Partij van de Arbeid


Stafdienst Voorlichting telefoonnummer 070-3183040


Den Haag, 9 juli 2004


Vragen van het lid Bussemaker (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


over de wet leeftijdsdiscriminatie


1. Bent U bekend met de inhoud van richtlijn 2000/78/EG van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, waarop de Nederlandse Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (28 170) van 1 mei 2004 is gebaseerd?


2. Is het U bekend dat het op grond van voornoemde EG-richtlijn niet is toegestaan het reeds bestaande beschermingniveau te verlagen (overweging 28 en artikel 8 lid 2 richtlijn), en oudere werknemers dus niet benadeeld mogen worden in hun huidige rechten?


3. Kunt U verklaren waarom deze belangrijke bepaling niet in wet 28 170 is verwerkt? Kan daar anders uit worden geconcludeerd dan dat de richtlijn op dit punt niet op de juiste wijze in nationaal recht is omgezet?


4. Naar aanleiding van door mij eerder in 2004 gestelde vragen over de toelaatbaarheid van benadeling van oudere werknemers door hun werkgevers ten aanzien van lichamelijke belasting en arbeidstijden, antwoordde U toen dat in in beide gevallen de rechter die kwestie dient te beoordelen. Bent u het eens met de visie, dat de rechter die beoordeling in dit geval niet slechts zal gaan uitvoeren aan de hand van de wet, maar dat hij tevens de wet zal moeten uitleggen in het licht van doel en bewoordingen van de richtlijn. Met andere woorden, dat hij de wet richtlijnconform dient te interpreteren?


5. Is het u bekend, dat in geval de rechter oordeelt dat de richtlijn niet op de juiste wijze in nationaal recht is omgezet, de lidstaat aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die de burger daardoor lijdt?


6. Bent u, op grond van het voorgaande, bereid om op korte termijn met een reparatiewet te komen, waardoor een aanvulling van wet 28 170 tot stand komt in de zin van artikel 8 lid 2 van de richtlijn, opdat aldus voornoemde aansprakelijkheidstelling van de staat kan worden voorkómen?


7. Hoe verhoudt een mogelijke verslechtering van het sociale beschermingsniveau van oudere werknemers, bijvoorbeeld door de verplichting tot verrichten van nachtarbeid of fysiek zware arbeid tot de leeftijd van (pre-)pensioen, zich tot de wens van de regering de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen?