Nederlands Uitgeversverbond

Eerste Kamer aanvaardt nieuwe Auteurswet

Op maandag 5 juli 2004 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel ter implementatie van de Europese Auteursrechtrichtlijn zonder stemming en verdere opmerkingen aanvaard. De Tweede Kamer had het wetsvoorstel reeds op 19 februari 2004 aangenomen. De nieuwe Auteurswet zal in het Staatsblad worden geplaatst en treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit nader te bepalen tijdstip.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zijn nog enkele belangrijke vraagstukken aan de orde geweest, deels op instigatie van het NUV. De minister van Justitie heeft in zijn nadere memorie van antwoord bevestigd, dat naamsvermelding bij citaten alleen wordt gevergd als de naam van de maker in de bron voorkomt of om andere redenen bekend kan zijn. Verder blijft het toegestaan om korte werken en visuele werken (zoals foto's en tekeningen) geheel te citeren, mits aan de voorwaarden van artikel 15a wordt voldaan. Het citaatrecht is verruimd en er mag nu ook worden geciteerd in populaire fictie of in literaire werken, als het maar kritieken of recensies of soortgelijke uitingen betreft.
De minister heeft verder aangegeven dat het bibliotheken, musea en archieven niet is toegestaan om bij de voor raadpleging ter plekke elektronisch beschikbare werken een e-mailservice aan te bieden, zodat individuele leden van het publiek de beschikbaar gestelde werken naar hun eigen adres kunnen versturen. Dat laat onverlet dat het uitgevers en bibliotheken vrijstaat om hierover nadere afspraken te maken. Bibliotheken, musea en archieven mogen volgens de minister wel apparatuur ter beschikking stellen waarmee voor privé-gebruik kopieën kunnen worden gemaakt, maar mogen vervolgens niet in opdracht van natuurlijke personen kopieën gaan vervaardigen. De minister heeft toegezegd dat als blijkt dat de privé-kopie-exceptie in de praktijk leidt tot afbreuk aan de normale exploitatie van werken en op onredelijke wijze inbreuk wordt gemaakt op de legitieme belangen van rechthebbenden, er aanleiding is voor een heroverweging van de wijze waarop de privé-kopie-exceptie in artikel 16c is verankerd. Verder heeft de minister benadrukt dat de preserveringsexceptie niet is bedoeld om het bedrijfsleven een economisch voordeel te bieden, bijvoorbeeld via elektronische archivering met voorbijgaan aan de legitieme aanspraken van rechthebbenden, zoals uitgevers. Het moet gaan om het behoud van het culturele erfgoed. Het aanbieden van toegang tot een historisch archief, als onderdeel van de normale exploitatie van dagblad- en tijdschriftuitgevers, valt buiten het bereik van de preserveringsexceptie, die alleen het reproductierecht betreft en niet het openbaarmakingsrecht.
Tot slot heeft de minister nog opgemerkt dat de voorwaarde, dat het afbeelden van een kunstwerk dat bestemd is om permanent in een openbare plaats te worden geplaatst, toegestaan is zolang het gaat om een afbeelding van het kunstwerk 'zoals het zich daar bevindt', invulling geeft aan de drie-stappen-toets en richtlijnconform moet worden uitgelegd.