiseren, verschil ik van mening met de Commissie over
het eerste punt, namelijk dat Staatsbosbeheer zelfstandiger en meer op
afstand van het ministerie dient te staan. Staatsbosbeheer zit
momenteel niet in een streng keurslijf waarvoor via een 'substantiële
stroom' van documenten, zoals de Commissie in haar rapport schrijft,
verantwoording moet worden afgelegd. In de aansturingsrelatie is
sprake van een zeer beperkt aantal documenten, namelijk een
jaarverslag en een beheersverslag, dat dient voor de aansturing en de
verantwoording van de te verrichten prestaties die Staatsbosbeheer is
overeengekomen met mijn departement. De huidige wet biedt voldoende
ruimte voor een zelfstandig en meer op afstand opereren door
Staatsbosbeheer. Het verder op afstand zetten van Staatsbosbeheer kan
op gespannen voet komen te staan met de ministeriële
verantwoordelijkheid. Op de rol van de Raad van Toezicht daarbij ga ik
later in.
Met betrekking tot het tweede punt deel ik de conclusie van de
Commissie dat de gewenste doelmatigheids- en efficiencyverbetering
momenteel niet aantoonbaar is. Door meer als een zelfstandige
onderneming in de markt te opereren, binnen de huidige wettelijke
kaders en op basis van duidelijke transparante productafspraken, kan
de efficiency en doelmatigheid van Staatsbosbeheer worden verhoogd. Ik
kom daar later in deze brief uitvoeriger op terug.
Na deze algemene reactie wil ik ingaan op de volgende thema's:
* Positie en rol van Staatsbosbeheer, in het bijzonder ten opzichte
van andere terreinbeherende organisaties;
* Ministeriële verantwoordelijkheid en ministeriële sturing en
toezicht;
* Terreinbeheerproducten;
* Vermaatschappelijking;
* Financiering en bedrijfsvoering.
Positie en rol van Staatsbosbeheer
De Commissie doet een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op de
positie van Staatsbosbeheer in het algemeen en zijn positie ten
opzichte van andere beheerders in het bijzonder. Het gaat daarbij om
de volgende aanbevelingen:
* 'Het is gewenst dat duidelijk wordt wat de specifieke en unieke
rol en taak is voor Staatsbosbeheer bij de realisatie van het
overheidsbeleid, als uitwerking van de taken in de Memorie van
Toelichting van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer';
* 'Staatsbosbeheer dient als een zelfstandige onderneming in de
markt te opereren en bedrijfsmatig te werken, door voor de
beheerstaken van Staatsbosbeheer dezelfde grondslag voor de
vergoeding voor het beheer van de verschillende natuurdoeltypen te
hanteren als die voor andere beheerders geldt.'
Ik ben van mening dat de specifieke en unieke rol van Staatsbosbeheer
bij de realisatie van het overheidsbeleid voldoende duidelijk is
aangegeven in de Memorie van Toelichting van de Wet verzelfstandiging
Staatsbosbeheer. De legitimatie om Staatsbosbeheer zijn huidige
positie te geven, is nog immer valide. Het gaat daarbij om het
volgende: 'Staatsbosbeheer beheert de bossen en natuurterreinen die
met het oog op definitieve veiligstelling zijn aangekocht door de
rijksoverheid. Staatsbosbeheer beheert daarmee het nationale groene
erfgoed'. 'Gegarandeerd dient te blijven dat de objecten die
Staatsbosbeheer in beheer heeft, ten algemene nutte worden aangewend.
Dit betekent dat een dergelijke voorziening voor een ieder beschikbaar
moet zijn.' Eveneens volgens de Memorie van Toelichting neemt
Staatsbosbeheer die werkzaamheden ter hand die voor andere beheerders
minder aantrekkelijk zijn, zoals het beheer van de relatief kostbare,
verspreid liggende landschapselementen uit landinrichtingsprojecten
alsmede van recreatiebossen in de Randstadgroenstructuur.
Andere overwegingen zijn:
* Staatsbosbeheer dient overeenkomstig artikel 3 van de Wet ook in
de toekomst te handelen in overeenstemming met het geformuleerde
overheidsbeleid. Een dergelijke onvoorwaardelijke toezegging kan
niet verlangd worden van particuliere terreinbeherende
organisaties;
* Staatsbosbeheer heeft een veel bredere doelstelling; het gaat
daarbij om het leveren van een bijdrage aan de zorg voor de
leefomgeving van ons allemaal. Natuurbeschermingsorganisaties
hebben natuurbehoud als hoofddoelstelling, waarbij andere
doelstellingen, zoals recreatie, daaraan ondergeschikt zijn.
Mijns inziens zijn deze overwegingen nog steeds actueel om de
bijzondere positie van Staatsbosbeheer te rechtvaardigen. Een verdere
verzelfstandiging in de vorm van een NV of andere rechtsvorm levert
mijns inziens nauwelijks meerwaarde. Dat laat onverlet dat
Staatsbosbeheer meer als een zelfstandige onderneming in de markt
dient te opereren en bedrijfsmatig dient te werken op terreinen waar
het zich in een vergelijkbare positie bevindt als andere
terreinbeheerders. Om deze redenen ben ik van plan na te gaan op welke
facetten van het terreinbeheer Staatsbosbeheer zich in een zelfde
positie bevindt, of dient te bevinden, als andere terreinbeheerders.
De grondslag van de vergoeding voor het beheer van de verschillende
natuurdoeltypen vind ik daarbij een zeer belangrijke, maar dat geldt
ook voor de monitoring en het sanctiebeleid ten aanzien van het niet
nakomen van de beheersverplichting.
Deze benadering staat niet op gespannen voet met de bijzondere positie
van SBB en stimuleert het verzelfstandigingsproces en het
bedrijfsmatig werken. Eveneens wordt zo voorkomen dat andere
beheerders van natuur zich eventueel ongelijk behandeld voelen, en
omgekeerd.
Vergoedingen beheer
De Commissie heeft zich niet alleen uitgesproken over een meer
gelijkwaardige behandeling van Staatsbosbeheer ten opzichte van andere
beheerders, maar ook over de wenselijkheid van meer transparantie van
de bedrijfsvoering en de vergoedingen.
Ik deel deze mening van de Commissie: meer transparantie biedt meer
zicht op de besteding van de middelen maar bevordert ook het
bedrijfsmatig werken binnen en tussen terreinbeherende organisaties.
Ik wil daarom nagaan wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een
regelmatig te publiceren overzicht van kosten en opbrengsten van het
beheer van verschillende natuurdoeltypen, gebaseerd op
ervaringscijfers van de verschillende categorieën terreinbeheerders en
niet alleen die van Staatsbosbeheer. Aangezien een daadwerkelijk goed
functionerende markt voor beheer van natuur ontbreekt, kan
transparantie in de kosten daarvan het doelmatig werken stimuleren.
Ik wil daarbij alle categorieën terreinbeheerders betrekken om
enerzijds de transparantie van kostengegevens te waarborgen en
anderzijds om betrouwbare gegevens over de kosten van beheer te
verkrijgen.
Samenwerking
De Commissie geeft aan dat veel natuurgebieden die een ecologische
eenheid vormen vaak door meer dan één beheerder worden beheerd.
Daarbij heeft zij geconstateerd dat de wijze van beheer en de
inrichting voor recreatie tussen beheerders onderling vaak afwijken,
terwijl daarvoor geen logische verklaring bestaat. De Commissie is van
mening dat uit kwaliteits- en efficiencyoverwegingen eenduidige en
eigendomoverschrijdende inrichting en beheer op gebieds- en
regioniveau verwacht mogen worden.
Ik deel deze mening, want de gebiedskwaliteit dient centraal te staan
zowel uit ecologisch als recreatief oogpunt. Ik heb met grote
instemming kennis genomen van de initiatieven die Staatsbosbeheer
ontwikkelt om met verschillende beheerders in één natuurgebied na te
gaan waar zij hun samenwerking kunnen verbreden en verdiepen.
Staatsbosbeheer en groene gebiedsontwikkeling
De Commissie heeft geconstateerd dat ten aanzien van het duurzaam
beheer van de terreinen een verschuiving aan het optreden is van het
zogenaamd terreingericht denken (naar binnen toe) naar gebiedsgericht
denken (naar buiten toe). Deze verschuiving van denken is zichtbaar
geworden in het Ondernemingsplan van Staatsbosbeheer 2003-2006 en komt
tot uitdrukking in het concept van de groene gebiedsontwikkelaar. SBB
wil daarbij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke ontwikkeling van
het groene buitengebied.
De Commissie acht deze verschuiving een gewenste, zeker in deze tijd
met grote veranderingen in de ruimtelijke ordening en het integrale
milieu- en waterbeleid. Het is daarbij van belang tijdig in te spelen
op kansen en bedreigingen. Zij acht deze activiteiten van
Staatsbosbeheer legitiem, dat wil zeggen passend binnen de Wet
verzelfstandiging Staatsbosbeheer, mits het uiteindelijk gaat om het
primaire belang van het veiligstellen van de eigen terreinen.
Ik deel de analyse en de mening van de Commissie. Ik wil daarbij
opmerken dat ik de activiteiten van Staatsbosbeheer, die gericht zijn
op het veiligstellen van terreinen die zij in de toekomst in beheer
krijgt, ook tot de taken van Staatsbosbeheer reken. De Commissie heeft
echter in haar conclusies en aanbevelingen een aantal kanttekeningen
gemaakt bij de rol van Staatsbosbeheer als groene gebiedsontwikkelaar.
Zo wijst de Commissie op het feit dat het concept van groene
gebiedsontwikkelaar erg breed is en dat nadere afbakening noodzakelijk
is. In het bijzonder geldt deze afbakening ten aanzien van de rol,
waar deze verschuift van het behartigen van private belangen (als
eigenaar) naar die van het behartigen van publieke belangen die de
eigen terreinen overstijgen.
De Commissie heeft in haar aanbevelingen aangegeven dat zowel
Staatsbosbeheer als mijn departement duidelijkheid moeten verschaffen
over de precieze betekenis van groene gebiedsontwikkelaar. In beginsel
sta ik positief ten opzichte van de rol van Staatsbosbeheer als groene
gebiedsontwikkelaar, maar met de Commissie ben ik van mening dat nog
verduidelijkt dient worden hoe die rol moet worden ingevuld. Daarom
heb ik ingestemd met het starten van een aantal pilotprojecten in
rijksprioritaire gebieden (EHS, GIOS en Nationale Landschappen),
waarbij nadrukkelijk de rol van Staatsbosbeheer ten opzichte van de
verschillende andere publiekrechtelijke partijen (gemeente, provincie,
waterschap) alsmede private partijen (onder andere investeerders en
ingenieursbureaus) in beeld moet worden gebracht. Deze pilotprojecten
worden uiterlijk in 2007 geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten van
deze pilotprojecten zal ik duidelijkheid geven.
Ministeriële verantwoordelijkheid en ministeriële sturing en toezicht
Ten aanzien van de aanbevelingen van de commissie met betrekking tot
het onderwerp interne sturing en toezicht onderschrijf ik de wens om
te komen tot een verdere verbreding van de expertise in de Raad van
Toezicht. Dit geldt eveneens voor de voorstellen ten aanzien van de
uitbreiding van de expertise voor de Raad van Advies. Ten aanzien van
de expertise in de Raad van Toezicht kan ik u meedelen dat op het
terrein van financieel-economische aangelegenheden recent een nieuw
lid is benoemd.
Een verdere verbreding van de taakopvatting van de Raad van Toezicht
(ten aanzien van de integrale bedrijfsvoering en te onderzoeken of
deze in de wet verankerd kan worden) vind ik prematuur. Ik wil
bovendien de resultaten afwachten van het Integraal Beleidsonderzoek
(IBO) naar Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau dat momenteel
plaatsvindt. Momenteel biedt de Wet naar mijn mening voldoende ruimte
om de brede taakopvatting van de Raad van Toezicht mogelijk te maken.
Wel wil ik bezien wat de mogelijkheden zijn om de rol van de Raad op
twee voor mij belangrijke punten te versterken, namelijk:
* controle achteraf op het gebied van bedrijfsmatigheid en
efficiency, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren
van één van de hoofddoelstellingen van de Wet, namelijk het
leveren van een beter product tegen lagere kosten voor de
rijksoverheid;
* de integriteit van het toezicht houden. Met het oog op dit laatste
vind ik het gewenst dat de leden van de Raad van Toezicht worden
geacht zich aan de gedragscode Tabaksblat te houden.
De voorgestelde samenwerking tussen de Raad van Advies en de Raad van
Toezicht heeft in de praktijk reeds gestalte gekregen. Tussen beide
organen zijn praktische werkafspraken gemaakt die grotendeels
overeenkomen met de voorstellen van de Commissie.
Met betrekking tot de andere aanbevelingen op het gebied van
ministeriële verantwoordelijkheid, sturing en toezicht wordt opgemerkt
dat er tussen LNV en SBB momenteel gewerkt wordt aan een herziening
van de documenten, waarin de aansturingsafspraken worden vastgelegd.
In dit traject zullen de door de Commissie gedane aanbevelingen en de
vormgeving en invulling van het verticaal toezicht worden meegenomen.
Nog voor het eind van het jaar zullen deze documenten worden
vastgesteld.
Terreinbeheerproducten
De Commissie heeft aangeven dat op het gebied van terreinbeheer en
recreatie het gewenst is dat wordt aangeven wat - in het bijzonder op
het gebied van niet-terreingebonden recreatie - moet worden gedaan
voor de middelen die beschikbaar zijn.
Op dit moment ben ik in samenspraak met Staatsbosbeheer bezig te komen
tot een nieuwe doeltypenbeschrijving ten aanzien van het onderdeel
recreatie. Niet alleen is het de bedoeling te komen tot een
vereenvoudiging van de doeltypen waarbinnen Staatsbosbeheer ruimte
heeft voor maatwerk, ook is het de bedoeling meer sturend te zijn ten
aanzien van de allocatie van de verschillende doeltypen. Voorgaande
betekent dat daar waar mogelijk de meer intensief ingerichte terreinen
zich in de toekomst voornamelijk zullen bevinden nabij de stedelijke
omgeving, teneinde op deze manier zoveel mogelijk de huidige tekorten
op te vangen.
De Commissie geeft nog aan dat het voor de hand ligt dat ook gemeenten
en provincies bijdragen aan de inrichting en het beheer van deze
terreinen. Los van hetgeen hiervoor reeds is gezegd over het aanboren
van andere financiële middelen dan van het Rijk, is de afspraak
gemaakt dat het rijk in het kader van het GIOS-beleid 50% van het
beheer van deze terreinen voor haar rekening neemt. Het rijksdeel
wordt geleverd via het beheer van die terreinen door Staatsbosbeheer.
In dat kader past het niet voor de terreinen die het Rijk in beheer
heeft, een deel van de vergoeding voor het beheer te laten financieren
door provincies of gemeenten. Het voorgaande laat overigens onverlet
dat wanneer provincies en/of gemeenten veel belang hechten aan een
inrichting die verder gaat dan het niveau waarvoor ik het beheer
vergoed, zij in samenspraak met Staatsbosbeheer voor eigen rekening
kunnen kiezen voor een meer intensieve inrichting van het terrein.
Vermaatschappelijking
De Commissie is van mening dat momenteel niet is na te gaan of de
middelen beschikbaar voor vermaatschappelijking op een efficiënte en
doelmatige wijze worden besteed. Het is zelfs moeilijk na te gaan welk
deel van de kosten van Staatsbosbeheer aan vermaatschappelijking moet
worden toegerekend. De Commissie beveelt aan dat vermaatschappelijking
in meer afrekenbare termen moet worden beschreven; ook moet LNV
duidelijk aangeven wat zij onder vermaatschappelijking verstaat. Het
is anders een te gemakkelijke prooi voor bezuinigingen.
Ik deel de constatering van de Commissie dat vermaatschappelijking een
nader aangeduid beleidskader behoeft en dat activiteiten meer
toetsbaar moeten worden geformuleerd, zowel door LNV als door
Staatsbosbeheer. Ik wil daarbij wel opmerken dat vermaatschappelijking
een relatief nieuw element in het natuurbeheer en het natuurbeleid is
dat nog enige tijd nodig heeft om tot de gewenste aanscherping te
komen. Ook zal het altijd moeilijk blijven om afspraken op het gebied
van vermaatschappelijking in net zo eenduidige termen te definiëren
als op het gebied van natuurdoelen. Ik wil benadrukken dat
vermaatschappelijking nog steeds een belangrijk doel is. De
vermaatschappelijking sluit aan op een ontwikkeling waarbij (groepen
betrokken) burgers meer directe invloed willen en krijgen op hun
leefomgeving. Juist voor het verder operationeel maken van de
vermaatschappelijkingsdoelstellingen op het gebied van natuur is het
van belang dat LNV een helder beleidskader formuleert aan de hand
waarvan meer toetsbare afspraken met beheerders kunnen worden gemaakt.
Vermaatschappelijking is nu nog te veel een containerbegrip.
Eveneens geldt voor Staatsbosbeheer dat zij haar inspanningen
duidelijker en meer toetsbaar formuleert. Staatsbosbeheer is daarbij
enerzijds uitvoerder van het Rijksbeleid en anderzijds de organisator
die directe zeggenschap van burgers op hun eigen leefomgeving
faciliteert.
Inmiddels is al in nauwe samenwerking met Staatsbosbeheer een eerste
stap gezet op het terrein van het nader definiëren van zogenaamde
producten op het gebied van vermaatschappelijking. Deze nadere
definiëring van producten zal al worden toegepast bij de
voorbereidingen voor afspraken voor 2006 die dit najaar beginnen.
Financiering en bedrijfsvoering
Algemeen
De Commissie heeft een reeks van aanbevelingen gedaan die rechtstreeks
betrekking hebben op de bedrijfsvoering van Staatsbosbeheer. Zo dient
Staatsbosbeheer op basis van tijdschrijven en eenduidig geformuleerde
producten/prestaties het feitelijk kostenniveau en de daarvoor
geleverde producten zichtbaar te maken, om in de toekomst een
uitspraak te kunnen doen over doelmatigheid en efficiency van het
functioneren. Hoewel ik de bedrijfsvoering primair een
Staatsbosbeheer-aangelegenheid vind, deel ik deze mening van de
Commissie. Immers, voor een juiste rapportage aan de Staten-Generaal
over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van
Staatsbosbeheer overeenkomstig artikel 32 Wet Verzelfstandiging
Staatsbosbeheer is dit een vereiste. Ik heb daarom met Staatsbosbeheer
afgesproken, ten behoeve van toekomstige evaluaties overeenkomstig de
Wet en ten behoeve van de vijfjaarlijks op te stellen
normkostensystematiek, de werkelijke kosten van de overeengekomen
producten te registreren.
Voorts zal bij de eerstvolgende wettelijke rapportage aan de
Staten-Generaal die over vier jaar plaatsvindt, verantwoording worden
afgelegd over de nu doorgevoerde maatregelen.
Concurrentievervalsing
De Commissie heeft aanbevolen de commerciële activiteiten van SBB meer
dan nu in aparte eenheden onder te brengen, in het bijzonder die
activiteiten waar concurrentievervalsing aan de orde zou kunnen zijn.
Daarnaast dient er een transparante kostentoedeling te komen voor de
activiteiten in het algemeen en voor de inzet op het terrein van de
vermaatschappelijking.
Ik heb met Staatsbosbeheer afgesproken dat men voor een nog
transparantere kostentoedeling zal zorgdragen door de werkzaamheden
die vallen onder artikel 3, lid 6 van de Wet verzelfstandiging
Staatsbosbeheer, boekhoudkundig af te splitsen van de overige
werkzaamheden. Ook heb ik met Staatsbosbeheer afgesproken dat de
marktactiviteiten in overeenstemming worden gebracht met de
aangekondigde stappen en maatregelen in de brief aan de Tweede Kamer
van de ministers van Economische Zaken, Justitie en Bestuurlijke
vernieuwing over 'Regels omtrent marktactiviteiten van
overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege
over een bijzondere positie beschikken' van 12 februari 2004.
Sponsoring
De Commissie beveelt Staatsbosbeheer aan serieus onderzoek te doen
naar mogelijke additionele financieringsbronnen (loterijen). Het gaat
daarbij ook om sponsoring door bedrijven en het mee laten financieren
door provincies en gemeenten.
Een bredere financiële basis voor Staatsbosbeheer acht ik van belang;
daarmee kan de maatschappelijke betrokkenheid bij Staatsbosbeheer
worden vergroot. Ik steun Staatsbosbeheer bij initiatieven en acties
voor sponsoring. Uiteraard blijft het Rijk voor de invulling van de
overheidstaken van Staatsbosbeheer zijn verantwoordelijkheid houden.
Het gaat dus om additionele prestaties. Deze additionele prestaties
kunnen door met name andere overheden, als provincies en gemeenten of
particulieren worden gefinancierd. Wel wil ik opmerken dat de bijdrage
van sponsoring aan de totale financiële basis van Staatsbosbeheer niet
overschat moet worden. De verrichte inspanningen en behaalde
resultaten op het gebied van sponsoring zullen in het jaarverslag van
Staatsbosbeheer worden vermeld.
Tenslotte
Om u van de voortgang van mijn aangekondigde maatregelen op de hoogte
te houden en de afspraken die ik met Staatsbosbeheer heb gemaakt,
informeer ik u in de verantwoording over mijn begroting 2004.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Beleidsreactie rapport Commissie Evaluatie Staatsbosbeheer
(PDF-formaat, 109 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit