Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Commissie EU inventariseert mogelijke relaties Nederlandse Antillen en Aruba en Nederland

8 juli 2004

De Commissie Europese Unie, onder leiding van oud-ambassadeur Ronald van Beuge, heeft haar opdracht voltooid. De inventarisatie van gevolgen van de verschillende mogelijke relaties van de Nederlandse Antillen en Aruba met de EU is afgerond. Op 7 juli is het eindrapport in Aruba door de voorzitter aangeboden aan de regeringen van de drie landen.

De Commissie is door de drie regeringen op 16 januari van dit jaar ingesteld. Op constructieve wijze is door de drie landen van het Koninkrijk samengewerkt om alle benodigde informatie op een rij te zetten. Het rapport schetst de verschillende opties en vervolgens worden de LGO-status (landen en gebiedsdelen overzee, deze status heeft men op dit moment. Men wordt niet als derde landen beschouwd, maar tegelijkertijd maakt men ook geen deel uit van de interne markt) en UPG-status (ultraperifere gebieden zijn gebieden die niet binnen Europa liggen, maar wel onderdeel zijn van een EU-lidstaat en waarop in principe het hele EG-verdrag van toepassing is) thematisch vergeleken. Ook worden de gevolgen voor het functioneren van het Koninkrijk beschreven. · De commissie benoemt LGO of UPG als realistische opties op dit moment. Bijzondere overeenkomsten verschillen sterk van aard, waardoor het moeilijk is om hier uitspraken over te doen, en voor ACS status (associatie met ontwikkelingslanden in Afrika, Caraïbisch gebied en Stille Oceaan (geldt alleen voor onafhankelijke staten) is onafhankelijkheid vereist. · De commissie twijfelt er niet aan dat de bijzondere associatie van de EU met de LGO blijft bestaan zolang er niet-Europese landen en gebieden zijn met een bijzondere band met een van de EU-lidstaten. · De commissie heeft geen overtuigende financiële en economische voordelen voor Nederlandse Antillen en Aruba bij een overgang naar UPG-status kunnen vaststellen; een voorlopige schatting geeft aan dat het saldo op termijn eerder negatief zal zijn. · De commissie is van mening dat de Nederlandse Antillen en Aruba bij een overgang naar UPG-status de Euro, in ieder geval op termijn, zullen moeten invoeren. · De keuze voor de gewenste status is uitdrukkelijk een politieke keuze die niet op basis van een boekhoudkundige rekensom kan worden gemaakt. · Bij eventuele integratie in de EU zullen Nederlandse Antillen en Aruba moeten zorgen voor implementatie en handhaving van de totale EU-regelgeving. Dit legt een zwaar beslag op de capaciteit bij de landen, aldus de commissie. De commissie noemt het een illusie om te denken dat de verhoudingen binnen het Koninkrijk wezenlijk onveranderd zouden kunnen blijven; de autonomie van de Nederlandse Antillen en Aruba zou onder grote druk komen te staan. Wijziging van het Statuut bij keuze voor UPG is vrijwel onontkoombaar; het huidige toezichtsinstrumentarium is niet adequaat, evenmin als de coördinatie- en besluitvormingsstructuur. · Er is ook bij behoud van de huidige LGO-status reden om te werken aan een scenario waarbij de Nederlandse Antillen en Aruba en het Koninkrijk ernaar zouden streven de mogelijkheden van de LGO-relatie beter te benutten. Men noemt dit LGO-plus. Het Koninkrijk zou hiertoe concrete plannen moeten maken. · Het is volgens de commissie voorstelbaar dat het ene land kiest voor behoud van de LGO-status en het andere voor de UPG-status, hoewel dat gecompliceerd zal zijn. De situatie dat het ene eilandgebied van de Nederlandse Antillen opteert voor UPG en het andere voor LGO is volgens de commissie onverenigbaar met de eenheid van het land. Wel zouden bij een keuze van Aruba en/of gehele Nederlandse Antillen voor UPG-status in theorie enigszins gedifferentieerde regimes kunnen worden nagestreefd. · Een keuze voor UPG-status wordt niet onomkeerbaar geacht; het zal ook niets veranderen aan het recht op zelfbeschikking. Minister de Graaf voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, minister-president Ys van de Nederlandse Antillen en minister-president Oduber van Aruba zullen ieder het rapport aan het eigen parlement aanbieden. Het integrale rapport is te vinden op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ( www.minbzk.nl).