LEI

persbericht / nr. 1779

6-juli-2004

Kansen voor 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in meer gebieden

Een 'Ruimte voor Ruimte'-regeling kan ook buiten reconstructiegebieden de kwaliteit van het landelijk gebied verbeteren. Dat concluderen LEI en Alterra (onderdelen van Wageningen UR) op grond van een onderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van LNV. De regeling maakt het mogelijk om stallen en andere bedrijfsgebouwen in het landelijk gebied, zoals verspreide kassen, af te breken en de kosten daarvan te dekken door de bouw van woningen. Ze is speciaal ingesteld voor reconstructiegebieden, maar LEI en Alterra zien bredere toepassingsmogelijkheden. Het onderzoek zet de voorwaarden daarvoor op een rij. De mogelijkheden om de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in te zetten als financieringsinstrument voor verbetering van de kwaliteit van het landelijk gebied zijn groter naarmate de woningbouwmogelijkheden in een regio beperkter zijn.

Reconstructiegebieden
De 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is oorspronkelijk ontworpen voor de reconstructiegebieden. Het slopen van leegstaande bedrijfsgebouwen in het landelijk gebied verbetert de landschappelijke kwaliteit zonder dat dit leidt tot uitgaven voor de overheid. De sloop wordt namelijk gefinancierd uit de verkoop van kavels voor woningbouw, bovenop de reeds toegewezen woningbouwcontingenten. Dit verhoogt voor gemeenten de aantrekkingskracht van de regeling. In het gebied van de voormalige regiodirecties Noord en Zuidwest van het Ministerie van LNV (thans Directie Regionale Zaken West en Noord) liggen geen reconstructiegebieden. Toch wilden deze directies graag weten of de regeling ook in hun regio's een oplossing kan bieden voor ruimtelijke problemen. Dat vormde de aanleiding voor het onderzoek.

Bouwen op de kavel?
Als de overheid de regeling in een bepaald gebied wil toepassen, is het belangrijk om te starten vanuit de specifieke problemen van die regio. Daarna moet zij vaststellen wat ze met een 'Ruimte voor Ruimte'-regeling wil bereiken. Bij de verdere invulling komt onder meer de vraag aan de orde of de compensatiewoningen alleen worden toegestaan aan de rand van een bestaande woonkern of ook op de kavel van het gesloopte bedrijfsgebouw. Laatstgenoemde optie vergroot de kans op succes van de regeling, maar is niet overal mogelijk, bijvoorbeeld niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Wat betreft de regie bevelen de onderzoekers aan om een onderscheid te maken tussen kaderstellende en uitvoerende regie. De kaderstellende regie zou bij de provincie moeten liggen, aansluitend op het algemene ruimtelijke ordeningsbeleid. De uitvoerende regie hoort bij de gemeenten. Zij moeten bestemmingsplannen aanpassen, bouw- en sloopvergunningen verstrekken en kavels aanleveren.

Vraag naar woningen belangrijkste succesfactor
Het succes van de regeling staat of valt met de schaarste aan woningen op het platteland. Als er al genoeg aanbod van woningen is, zullen de ruimte voor ruimte- kavels minder snel verkocht worden en komt de financiering van de sloopkosten van bedrijfsgebouwen niet rond. Voor alle partijen is het dan minder aantrekkelijk om de regeling in te voeren. Eén van de beleidsmaatregelen uit de Nota Ruimte betreft het loslaten van het landelijke restrictieve woningbouwbeleid. Omdat hierdoor de schaarste aan woningen op het platteland vermindert, verkleint deze maatregel de toepassingsmogelijkheden van een 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.

---

Perspectief 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Het rapport bestellen 'rapport 4.04.04'.