Nederlands Uitgeversverbond

Mededinging versus auteursrecht

Op verzoek van de rechtbank te Frankfurt heeft het Europese Hof van Justitie zich op 29 april 2004 wederom ten principale uitgesproken over de toetsing van het intellectuele eigendomsrecht aan het mededingingsrecht. Het mededingingsrecht is er immers in beginsel op gericht om monopolieposities te voorkomen, terwijl een intellectueel eigendomsrecht als het exclusieve auteursrecht de rechthebbende in beginsel een monopoliepositie biedt. Het auteursrecht geldt dan ook als een uitzondering op het mededingingsrecht, maar het mededingingsrecht stelt wel randvoorwaarden aan de uitoefening van het auteursrecht.
Volgens het Hof kan een rechthebbende van een intellectueel eigendomsrecht (ie-recht) onder bijzondere omstandigheden worden gedwongen om een gebruikslicentie te verlenen:

* In de eerste plaats moet het betreffende ie-recht onmisbaar zijn voor het product of dienst dat de potentiële licentienemer wil leveren aan zijn klanten. Relevante factoren, om die onmisbaarheid vast te stellen, zijn de mate waarin de potentiële licentienemer zelf investeert in de ontwikkeling van het gewenste recht en desbetreffende product of dienst en de hoogte van de kosten (vooral aan de kant van de klanten van de potentiële licentienemer) om een alternatief product of alternatieve dienst aan te schaffen.

* In de tweede plaats moet de potentiële licentienemer een nieuw product of nieuwe dienst willen leveren die niet wordt geboden door de eigenaar van het ie-recht, terwijl daarvoor wel een potentiële vraag vanuit de markt is.

* In de derde plaats moet de weigering van de eigenaar van het ie-recht om een licentie te verlenen niet gerechtvaardigd zijn door objectieve redenen.

* De vierde voorwaarde om bij uitzondering te besluiten tot een dwanglicentie is, dat de weigering van eigenaar van het ie-recht om een licentie te verlenen zodanig is dat hij volledige markt voor de desbetreffende dienst of product voor zichzelf reserveert door elke concurrentie op die markt te elimineren via de uitoefening van zijn ie-recht.

Deze uitspraak bevestigt in feite de voor dit vraagstuk beroemde Magill-zaak uit 1991, waarin omroepgegevens in licentie moesten worden verleend aan uitgever Magill, omdat hij dan in Ierland voor een uniek product kon zorgen, namelijk een omroepgids met het totale programma-aanbod in één televisiegids. De omroepen weigerden aanvankelijk de licentie en brachten ieder een eigen gids uit met alleen de gegevens van de desbetreffende omroep. Maar de voorwaarden voor het opzij zetten van de exclusieve auteursrechtlicentie zijn zwaar en zullen slechts in dergelijke uitzonderlijke gevallen tot een dwanglicentie op grond van het mededingingsrecht leiden.