VVD



9 jul 2004 -

Vragen VVD over een mogelijke humantaire interventie in Soedan

De VVD-Tweede-Kamerleden Wilders, Szabó en Hirsi Ali hebben naar aanleiding van het humanitaire drama in de Soedanese provincie Darfur vragen gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Het drietal vraagt de bewindslieden of een meer drastische internationale aanpak van de situatie in Soedan vereist is. De VVD wil ook van de ministers weten - gezien het huidige EU-voorzitterschap - of er meer aangestuurd kan worden op sancties die verder gaan dan tot dusver is besproken. De drie liberalen denken dan aan sancties zoals het bevriezen van banktegoeden van leden van het Soedanese regime. Hieronder treft u de vragen.
Vragen van de leden Wilders, Szabó en Hirsi Ali (allen VVD) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking over een mogelijke humanitaire interventie in Soedan


1. Deelt u de mening dat de inmiddels genoemde cijfers over de gevolgen van de wandaden van de arabische Janjaweed-milities in de Soedanese provincie Darfur (30.000 doden, 350.000 mensen in levensgevaar, meer dan 1,2 miljoen vluchte-lingen binnen Soedan en 130.000 vluchtelingen aan de grens met Tsjaad) zodanig zijn dat een meer drastische internationale aanpak van de situatie in Soedan vereist is? Heeft u reeds 'een algemeen omschreven begrip en verklaring' voor de misstanden in Darfur gevonden, anders dan de term genocide? Onderkent u dat t.a.v. Srebrenica werd gesproken over genocide terwijl het aantal slachtoffers vele malen kleiner was?


2. Deelt u de mening dat de toenemende stroom aan informatie en het karakter daarvan inmiddels aanleiding geven om veel verdergaande stappen te zetten dan morele appèls aan het Soedanese regime, het sturen van internationale waarnemingsmissies, het instellen van een no-fly zone e.d.?


3. Staat u nog steeds op het standpunt dat de scheidslijn tussen het reguliere Soeda-nese leger en de Janjaweed uiterst dun is en dat de Janjaweed-milities soldij ontvangen, rondlopen in legeruniform en nauw samenwerken met het reguliere leger?
4. Is de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen nog steeds niet verder gekomen dan een oproep tot een staakt-het-vuren en het beklemtonen van de verantwoordelijkheid van de Soedanese regime voor het beschermen van de burgerbevolking, het ontwapenen van de betreffende milities en het toelaten van humanitaire hulpverlening?


5. Wordt thans in de Veiligheidsraad gesproken over een resolutie waarin met name wordt gesproken over maatregelen tegen de betreffende milities maar niet over maatregelen tegen het Soedanese regime?


6. Moet nog steeds worden gewacht op een algeheel vredesakkoord waarbij de VN dan over een paar maanden klaar zouden zijn met de ontplooiing van een VN-troepenmacht waarbij dan bovendien de instemming nodig zal zijn van de partijen?


7. Meent u dat dit soort reacties nog adequaat is in relatie tot het humanitaire drama dat zich in Darfur voltrekt?


8. Bent u bereid om, juist ook als voorzitter van de Europese Unie, internationaal een lans te breken voor ('smart') sancties die verder gaan dan de sancties waarover thans kennelijk wordt gesproken, waarbij ook gedacht kan worden aan het bevriezen van banktegoeden van leden van het Soedanese regime e.d. en waarbij bovendien een internationale 'humanitaire interventie' tot de mogelijkheden behoort?


9. Wilt u deze vragen binnen een week beantwoorden?

9 juli 2004