Ministerie van Justitie

Persbericht

Minister Donner in brief aan Kamer: ´Naar een slagvaardiger rechtspleging´
12 juli 2004

Nederland kent een slagvaardige rechtspleging, die -internationaal bezien betrekkelijk klein is. Deze rechtspleging functioneert relatief snel en doelmatig, mede door een rijk geschakeerd stelsel van buitengerechtelijke voorzieningen. Maar de slagvaardigheid kan bevorderd worden door ondermeer te stimuleren dat belanghebbenden, meer dan tot nu toe het geval is, zich wenden tot alternatieve vormen van geschilbeslechting. Uit onderzoek is gebleken dat in de samenleving een aanzienlijk potentieel aan zelfredzaamheid aanwezig is. Dit potentieel moet zoveel mogelijk gemobiliseerd worden.

Dat schrijft minister Donner in een brief aan de Tweede Kamer. Tegelijk
met die brief heeft hij het WODC-rapport 'Geschilbeslechtingsdelta' meegestuurd.

De minister streeft naar een bruikbare rechtsorde waarin voor elk type geschil een passende voorziening beschikbaar is. Het gaat daarbij om het stimuleren van buitengerechtelijke geschiloplossing (mediation, arbitrage en bindend advies), om de introductie van de bestuurlijke boete en in het strafrecht om de uitbreiding van de afdoeningsbevoegdheid door het OM.

De rechter moet alle faciliteiten hebben om zijn grondwettelijke taak goed te kunnen uitoefenen. Dit kan door een betere benutting van de zittingscapaciteit, zoals onlangs tot stand gebracht via een wijziging van het Besluit nevenvestigings- en zittingsplaatsen. De minister is voornemens om in de Wet RO een bepaling op te nemen die het mogelijk maakt dat op ressortsniveau gerechten gaan samenwerken bij zowel de behandeling van zaken als bij de bedrijfsvoering.

In het strafprocesrecht is de minister bezig procedures te stroomlijnen. Hij heeft daartoe vier wetsvoorstellen bij de Kamer ingediend: de vereenvoudiging van de bewijsmotivering bij bekennende verdachten, het horen van getuigen, aanpassing van de regeling voor de voorlopige hechtenis en de doorzoeking in het kader van een buitengerechtelijk onderzoek. Binnenkort komt de minister met een wetsvoorstel waarbij het telehoren in het strafrecht mogelijk wordt gemaakt.

In voorbereiding is ook een wetsvoorstel dat het hoger beroep in strafzaken anders gaat inrichten. In eerste aanleg veroordeelden moeten straks eerder en duidelijker aangeven waartegen hun beroep gericht is. Ook hierdoor kan de rechtspraak slagvaardiger worden.

Eenzelfde wijziging zal ook in het bestuursprocesrecht worden aangebracht. Van burgers en bedrijven mag worden verwacht dat zij doelmatiger en gerichter gaan procederen. Om te bezien op welke wijze het hoger beroep kan worden gestroomlijnd heeft de minister opdracht gegeven voor een rechtsvergelijkend onderzoek naar het functioneren van de hoger beroepsprocedure in een aantal EU-lidstaten.

Nog dit jaar komt het kabinet met een standpunt over de vraag of de competentiegrens van de kantonrechter in handelszaken verder verhoogd moet worden. Doelstelling van een eventuele verhoging is het vergroten van de mogelijkheid om zonder verplichte procesvertegen-woordiging te procederen en zo de doorlooptijden te bekorten.

De rechter verricht naast zijn grondwettelijke taken vele taken die hem door de jaren heen bij wet zijn opgedragen: de zogeheten 'non judiciële taken'. Om een goed inzicht in de aard en de omvang van die taken te krijgen heeft de minister aan het WODC gevraagd terzake een onderzoek in te stellen. De rapportage wordt over enkele maanden verwacht.

De slagvaardigheid van de rechtspraak hangt ook nauw samen met de kwaliteit van de Europese regelgeving en met de snelheid waarmee prejudiciële vragen door het Hof in Luxemburg worden beantwoord. De minister zal in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap voorstellen presenteren voor een betere doorwerking van EG-jurisprudentie op nationaal niveau. De nationale rechter moet beter in staat gesteld worden het nationale recht toe te passen in het licht van het EG-recht. Dat kan leiden tot een lastenverlichting voor het Hof in Luxemburg.