Politie Twente

                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
                     
Landelijk Parket     
Voorlichting         
                     
Posthumalaan 74      
Postbus 395          
3000 AJ Rotterdam    
                     
                     
Tel: (010) 4 966 966 
Fax: (010) 4 846 978 
                     
                     
www.landelijkparket.n
l                    
post@om.nl           
Rotterdam, 5 juli 2004

Onderzoek Rijksrecherche naar Tolteam en OM: Rechterlijke macht niet misleid

De Rijksrecherche heeft geen enkele onderbouwing gevonden voor de veronderstelling dat het Tolteam of medewerkers van het Openbaar Ministerie (OM) in het onderzoek naar de vuurwerkramp opzettelijk de rechterlijke macht hebben misleid. Dat is de uitkomst van het feitenonderzoek door de Rijksrecherche, dat is uitgevoerd onder leiding van het Landelijk Parket.

Een tussenrapportage van het Bureau Interne Zaken (BIZ) van de regiopolitie Gelderland-Midden maakte in november vorig jaar melding van de hypothese dat in het onderzoek naar de vuurwerkramp de rechterlijke macht opzettelijk was misleid. Burgemeester Mans van Enschede had als korpsbeheerder van de regiopolitie Twente opdracht tot dit onderzoek gegeven, omdat binnen en buiten de rechtszaal de professionaliteit van het Tolteam in twijfel was getrokken. De korpsbeheerder wendde zich destijds met de hypothese van het BIZ rechtstreeks tot de minister van Justitie. Het gevolg was dat de Coördinatie Commissie Rijksrecherche (CCR) opdracht gaf tot een feitenonderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vandaag toegelicht aan de leden van de driehoek (korpsbeheerder, hoofdofficier van justitie en korpschef) in Enschede.

De Rijksrecherche heeft in zijn onderzoek gebruik gemaakt van alle gegevens waarover het BIZ beschikte. Op basis van een analyse en reconstructie van deze informatie zijn vervolgens getuigen gehoord en is verder administratief en digitaal onderzoek gedaan. Onder de getuigen bevonden zich de rechercheurs Paalman en De Roy van Zuydewijn, die ernstige kritiek hebben geuit op het functioneren van het Tolteam.

Geheim onderzoek

Door de BIZ-rapportage loopt als een rode draad de mogelijkheid van een geheim onderzoek tegen verdachte A. de Vries, voorafgaande aan diens eerste verhoor op 21 november 2000. De Vries is eerst als getuige gehoord. Het BIZ stelt dat hij echter als verdachte moest worden aangemerkt en hem de cautie - verdacht en niet tot antwoorden verplicht - had moeten worden aangezegd. Een 'select' aantal rechercheurs zou voor die datum betrokken zijn geweest bij opsporingshandelingen tegen De Vries. Hun werkzaamheden zouden zij bovendien hebben verwerkt in een afgeschermd 'journaal'. Het onderzoek van de Rijksrecherche wijst uit dat geen sprake was van een geheim opsporingstraject. Het gehele Tolteam en het openbaar ministerie waren op de hoogte of hadden het kunnen zijn dat vanaf eind oktober of begin november 2000 een onderzoek was gestart naar De Vries. De werkzaamheden van de rechercheurs brachten niet met zich mee dat De Vries bij zijn eerste verhoor de status van verdachte had moeten krijgen.

Onrechtmatig bewijs

De Rijksrecherche heeft onderzoek gedaan naar de stelling dat het bewijs tegen verdachte De Vries mogelijk onrechtmatig is verkregen. Ook is onderzoek gedaan naar het mogelijk antedateren of willens en wetens achterhouden van een proces-verbaal om zodoende De Vries te kunnen vasthouden in voorlopige hechtenis. In een proces-verbaal van 26 april 2001 trok een rechercheur van het Tolteam de conclusie dat het niet aannemelijk was dat De Vries de gebruiker was van een mobiele telefoon, waarmee kort voor en na de vuurwerkramp in het rampgebied was gebeld. Een dag later, tijdens een pro-forma zitting van de rechtbank op 27 april 2001, voerde de officier van justitie onder andere het onderzoek naar de gsm aan als grond voor het voortduren van de voorlopige hechtenis van De Vries. De getuigenverklaringen die de rechercheur had gebruikt voor zijn analyse bevonden zich in het dossier. De rechterlijke macht kon er kennis van nemen. Het 'gsm-verbaal' is pas enkele maanden later aan het dossier toegevoegd. Toen was bekend geworden dat De Vries de telefoon niet had gebruikt op de dag van de vuurwerkramp. Volgens de Rijksrecherche is het proces-verbaal niet geantidateerd. Uit stemherkenning is op 28 september 2001 gebleken dat iemand anders de gsm had gebruikt ten tijde van de vuurwerkramp. De Rijksrecherche onderzocht verder de door het BIZ opengehouden mogelijkheid dat telefoongesprekken van De Vries werden opgenomen en uitgeluisterd voordat hij formeel verdachte werd. Uit het ingestelde onderzoek valt echter op geen enkele wijze op te maken dat in 2000 telecommunicatie van De Vries is getapt.

Rode sportbroek

Het BIZ heeft de conclusie getrokken dat door een aantal medewerkers van het Tolteam en de regiopolitie Twente niet professioneel is omgegaan met een in beslag genomen rode sportbroek. Over deze sportbroek is veel te doen geweest. Er zou gekheid mee zijn uitgehaald. De sportbroek - een belangrijk bewijsmiddel in de strafzaak - zou door een van de rechercheurs zijn aangetrokken of op het hoofd gezet. Dat is door deze rechercheur altijd met klem ontkend. Uit het onderzoek door de Rijksrecherche is naar voren gekomen dat de rechercheur het sportbroekje uit de verpakking heeft gehaald. Er is niet gebleken dat hij het ook heeft aangetrokken of op zijn hoofd heeft gezet, zoals zijn collega's Paalman en De Roy van Zuydewijn onder ede bij het gerechtshof in Arnhem hebben verklaard. Uit alle door leden van het Tolteam opgemaakte processen-verbaal en afgelegde verklaringen over het rode sportbroekje heeft de Rijksrecherche geen ondersteuning gevonden voor de beweringen van Paalman en De Roy van Zuydewijn. Rechercheur Paalman kwam tegenover de Rijksrecherche terug op zijn verklaring bij het gerechtshof. Hij zei niet te hebben gezien dat zijn collega het sportbroekje aantrok.

Door de Rijksrecherche is voor de veronderstellingen in de BIZ-rapportage geen onderbouwing gevonden. Daarbij moet opgemerkt worden dat het onderzoek van het BIZ in november 2003 nog in volle gang was. Het rapport van 16 november 2003 was slechts een voortgangsrapportage aan de opdrachtgever. Uit het feitenonderzoek door de Rijksrecherche is niet gebleken dat niet integer is gehandeld door het Tolteam of medewerkers van het OM.

--------------------------------------------------------------------------------------